History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 48

In de 12e en 13e eeuw sprak men van lijfeigenen d.i. personen wiens lichaam een soort eigendom was van de heer. In de late middeleeuwen (14e-15e eeuw) en in de moderne tijden (16e-17e-18e eeuwen) evolueerde dit begrip in gunstige zin voor de bewoners van de heerlijkheid, maar de volledige persoonlijke vrijheid werd nooit bereikt. - In een heerlijkheid konden ook mensen wonen die persoonlijk wel vrij waren door geboorte uit vrije ouders - toch moesten ze het overheidsgezag van de heer erkennen en waren aan bepaalde heerlijke rechten onderworpen. Juridisch was er dus een verschil tussen vrije en horige mensen in de heerlijkheid maar sociaal-economisch niet. 8. Heerlijke rechten. De heerlijke rechten zijn een typisch voorbeeld van de omzetting van feitelijke macht in gevestigd recht. In de loop van de eeuwen legden de heren aan hun onderdanen een aantal prestaties op, die dan uitgroeiden tot gevestigde heerlijke rechten, die aan het heerlijk gezag verbonden, ten slotte algemeen erkend werden. De heren kenden zich eenvoudig weg een aantal rechten toe; deze heerlijke rechten verschilden van plaats tot plaats. De meest algemene waren: - De heer had het monopolie om in zijn heerlijkheid te jagen, aan vis- en vogelvangst te doen; hij had ook plantrecht of recht om langs de openbare wegen bomen te planten. - De heer legde zijn horigen jaarlijkse prestaties op: iedere houder van cijngrond moest de op zijn grond gevestigde cijns of heerlijke rente betalen in geld of natura. Hierbij kwamen ook nog de herendiensten of k arweien de zg. hand- en spandiensten door de horige te verrichten op de landen van de heer, onderhouds- en herstellingswerken aan het kasteel, aan wegen of bruggen. - Typische heerlijke rechten waren ook de verschillende mutatierechten op goederen die geheven werden wanneer een goed door overlijden of verkoop, in andere handen overging: - het recht van doodkoop werd geheven bij overgang van rentegronden ingevolge vererving - het recht van wandelkoop werd geheven bij overgang van rentegronden ingevolge verkoop - het recht van de dode hand (mortemain) en beste hoofd. Aanvankelijk hadden de Heren recht op de "halve have" of de helft wat de horigen aan roerend goed nalieten. Op het einde van de middeleeuwen (14-15e eeuw) was dit recht beperkt tot het beste hoofd, meubel of kateil uit de roerende nalatenschap. Dit kon door de erfgenamen ook afgekocht worden. - het uitgangsrecht dat diende betaald door horigen als ze vertrokken uit de heerlijkheid naar aanleiding van hun huwelijk. - de collatie of het recht van benoeming die de heer bezat voor sommige ambten: koster, schoolmeester, grafmaker, kerkmeester, enz. - het recht van auditie verleende aan de heer de bevoegdheid de rekeningen van instellingen (b.v. parochie - armen) na te zien. - het recht van preminentie verleende aan de heer een zitbank in de kerk. De heerlijkheden werden met heel hun nasleep van heerlijke rechten afgeschaft bij de Franse revolutie. Het gezag en de voorrechten van de heren moesten verdwijnen omdat ze onverenigbaar waren met de moderne denkbeelden van burgerlijke gelijkheid en individuele vrijheid die in de 18e eeuw opkwamen. ( Noot: Prof. Dr. Jan Van Rompaey: De heerlijkheid als heem van onze voorouders. Ons Heem, jg. 29 (1975), nr. 4, blz. 125-135 ) In de lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst vinden we een beknopt overzicht van de rechten die de heren (vrouwen) van Okegem en Idevoorde bezaten. ( Noot: J. Van Twembeke: Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst - Oostvlaams Verbond van de kringen voor Geschiedenis. Voorlichtingreeks.) 48