18
FAQ
1STE KWARTAAL | 2013
Bij wijzigingen in nomenclatuur of invoering van nieuwigheden, wordt ons secretariaat gegarandeerd overspoeld met telefoontjes van leden. Vaak echter zijn het dezelfde vragen die gesteld worden. In deze rubriek
schrijven wij telkens één of meerdere recente “probleemsituaties” uit; misschien heeft u er ook al mee te maken gehad, en vindt u er antwoorden op zaken die u zich ook al wel eens afvroeg.
Antwoord van H. Verreth van het RIZIV :
Artikel 8, §2 vermeldt o.a. het volgende bij de nadere
bepalingen van het voorschrift:
“… Voorschriften inzake toedienen van geneesmiddelen en medicamenteuze oplossingen moeten
bovendien de aard en de dosis van de toe te dienen produkten vermelden. …” Voor de verstrekking
“voorbereiding en toediening van medicatie bij chronische psychiatrische patiënten” wordt niet gespecifieerd om welk soort medicatie het gaat.
TERUGBETALING VAN KLAARZETTEN
MEDICATIE
• om welk soort medicatie moet het gaan om terugbetaling te verzekeren? Gaat het om neuroleptica,
tranquilizers,… of kan het ook om andere medicatie
gaan?
• Verpleegkundigen worden soms gevraagd, in het
kader van ontslagbegeleiding uit het psychiatrisch
ziekenhuis, langs te gaan bij patiënten voor het medicatie toezicht. Zo las ik een voorschrift van een
psychiater…. Het ging om “een persoon met een
langdurige psychiatrische kwetsbaarheid”. Op zich
is dat geen “diagnose”. De verpleegkundige kent
de diagnose ook niet. De psychiater geeft aan de
verpleegkundige ook geen verdere informatie, wat
de diagnostiek betreft. Met andere woorden….de
wet zegt dat de voorschrijver dit moet vermelden in
het dossier, maar zegt niet dat de verpleegkundige
op de hoogte moet zijn van de diagnose (volgens
de DSM IV) Klopt deze redenering??
In de voorbereidende besprekingen die uiteindelijk
geleid hebben tot de invoering van de verstrekking
“voorbereiding en toediening van medicatie bij chronische psychiatrische patiënten” werd gesteld dat
deze maar voor bepaalde categorieën van patiënten
zou kunnen aangerekend worden en niet voor alle
psychiatrische patiënten. De verpleegkundige die
deze verstrekking aanrekent, wordt verondersteld
te weten dat het gaat om een patiënt die lijdt aan
schizofrenie of een bipolaire stemmingsstoornis zoals
vermeld wordt in §8bis van artikel 8 van de verpleegkundige nomenclatuur. De zorgverpleger die de verstrekking attesteert moet zich ervan vergewissen of
aan de voorwaarden is voldaan. Indien de verpleegkundige dus niet weet (en kan staven) dat het gaat
over een patiënt die lijdt aan schizofrenie of een bipolaire stemmingsstoornis, kan hij de betrokken verstrekking niet attesteren. En het is duidelijk dat het
niet aan de verpleegkundige is om een dergelijke diagnose te stellen dus heeft ze een attest of soortgelijk nodig van een bevoegde arts.
Hugo Baert