Het Verband 2014-1 | Page 15

FISCAAL EN SOCIAAL NIEUWS 1STE KWARTAAL | 2014 Anciënniteit Opzeggingstermijn Minder dan 3 maanden 1 week Tussen 3 en minder dan 6 2 weken maanden Tussen 6 en minder dan 12 3 weken maanden Tussen 12 en minder dan 18 4 weken maanden Tussen 18 en minder dan 24 5 weken maanden Tussen 2 en minder dan 4 jaar 6 weken Tussen 4 en minder dan 5 jaar 7 weken Tussen 5 en minder dan 6 jaar 9 weken Tussen 6 en minder dan 7 jaar 10 weken Tussen 7 en minder dan 8 jaar 12 weken Vanaf 8 jaar 13 weken Van deze nieuwe opzeggingstermijnen kan niet langer afgeweken worden op het niveau van het paritair (sub) comité, zoals dat vroeger regelmatig gebeurde. Afwijkende termijnen op ondernemingsniveau of in de individuele arbeidsovereenkomst zijn wel nog mogelijk, op voorwaarde dat zij in gunstigere termijnen voor de werknemers voorzien. De opzeggingstermijnen: de overgangsregels De nieuwe opzeggingstermijnen gelden dus niet voor werknemers wiens arbeidsovereenkomst vóór 1 januari 2014 een aanvang genomen heeft, wat op vandaag nog het gros van de werknemers is. Voor hen bestaat er een overgangsregeling. Deze overgangsregeling voorziet in een berekening in twee stappen. De som van deze twee berekeningen resulteert dan in de opzeggingstermijn. STAP 1 In de eerste stap moet men nagaan welke de opzeggingstermijn zou zijn als de arbeidsovereenkomst op 31 december 2013 beëindigd werd volgens de toen toepasselijke regels. Men moet dus de opzeggingstermijn bepalen, alsof de arbeidsovereenkomst op 31 december 2013 opgezegd werd. Voor de hogere bedienden is er evenwel een uitzondering op deze regel. Volgens de ‘oude’ regels werd de opzeggingstermijn van de hogere bedienden bepaald ofwel in onderling overleg tussen de werkgever en de werknemer, ofwel door de rechter. Doorgaans werd hiervoor teruggegrepen naar de formule Claeys. Om discussies hierover in de toekomst te vermijden, heeft de wetgever voor de hogere bedienden vaste termijnen bepaald voor ‘stap 1’. Indien de werkgever opzegt, dan bedraagt de termijn één maand per begonnen jaar anciënniteit, met een minimum van drie maanden. Zegt de bediende de arbeidsovereenkomst op, dan is het anderhalve maand per begonnen periode van vijf jaar, met een maximum van viereneenhalf of zes maanden, naargelang het loon. Voor wie personeel in dienst heeft, kan het nuttig zijn om deze eerste stap nu al uit te voeren en de opzeggingstermijn te bepalen alsof de werknemer op 31 december 2013 ontslagen werd. Dat vermijdt problemen wanneer er in de toekomst - zeker wanneer de nieuwe regels al een aantal jaren van toepassing zijn - naar de oude regels teruggegrepen moet worden. STAP 2 Het tweede deel van de opzeggingstermijn wordt bepaald volgens de nieuwe regels zoals hierboven beschreven. Voor het bepalen van de anciënniteit in stap 2 dient men enkel rekening te houden met de anciënniteit verworven vanaf 1 januari 2014. Alle werknemers beginnen op 1 januari 2014 als het ware met een anciënniteit van 0. Afschaffing van het proefbeding Het is niet meer mogelijk om een proefbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen. De reden daarvoor is dat de opzeggingstermijnen gedurende het eerste jaar van tewerkstelling relatief kort zijn volgens de nieuwe regels en de noodzaak van verkorte opzeggingstermijnen tijdens een proeftijd daarmee verdwijnt. Voor proefbedingen die vóór 1 januari 2014 zijn ingegaan, blijven de oude regels met betrekkin