History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 188

Adolf Daens Bron: Luc DELAFORTRIE : “Twintig eeuwen Vlaanderen” Kort overzicht Adolf Daens werd geboren te Aalst op 18 december 1839. Humaniorastudie aan het jezuïetencollege te Aalst. Trad in bij de jezuïeten in 1859. Verliet tweemaal de orde en trad in 1871, met de toestemming van zijn oversten, definitief uit. Tot priester gewijd in 1873, werd hij in 1876 onderpastoor te St.-Niklaas en in 1878 te Kruishoutem. Daar hij zich, door zijn opleiding, meer geschikt achtte voor het onderwijs, werd hij retoricaleraar aan het bisschoppelijk college te Oudenaarde en nadien aan het H.Maagdcollege te Dendermonde (1879-1888). De bisschop van Gent stelde hem toen voor opnieuw in pastorale dienst te treden, als onderpastoor te Drongen. Hij heeft dit niet aanvaard, omdat het hem moeilijk viel op 50-jarige leeftijd opnieuw als onderpastoor te beginnen. De bisschop liet hem toen zonder functie. Nadat hij privélessen had gegeven bij de familie Callebaut te Wieze, kwam Adolf, zonder vast kerkelijk ambt, bij zijn broer Pieter te Aalst inwonen en hielp deze bij de redactie van diens weekbladen. In 1893 stelde Adolf Daens het programma op van de nieuw op te richten Christene Volkspartij. Hij zocht naar samenwerking met de conservatieve Katholieke Partij, die op dat ogenblik het bewind in handen had, maar dit bleek onmogelijk, vooral door de halsstarrigheid van haar voorzitter Charles Woeste. De Christene Volkspartij nam aan de verkiezingen van oktober 1894 deel, met A dolf Daens als eerste kandidaat op de lijst. Wegens 'vergissingen' werd hij niet verkozen, maar de Kamer gelastte een nieuwe verkiezing voor het arrondissement Aalst, waardoor hij op 9 december 1894 kamerlid werd (tot 1898). De bisschop had intussen zijn openbaar optreden afgekeurd en hem verboden de mis op te dragen. In 1895 werd Adolf Daens naar Rome geroepen, maar hij bleef zijn actie voortzetten. Onder de druk van de conservatieven, trof de bisschop van Gent, mgr. A. Stillemans, herhaaldelijk maatregelen tegen hem en gebood hem zelfs het priesterkleed af te leggen. Adolf Daens ging daar echter niet op in. In 1902 werd hij kamerlid voor het arrondissement Brussel, maar in 1906 werd hij niet herkozen. Reeds jaren lijdend aan een hartkwaal, overleed Daens op 14 juni 1907, na zich te hebben onderworpen aan de beschikkingen van zijn bisschop. De Christene Volkspartij zette de strijd voort tot aan de Eerste Wereldoorlog. Nadien versmolt ze met 'Het Vlaamsche Front'. Uitvoerig Het optreden van priester Adolf Daens heeft in zijn tijd veel beroering gewekt en geeft nu nog stof tot tegenstrijdige interpretaties.Daens wilde de doorbraak van de christen-democratie en, daarin geïnspireerd door de encycliek Rerum novarum, ten spoedigste sommige hoogst noodzakelijke sociale voorzieningen afdwingen. Zijn optreden moet gezien worden in het licht van de sociale toestanden die op dat ogenblik heersten. Altijd heeft hij zich strikt gehouden aan de christelijke sociale leer. Op dat punt werd hem nooit iets ten laste gelegd, evenmin als wegens zijn persoonlijk gedrag. Het grootste bezwaar dat tegen hem werd aangevoerd was, dat hij in een afzonderlijke partij optrad, tegen de destijds overheersende conservatieve Katholieke Partij, die de steun had van de bisschoppen en van Rome. De katholieken, die pas de schoolstrijd hadden gevoerd en de regering in handen hadden, konden moeilijk een scheuring in de katholieke gelederen aanvaarden. De katholieke regering bleef echter ten achteren én in het toepassen van Rerum novarum én in het nastreven van een vooruitstrevende sociale politiek. Men diende bovendien rekening te houden met het opkomende socialisme. Priester Daens meende in geweten (en daarover kan geen twijfel bestaan) dat hij de strijd toch moest doorzetten. Hij was bereid met de socialisten tot samenwerking te komen om een sociale wetgeving tot stand te brengen, maar hij heeft herhaaldelijk verklaard dat hij het niet eens kon zijn met de houding van de socialisten ten opzichte van de godsdienst. 188