De Gracieuse 6 March 1867 | Page 2

mende cijfers aan de ceintuur met een borststukje, naar fig. 9 geknipt, vol-gens de afbeelding en de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen met soutache en het strookje versierd. Van achteren wordt het dichtmaken van de ceintuur bedekt met eene rozet 7 d. in doorsnede, zij is van een reep bo-venstof en taf, aan de eene lange zijde met soutache gegarneerd aan de andere lange zijde geplooid, vervaardigd. Nadat de langste rok aan den bovenrand met een smallen reep shirting geboord, zoodanig aan de taille is gezet, dat de split aan de linkerzijde valt, naait men de ceintuur met het borststukje, en hiermede tevens den korteren rok aan de taille. Eindelijk hecht men aan het

uitsnijdsel van den hals van de taille een chemise russe van geplooid ne-

teldoek, kant en tusschenzetsel, door het laatste wordt een smal fluweelen lintje gestoken. Met een soortgelijk tusschenzetsel met kant, wordt de mouw

afgesloten.

Kleedje voor meisjes van 2 tot 4 jaar.

Afb. No. 7 en 8. Knippatr. voorz. van het Supplem. No. 1, Fig. 1―5.

Het model van dit kleedje is vervaardigd van grijs wollen popeline; het garnituur bestaat uit wit taffen biesjes en wit zijden soutache, welk laatste er

gedeeltelijk met slingers, gedeeltelijk met rechte rijen op is genaaid, zooals men dit op de afbeelding kan zien.

Bij het vervaardigen knipt men uit bovenstof en voering naar elk der fig. 3 tot 5 twee gedeelten, naar

fig. 2 een gedeelte aaneen, naar fig. 1 uit bovenstof en gaan voor voering den romp, langs de dunne

lijn in het midden aaneen, de stof voor het rechtergedeelte bestemd, echter slechts tot aan de

gladde lijn op fig. 1; de overblijvende stof aan het linker gedeelte dient als een aangezet-

ten reep, ook moet men aan den onderrand in de richting door den pijl aangegeven

voortknippen tot dat men de noodige lengte heeft. Ons model is, behalve het

stuk en een omslag aan den onderrand, 3 d. breed, 50 d. lang. Eerst rijgt

men de bovenstof op de voering van den

romp, naait den laatste van ster tot

aan den onderrand toe, en de

randen van de split tegen

elkaar, en legt er dan den reeds vermelden zoom

in. Nu garneert men den romp zooals wij dit hebben voorgeteekend met souta-

che, afb. No. 8 geeft het patroon voor het garni-

tuur van de patten en een gedeelte van de slingers in oorspronkelijke grootte en sluit de rij slingers aan den buitenrand af met een rechte rij soutache; daarna worden er volgens aanwij-zing op het knippatr. plooi-en in den rok gelegd. De gedeelten bovenstof van het stuk fig. 2 en 3 wor-

den van 1 tot 2 aan elkaar gezet, dit behalve de ruimte voor het armsgat met een

ingeregen koordje geboord, zooals dit gedeeltelijk is voorgeteekend met soutache versierd, en volgens de overeenstemmende cijfers aan den romp gezet. De voering van het stuk wordt aan de verkeerde zijde zoodanig op den romp genaaid, dat al de afge-knipte randen bedekt zijn. Aan de dwarszijden wordt het stuk met haken en oogen voorzien, om het te kunnen dichtmaken. Als de revers van de

mouw aan den bovenrand met een ingeregen koordje geboord

en met soutache is gegarneerd, dan naait men haar van 8 tot 8

toe, zet haar langs den gegarneerden buiten-

rand op de mouw, en deze nadat zij eerst van 7 tot 8

aan elkaar is gehecht met 7 op 7 van den romp in het arms-

gat. De ceintuur bestaat uit een rechten reep der stof 3 d. br.,

gevoerd, geboord en met soutache gegarneerd. Het dichtmaken van

achteren in het midden wordt bedekt met eene rozet, waar zich twee écharpes elk 5 d. br. en 22 d. lang aansluiten, het garnituur wordt vol-

tooid door eene soortgelijke rozet op elke revers van de mouw te zetten.

Chambercloak voor heeren.

Afb. No. 9. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 31―36.

Deze chambercloak is uit grijs dubbel laken vervaardigd; het gar-

nituur bestaat uit figuren van zwart soutache, verder uit zwart en wit gedraaid zijden koord, waarmede de buitenrand van den cham-

bercloak, van de mouwen en de patten van de zakjes is afgesloten. Het linkervoorstuk slaat, zooals de afb. het aantoont, zeer ver over het rechter heen, en wordt met koordlussen en knoopen vastgemaakt.

Bij het knippen moet men eerst van fig. 31 de omslagen afzonder-

lijk overnemen en aan het geheel hechten, dan snijdt men naar dit pa-troon de beide voorstukken, naar fig. 32 de beide gedeelten van den rug, naar fig. 33 den schoot langs het midden aaneen. Daar wij even-

wel fig. 31 en 33 niet op de volledige lengte hebben kunnen geven,

moet men bij het knippen langs de buitenste omtrekken in de aangeduide

richting voortgaan en elk gedeelte gelijkmatig langer snijden. Ver-

der knipt men naar elk der fig. 35 en 36 twee gedeelten, naar

fig. 34 vier stukken. Eerst maakt men in elk voorstuk langs de dub-

bele lijn de insnijding voor het zakje, zet aan den

doorgeknipten rand die het naast aan den buitensten omtrek is, van punt tot kruis een zakje naar aanwij-

zing op fig. 31 geknipt, en aan den anderen rand eene patte fig. 35. Deze wordt met taf gevoerd, met koord afgezet en met punt op punt en kruis op

kruis op de juiste plaats op den chambercloak ge-

naaid. Tegen den voorrand van elk voorstuk wordt aan de verkeerde zijde een reep zwarte taf 12 d.

br. gezet, het rechter voorstuk wordt bovendien tot meerdere stevigheid voor de knoopen op fig. 31 voor-

geteekend, met een reep laken 4 duim breed

voorzien. Nu naait men de gedeelten

54 DE GRACIEUSE. [6 Maart 1867. 5e Jaargang.]

Kleedje voor meisjes van 6 tot 8 jaar.

Afb. No. 4. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. X, fig. 42―52.

Dit kleedje kan naar verkiezing met korte of lange mouwen worden ge-dragen daar de laatsten er onder de korte mouwen kunnen worden aange-knoopt. Ons model bestaat uit grijs poil de chèvre, het garnituur uit een blauw taffen biesje en kleine gitten knoopen, waarvan er drie op elke epau-lette zijn gezet. De rok van ons model, geheel met gaas gevoerd, is 260 d. wijd en 40 duim lang, behalve een omslag 3 d. breed aan den onderrand. 4

duim er boven is een schuine reep bovenstof 4½ d. breed, aan de beide lange zijden met een ingeregen koordje geboord, in de rondte op den rok gezet. In den bovenrand zijn, naar de wijdte van de taille stolpplooien gelegd. Bij het vervaardigen van de taille knipt men uit bovenstof en gaas van elk naar fig. 42 een gedeelte, naar fig. 48 van elk twee gedeelten, langs de dunne lijn in het midden aaneen, verder naar fig. 44 van elk twee gedeelten; dan uit bo-venstof en shirting voor voering naar elk der fig. 45, 49, 50, 51 en 52 twee gedeelten, naar elk der fig. 43 en 46 een gedeelte aaneen; eindelijk naar fig. 47 twee gedeelten alleen van shirting. Als men de bovenstof en de voering van al de gedeelten op elkaar heeft geregen, dan rimpelt men fig. 42

aan den bovenrand, van het midden uit naar beide zijden tot aan punt, naar de wijdte van het stuk van voren

in, en zet het met een ingeregen koordje er tusschen, volgens de overeenstemmende cijfers aan het stuk.

Dit geschiedt op dezelfde wijze met de gedeelten van den rug en het stuk van achteren, daarna naait

men fig. 42 en 44 van 25 tot 26, fig. 43 en 45 van 27 tot 28 aan elkaar, zoomt de randen

van achteren aan de taille en boort de laatste aan het uitsnijdsel van den hals met een in-

geregen koordje. De onderrand van den rug en van de voorstukken wordt op dezelfde

wijze als de bovenrand, naar de wijdte van de ceintuur ingerimpeld en dan met

een ingeregen koordje er tusschen en volgens de overeenstemmende cij-

fers, tusschen de dubbele stof van een boord

gezet. Ten einde de taille te kunnen

dichtmaken, voorziet men de dwars-

zijden van het boord en van het

stuk met haken en oogen. In de dof van de mouw fig. 48 legt men aan de beide lange zijden door elk kruis op punt te hechten plooien, hecht haar op de ondermouw fig. 47 en naait haar van

33 tot 34 met deze toe. Hier-

op zet men den onderrand van de mouw, met een inge-regen koordje ter tusschen en volgens de overeenstem-mende cijfers tusschen de dubbele stof van een boordje fig. 49, nadat dit vooraf van 24 tot punt aan elkaar genaaid en aan den onder-

rand met een ingeregen koordje is geboord. Vervol-

gens zet men de mouw zóó dat 33 op 33 van het voor-

stuk valt in het armsgat, maar bij het uitvoeren van dezen naad vat men tevens volgens de overeen-stemmende cijfers, de epaulette, vooraf met een ingeregen koordje geboord en met knoopen ver-

sierd, mede. Voor de lange mouw naait men fig. 51 van 37 tot 38 aan elkaar. Hierbij moet men de mouw van kruis tot punt inrimpelen. De split van de mouw wordt gezoomd, de onderrand tusschen de

voering en bovenstof van een boordje fig. 52 gezet. Dit laatste

wordt aan de dwarszijden, het ha-

ken en gefestonneerde lussen voorzien.

De bovenrand van de mouw wordt met een

smal schuin reepje geboord, en ten einde haar aan

de korte mouw te kunnen vastmaken met knoopen voor-

zien. In overeenstemming hiermede worden aan deze laatste

aan de binnenzijde van het boordje knoopslussen gezet. Eindelijk naait men den rok tusschen de dubbele stof van het boord en versiert het om het dichtmaken te bedekken van achteren in het mid-

den met een rozet.

Kleedje voor meisjes van

3 tot 5 jaar.

Afb. No. 5 en 6. Knippatr. voorzijde v. h.

Supplem. No. 11, Fig. 6―11.

Dit kleedje met een dubbelen rok is van grijs reps vervaardigd, met gaas gevoerd en met figu-ren van wit zijden soutache versierd. bovendien bestaat het garnituur uit een boordsel en strook-

jes van grijze taf, op welke laatsten langs den

buitenrand eveneens soutache is genaaid. Men knipt de taille naar fig. 6, 7, 8, 9 en 11, den bovensten rok naar fig. 10. Men hecht op de mouwen naar fig. 11 vervaardigd volgens de afbeelding strookjes 2 d. breed, aan de eene lange zijde is er soutache op genaaid, aan de

andere lange zijde zijn er plooien ingelegd. Het aanzetten van het onderste strookje wordt bedekt, met den voorgeteekenden reep garnituur van de stof van het kleedje, met soutache versierd. De onderste, nauwtoeloopende rok, geheel met gaas gevoerd en vol-gens de afbeelding met soutache gegarneerd is 37 d. lang, aan den onderrand 200 d. wijd, terwijl de wijdte van boven zich naar die van de taille richt. De banen van den rok zijn, elk met een ingere-

gen koordje er tusschen aan elkaar gezet, bij het aaneenvoegen van de achter- met de zijbaan moet men echter een split 18 d. lang open laten. De bovensten rok wordt naar fig. 10 uit bovenstof en gaas langs het midden aaneen geknipt en zooals dit gedeeltelijk is voorgeteekend met soutache versierd. Afb. No. 6 geeft een gedeelte van het garnituur in oorspronkelijke grootte te zien. De onderrand van den korteren rok wordt bovendien met een taffen strookje ver-

sierd, het aanzetten aan de binnenzijde met een smal lintje bedekt. Men zet den bovenrand van dezen rok volgens de overeenstem-

No. 6. Gedeelte v. h. garnituur voor het kinderkleedje. Bij afb. No. 5.

No. 13. Binnenste ge-

deelte van de fuch-

sia, uitgespreid.

Bij afb. No. 11.

No. 9. Chamber-cloak voor heeren.

Knippatr. keerz. van het Supplem. No. VIII, fig. 31―36.

No. 12. Fuchsia.

Bij afb. No. 11.

No. 10. Gehaakte zeshoek

voor bed- of wiegedekens.

No. 15. Blad.

Bij afb. No. 11.

No. 8. Gedeelte van het garnituur voor het kinderkleedje. Bij afb. No. 7.

No. 11. Mandje van leder.

No. 14. Bladeren van de fuchsia, uitgespreid.

Bij afb. No. 11.