De Gracieuse 4 November 1865

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).

Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der knippatronen en verklaring der teekens. No. 1. Burnous Ermite. Fig. 1. Voorstuk. 2. Helft v. d. rug. 3. Helft v. d. zijden kraag. 4. Voor-

ste gedeelte, 5. Helft van het achterste gedeelte van den kraag, 6. Helft van den kraag. 2. Paletot Arion. Fig. 7. Voorstuk. 8. Helft van den rug, 9. Helft van den kraag. 10. Bovenste,

11. Onderste gedeelte van de mouw. 3. Jaquette “Louis XV.” Fig. 12. Voorstuk. 13. Voor-zijpand, 14. Rug-zijpand 15. Helft van den rug, 16. Helft van den kraag. 17. Bovenste, 18. Onderste gedeelte

van de mouw. 4. Paletot voor meisjes van 9―11 jaar. Fig. 19. Voorstuk. 20. Zijpand. 21. Helft van den rug, 22. Revers v. h. zakje. 23. Bovenste, 24. Onderste gedeelte van de mouw.

25. Groote, 26. Kleine patte. 5. PaletotComet.” Fig. 27. Voorstuk. 28. Voor-zijpand, 29. Rug-zijpand. 30. Helft van den rug, 31. Mouw. Keerzijde. 6. MantelJohnson.” Fig. 32. Voor-

stuk. 33. Zijpand. 34. Helft v. d. rug, 35. Mouw. 36. Helft v. d. kraag, 37. Helft v. d. ondermouw. 7. PaletotCircassien.” Fig. 38. Voorstuk, 39. Voor-, 40. Tusschen-zijpand 41.

Rug-zijpand, 42. Helft v. d. rug. 43. Zakje. 44. Mouw.

45. Revers v. d. mouw, 46. Epaulette 8. Paletot voor knapen van

5―7 jaar. Fig. 47. Voorstuk 48. Helft v. d. rug. 49. Mouw, 50.

Helft v. d. kraag. 9. PaletotAfricaine.” Fig. 51. Voorstuk, 52.

Zijpand. 53. Helft v. d. rug. 54. Mouw, 55. Revers v. h. zakje

10. Paletot met een kraag. Fig. 56. Voorste gedeelte, 57. Helft v. h. ach-

Paletot “Africaine.”

Afb. No. 1. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 51―55.

De halfsluitende paletot blijft, als een der meest geliefde mantelfatsoenen, ook in

dit saizoen “en vogue.” Het hiernevensgaande model van paars fluweel onderscheidt

zich door een rijk garnituur van paars moiré, dat door ronde geslepen kristallen

kralen, als ook door paars zijden koord en kwasten, zoo als de afb. dit te

zien geeft, wordt voltooid. Het spreekt van zelf dat men dit rijke garneer-

sel door een eenvoudiger kan doen vervangen en bijv. in plaats van moiré,

taf van ééne kleur, met stalen en zwarte kralen versierd, zou kunnen ne-men. Om dezen paletot te vervaardigen heeft men 400 d. stof, 130 d.

breed noodig; de knippatronen vindt men op de keerzijde van het Supple-ment bij dit nummer behoorende, onder No. IX, Fig. 51 en 55. Naar elk der figuren 51 tot 53 worden twee gelijke gedeelten geknipt, naar Fig. 54

voor elke mouw twee stukken; het onderste gedeelte geeft men den vereisch-ten vorm, door het langs de afwijkende lijnen op het knippatroon te snij-

den. Op de gladde lijnen aan de onderste helft van het bovenste gedeelte

van de mouw en op de lijn voor het garnituur op het voorstuk, behoeft

men bij het vervaardigen van dezen paletot niet te letten, beide komen

bij het garneeren van een der paletots, onder Fig. 30 op de groote

modeplaat voorgesteld, te pas. Langs den voorkant van de voorstuk-

ken wordt een reep taf gezet, men voorziet deze met knoopsgaten en

knoopen en zet er de stukken voor de zakjes, naar Fig. 55 geknipt

op; zij moeten met ster en punt op dezelfde teekens van de voor-

stukken vallen en er rondom den buitenrand op vastgenaaid wor-

den; het bovenste puntig bijgeknipte gedeelte van het zakje

wordt langs de lijn voor de vouw, naar buiten omgeslagen en het

zakje daarna volgens de afbeelding gegarneerd. Nu moet men

eerst de twee gedeelten van den rug en ook de zij- en voorpanden

volgens de overeenstemmende letters aan elkaar naaien en het

een met het ander verbinden. De buitenste afgeknipte rand van

den paletot wordt naar de binnenzijde omgeslagen en met een

schuinen reep taf 2―3 d. breed, dien men er aanzet, als een zoom

vastgenaaid. Als voor elke mouw de twee halve gedeelten van P tot Q

en van R tot S aan elkaar zijn verbon-

den, dan zet men er aan den rand

van onderen een reep taf tegen,

legt er het garnituur op en zet

dan de mouw in het arms-

gat, waarbij S op S van

het voorstuk moet val-len. Eindelijk voorziet

men den geheelen paletot naar aanwijzing van de afb. met het hierbovenge-

noemde garnituur.

sel 3 patten die er dicht op worden genaaid, men knipt de einden puntig bij

en zet aan elk een kwast. Aan den rand van onderen van den paletot wordt

aan het breede galon eene franje 7 d. breed, en aan het smalle eene franje 5

d. breed gezet, welke franje van voren tot op de plaats op Fig. 27 met ster ge-

teekend in afnemende breedte oploopt. Met de langere kwasten die men van

onderen aan de hoeken van de voorstukken en den rug zet, wordt het garni-

tuur voltooid. Men kan het galon doen vervangen door figuren van soutache,

taffen reepen of dik zijden lint en hierop naar het een of andere patroon à la grecque blauwe of geslepen stalen of glazen kralen naaien.

Flaconkleedje van boheemsche kralen.

Afb. No. 4. Boheemsche kralen in kristal, 2 nuancen blauw, zwart,

brons; gele gegalvaniseerde kralen.

In de vooronderstelling dat onze lezeressen met de wijze van bewerking

van het kralenmozaiëk bekend zullen zijn, geven wij met de Afb. No. 4 een

fraai model tot het vervaardigen van flaconkleedjes, die echter ook geschikt

zijn om er glazen, flesschen, vazen enz. op te zetten. Het bovengenoemde

kleedje bestaat ui 7 puntigtoeloopende vakken die later aan elkaar worden

gehecht, en op de afb. bijzonder in de middelste donkere ster uitkomen.

Elke punt begint men in het midden en wel met de langste rij kralen,

die verzet liggen. Op de bekende wijze werkt men het heen- en te-

ruggaande toeren eerst het eene en dan het andere gedeelte van

het vakje, maar om het dan juisten, puntigen vorm te ge-

ven moeten de toeren van den langste af begonnen worden.

Op de afb. ziet men het verminderen van het aantal kralen naar het midden duidelijk voorgesteld, wij merken dus

slechts aan dat de 3 buitenste rijen van 5 punten elk 9, van 2 punten echter 10 kralen tellen, terwijl de 4de rij 8, de 5de rij 6, de 6de rij 5, de 7de rij 4, de 8ste rij 3, de 9de rij

2, de 10de rij 1 kraal telt. 2 lichtblauwe kralen vullen de ruimte die na het aan elkander voegen der vakjes in het midden van het kleedje open is gebleven. Wat de kleuren

der kralen betreft die zich op de afb. door verschillende tinten onderscheiden, hiervoor noemen wij de volgorde voor elken

kralenring of voor elken rond-

loopenden toer.

De 1ste de buitenste toer, heeft (dit wordt 13 keeren herhaald) 2 witte, 1 bron-zen, 1 gegalvaniseerde, 1

bronzen kraal.

2de toer. (13 keeren

herhalen) 1 bronzen kraal die juist tusschen de eene bronzen en de eene ge-galvaniseerde kraal van den vorigen toer moet

liggen, 3 witte kra-

len, 1 bronzen kraal.

4 November 1865.

(SUPPL. No. 21). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

Paletot “Comet.”

Afb. No. 2 en 3. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. V, Fig. 27―31.

Dit model is zoo bijzonder gedistingeerd en smaakvol, dat het zich

boven vele andere wintercostumen onderscheidt. De stof van den pa-

letot is donkerblauw fluweel, het belegsel bestaat echter uit zwart zij-

den galon met blauw stalen kralen doorwerkt en zwartzijden kwasten.

Voor het vervaardigen van dezen paletot in laken of in de een of an-

dere soort van fluweel heeft men 235 d. stof 130 d. breed noodig;

voor het garnituur ― naar ons model berekend ― 7 el galon 3½ d.

breed, 6 el galon 1½ d. breed, 3 el franje 7 d. breed, 380 d. franje 5 d. breed, 10 kwasten 9 d. lang, 4 kwasten 15 d. lang. Naar elk der figuren 27 tot 30 knipt men twee gedeelten (alleen tegen het linker

voorstuk wordt een reep gezet, die er onder uitkomt) ook voor elke

mouw naar Fig. 31 twee gedeelten, waarbij men op de afwijkende

lijnen voor het onderste gedeelte van de mouw moet letten. Nadat

de twee gedeelten van den rug van den rand van boven tot aan kruis

met een dichten achtersteeknaad aan elkaar zijn gezet, naait men

de overige gedeelten van den paletot op dezelfde wijze, volgens de

overeenstemmende letters aaneen en zoomt aan den binnenkant

de beide inslagen van de naden plat liggende, op de stof vast.

Als men het linker voorstuk Fig. 27 met de voorgeteekende

lussen en het rechter met de daarmede overeenstem-

mende haken heeft voorzien, dan zet men tegen den

voorkant van beide stukken een reep zwarte taf 6

d. breed en legt in den rand van onderen van den

geheelen paletot een smallen zoom. Het uitsnijd-

sel van den hals wordt met een ingeregen koordje

geboord. Elke mouw met men van J tot K en van L tot M aan elkaar naaien, aan den rand van onderen wordt er een reep zwarte taf ongeveer 6 d. breed tegenge-legd, waarna men de mouw in het arms-gat zet zóó dat zij met M op M van het

voorstuk valt. Het garnituur dat uit smal-

ler en breeder zijden galon bestaat, zal men volgens

de afb. en de aanwijzing op de knippatronen gemakkelijk

kunnen uitvoeren. Van het uitsnijdsel van den hals af wordt het

galon er aan beide zijden langs den schoudernaad opgehecht,

aan den bovenrand van de mouw legt men er twee lussen in, elk

3½ d. lang en laat het verder met einden elk 14 d. lang op de

mouw afhangen. Van onderen aan de mouw vormt het beleg-

terste gedeelte v. d. kraag. 11. Paletot met pelerine. 58. Voorste ge-

deelte v. d. pelerine met echarpe, 59. Helft v. h. achterste gedeelte

12. Paletot “Col Étoile.” Fig. 60. Helft v. d. capuchon, 61. Revers.

62. Helft v. d. kraag, 63. Revers v. d. mouw. 13. Gehaakte

pelerine. Fig. 64. Helft v. d. kraag, 65. Helft v. d. lus.

No. 3. Paletot “Comet.”

Achterzijde.

No. 2. Paletot “Comet.”

Voorzijde. Knippatr., voorz.

v. h. Supplem. No. V,

Fig. 27―31.

No. 1. Paletot “Africaine.” Knippatr., keerz. v. h. Supplem.

No. IX, Fig. 51―55.