Geomagazine Dec. 2013 | Page 9

ten eerste is dat het adviseren op programmaniveau; het helpen schrijven en opstellen van de voorstellen van regionale strategieën. Daarbij horen vragen als: ‘waar wil de regio naar toe’? En ‘welke sectoren wil en kan het inzetten’? Ten tweede is het adviseren en detacheren op gebieds- en projectniveau; het actief opzoeken van de mogelijke bijdrage van ERAC en het gebruik maken van ons netwerk bij grote en/of grensoverschrijdende projecten.

Vooral gemeenten vragen om een bijdrage bij het opstellen van voorstellen voor Europese structuurfondsen. Nu er minder geld beschikbaar is komt er een andere houding van gemeenten ten opzichte van fondsenwerving. Er wordt meer met marktpartijen en semi-overheden gewerkt, en vooral voor de kleinere gemeente kan dit een flinke opgave zijn. Bij de projectrealisatie kijkt men dus meer naar samenwerkingsverbanden in bredere zin, om zodoende de kosten te besparen en nieuwe (geografische) kennis te creëren.

V: Heeft u een voorbeeld van project-ontwikkeling?

A: Op gebiedsniveau is dat het opstellen van een plan voor de ontwikkeling van de Achterhoek, los van financiële hulp uit Europa. Op projectniveau is de ontwikkeling van een universitair onderzoeks-centrum typerend. ERAC onderzoekt in beide gevallen welke samenwerkings-verbanden van bedrijfsnetwerken, burgers/belangengroepen en overheden mogelijk zijn. Daarnaast of eventueel Europese fondsen beschikbaar zijn. Op het moment dat gemeente en/of bedrijven vastlopen in hun aanvraag wordt er om een bijdrage van ERAC gevraagd. Wij assisteren dan om regionale ambitiedocumenten te beoordelen en te evalueren.

V: Kunt u iets meer vertellen over uw laatste projecten?

A: Tot dit jaar heb ik onder meer een bijdrage geleverd aan het programma ‘Kansen voor West’. Binnen dit programma werkten vier provincies (Zuid-Holland, Noord-Holland, Flevoland en Utrecht) samen met de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) aan de versterking van de economische structuur in de Randstad. Gesteund vanuit een Europees fonds voor regionale ontwikkeling. Ik heb vervolgens de inhoudelijke doelstellingen en financiële huishouding hiervan beoordeeld en een voort-

gangsrapportage uitgebracht. Momenteel werk ik vanuit kantoor aan de invloed van de nieuwe Europese begroting van 2014-2018 voor stimuleringsprogramma’s. Dat is iets totaal nieuw voor mij en bestaat voornamelijk uit klantenbinding op basis van de nieuwe projecten en programma’s.

V: Merkt u een andere trend in de overheidscommunicatie rondom regionale ontwikkeling?

A: De trend van publiek naar privaat is typerend voor de afgelopen jaren, waarin innovatie en samenwerking met het bedrijfsleven een belangrijk onderdeel is geworden van regionale ontwikkeling. Hierbij wordt meer initiatief en betrokkenheid van de burger gevraagd, maar is er ook meer aandacht voor de natuurlijke leefomgeving in de toekomstvisie. In de communicatie met de burger wordt steeds meer gericht op faciliteren dan op financieren. De kanalen fungeren dan voornamelijk in het leveren van advies, informatie en begeleiding

voor burgerprojecten. Een project als de ontwikkeling van de oude vliegbasis Soesterberg in het kader van verduurzaming en innovatie stimulering is toonaangevend hiervoor. Er wordt namelijk actief gezocht naar het betrekken van burgers en ERAC adviseert bij bepaalde punten om het project om te vormen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gericht op de Europese klimaatmaatregelen voor 2020 en op kleinere schaal naar het MKB en hun energiehuishouding.

25