History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 45
4. Heren en heerlijkheid van Okegem en Idevoorde.
Een 'heerlijkheid' was een bepaald grondgeied waarvoor iemand - "de heer" - van rechtswege en in eigen naam
overheidsgezag uitoefende.
Vorstendommen ( zoals graafschappen, hertogdommen, enz...) en heerlijkheden zijn in dezelfde periode en in
dezelfde historische omstandigheden ontstaan, nl. in de loop van de 10de - 11de eeuw, ingevolge het sterke verval van
het geag van de Karolingische vorsten.
De uitholling van het staatsgezag van de 9de eeuw is te wijten aan een ontwikkeling in de feodaliteit ( leenstelsel ) en
meer in het bijzonder aan heterfelijk worden van ambten van gouwgraaf in het grote Karolingische Rijk.
Door die toestand komen sommige gouwgraven zich tot echte territoriale vorsten opwerken. Het graafschap
Vlaanderen ontstond op die wijze, maar ook vestigden talloze heren hun persoonlijke gezag over kleinere gebieden
die dan heerlijkheden werden. ( Noot: J. Van Rompaey : De heerlijkheid als heem van onze voorouders, Ons Heem
1975 )
We horen het eerst over de heren van onze streken spreken op het einde van de 11de eeuw, na de naasting van het
gebied tussen Schelde en Dender bij het graafschap Vlaanderen ( zie hoger ).
Ten gevolge van welke gebeurtenissen zij hier aan de macht kwamen is onbekend. Bronnen uit vroege tijden, die ons
hierover zouden kunnen inlichten ontbreken.
De heren waren grondbezitters en over hun dienstlieden of lijfeigenen hadden zij uitgebreide macht. Ze moesten
weliswaar aan hun lijfeigenen de nodige bestaansmiddelen verschaffen, maar zij konden ze verkopen met de grond
waarop ze leefden en na hun dood keerde hun bezit geheel of gedeeltelijk terug naar de heer. in de loop der tijden,
onder invloed van de godsdienst, van de sociaal-economische evolutie kwam hierin, gelukkig maar, een grote
verandering. (Noot: H. Van Gassen : Geschiedenis van Ninove II, blz. 11 )
De feodale heren waren ook belust op gebieds- en machtsuitbreiding. Ze leefden veelal in onmin met hun naburen.
Deze lokale twisten gingen gepaard met roof van paarden en vee en brandstichting.
In een van die feodale oorlogen moest Boudewijn van Aalst het onderspit delven tegen Amelrik II en de Ninovieters
toen hij na het afbranden van de villa Okegem zijn buit in veiligheid meende te voeren naar Aalst. Boudewijn werd
als gevangene naar Ninove gebracht. ( Noot: H. Van Gassen : Geschiedenis van Ninove II, blz. 41 )
45