Geheugen van Prisma Het eerste lekenpersoneel op Huize Assisië | Page 2
daar een ven. Enkele van die vennen, in de nabijheid van de
woning, waren het Kromven, het Diepven en het Weuntjesven.
Tussen deze vennen door liep de Venweg. De Venweg zal
niet meer zijn geweest dan een breed karrenspoor richting
de steenweg Tilburg – Den Bosch. De eerste gegevens van
bewoners zijn gevonden in het jaar 1914. De woning Holeind
A 14 wordt dan bewoond door Cornelis de Werdt (tuinman op
Assisië) en zijn vrouw Johanna Dekkers. Op nummer Holeind
A 15, “het andere deel van het woonhuis”, woonde Hendrik
(Driek) Verhoeven (knecht op Assisië) samen met zijn vrouw
Maria de Werdt (Maria is de zuster van de eerdergenoemde
Cornelis de Werdt). Beide echtparen hadden voor de koop
van deze woning in februari 1914 een lening afgesloten bij
Assisië. De lening betrof ƒ1.600, - met een rente van 2% per
jaar, dat jaarlijks op 4 februari betaald moest worden. Echter,
Hendrik Verhoeven was al na twee jaar weduwnaar geworden
en stopte met de betalingen. Hij is weer intern op Assisië gaan
wonen. Johanna Dekkers is twaalf jaar na de koop van de woning weduwe geworden, waardoor ze de woning weer moest
afstoten. In een latere periode is er aan de dubbele woning
nog een derde woongedeelte aangebouwd. De woningen zijn
nog jaren lang door werknemers van Assisië bewoond geweest. De laatste bewoner was Jan van Gorkom. Jan was ook
werkzaam op Assisië en had het gehele woonhuis in gebruik.
Later is de woning door de gemeente Haaren onbewoonbaar
verklaard. Heel lang heeft het gebouw leeg gestaan tot dat de
woningen door brand zijn verwoest. Na de brand heeft Jan
van Roessel, eigenaar van het perceel, de ploeg er ingezet
en is op het terrein landbouw gaan bedrijven. Lang hebben
er nog een kastanje en een notenboom gestaan, achter de
woning. Momenteel is het perceel onderdeel geworden van
de tuinplantenkwekerij van Bart van Roessel.
Dubbel woonhuis van
de familie Cornelis de
Werdt en de familie
Driek Verhoeven. Het
huis was gelegen tegenover de laan van
Huize Assisië.
49