Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).
Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der borduurpatronen. No. 1. Rand voor tafelkleedjes of antimacassars op wit piqué (reps) met den stik- of kettingsteek te werken. Men kan hiervoor wit katoen of ook gekleurde of
zwarte zijde gebruiken. De stipjes waarmede de bladeren zijn gevuld, worden door stiksteken of door moesjes weérgegeven. Dit patroon is ook zeer geschikt voor wit borduurwerk bijv. application, neteldoek op tulle. De schelpen om den buitenrand worden breed gefestonneerd. No. 2―5. Randen voor cachemiren shawls, antimacassars en verschillende kleedingstukken, met zwarte of gekleurde koordzijde te borduren. Aan No. 2, 4 en 5 worden de omtrekken en gladde lijnen met den ketting- stik- of langen steelsteek gewerkt, de afzonderlijke puntjes door kralen of moesjes weergegeven, de schakeeringen met den schuinen, platten steek uitgevoerd, en de kleine rondjes op No. 5 dik geborduurd. De schaduw der stelen op No. 3 wordt volgens de teekening, met zeer dunne zijde, door afzonderlijke kortere of langere steken gevormd. No. 6. Lauwerkrans ter versiering van albums, portefeuilles, kussens enz., met den platten steek met gouddraad
of met koordzijde te werken. De aderen worden er met den lange steelsteek, nadat de bladeren voltooid zijn, ingewerkt of gevormd door eene scheiding, waarvoor men elken steek naauwkeurig op de zelfde lijn beginnen en eindigen moet. No. 7―13. Grootere en kleinere bouquetten, die men als middelstukken voor antimacassars, kussens of voor een fond kan gebruiken; borduurwerk met den platten steek; men kan hetzelfde patroon ook met neteldoek op tulle appliqueeren. No. 14 en 15. Twee patronen voor bretels bladz. 99 in dit nummer. De koppen der dieren worden met stik- of afzonderlijke steelsteken, de omtrekken der medaillons en van de arabessen met den kettingsteek, de aderen van de laatsten met den steelsteek gewerkt. No. 16 en 17. Twee randen voor zakdoeken, fransch borduurwerk. De met stippen aangeduide partijen worden met stiksteken ingevuld. No. 18 en 19. Patroon voor een kraag en eene gladde manchette, geheel of gedeeltelijk
(het medaillon met den hondekop) met zwarte zijde met den stiksteek, voor het overige met wit katoen te werken. No. 20 en 21. Patr. voor een kraag en gladde manchette. De geschakeerde partijen worden met wit katoen dik geborduurd, de een-voudige omtrekken en lijnen met zwarte zijde met den stik- of steelsteek uitgevoerd. No. 22―24. Drie patronen ter versiering van knoopsgaten. Fransch borduurwerk. De met punten aangeduide figuren worden met stiksteken ingevuld. No. 25 en 26. Twee hoeken voor zakdoeken met kroontjes. Fransch borduurwerk. No. 27. De letters H W door elkaar geslingerd, benevens een kroontje. Fransch borduurwerk. No. 28. Hoek voor zakdoeken. De omtrekken der bladeren moeten met stikste-ken, de vederachtige twijgen met den steelsteek en den point russe gewerkt worden. De kleine blaadjes op de bloemen worden dik geborduurd. No. 29 en 30. Twee patronen voor dassen. Een der meest nieuwmodische versie-ringen voor bovengenoemd kleedingstuk bestaat in nagebootste wapens; deze worden met koordzijde met sterk sprekende kleuren op een eind wit, zwart of grijs lint in application of met den platten steek geborduurd, en naar ver-
kiezing alleen aan de slippen of als fond op de geheele das. De vakjes op No. 29 zou men zeer goed met lapjes gekleurde zijde kunnen appliqueeren, en deze langs de omtrekken met digte festonneerstukken en in het midden met de kleine dik gebor-duurde bloempjes er op vasthechten. Aan No. 30 moet de rand van het wapenschild met gekleurde zijde breed gefestonneerd, het overige met den platten en steelsteek worden uitgevoerd. No. 31. Rand in fransch en engelsch borduurwerk ter garn. v. ochtendjaponnen, kinderkleéren, enz. No. 32―37. Tusschenzetsels, op dezelfde wijze te bewerken en tot hetzelfde doel bestemd. No. 38―50. Door elkaar geslingerde letters, enz. en fr. borduurw. Naar deze voorbeelden zou men zeer gemakke-
lijk andere letters kunnen zamenstellen. No. 51―63. Door elkaar geslingerde letters, fr. borduurw. De door punten aangeduide grond moet met stiksteken worden ingevuld. ― Keerzijde. Beschrijving der knippatronen en verklaring der tee-
kens: No. 1. Jaquette “Zuleima.” Fig. 1. Voorstuk, 2. Zijpand 3. Helft
v. d. rug, 4. Revers v. voren, 5. Revers op zijde 6. Mouw 7. Jockey
2. Zomerkaper “Napolitaine.” Fig. 8. Helft v. d. onderste 9. Helft v. d.
bovenste écharpe 3. Zomerkaper “Voiletta.” Fig. 10 Helft v. d. ka-per, 11. Helft v. h. boordje 4. Fanchon met écharpe. Fig. 12. Helft v. d.
fanchon 5. Zomerkleedje. Fig. 13. Voorstuk 14. Voorzijpand,
Zomerkaper “Napolitaine.”
Afbeelding No. 1. Knippatroon, keerzijde v. h. Supplement
No. II, Fig. 8 en 9.
Ook gedurende den zomertijd, staan wij nu en dan aan al het onaan-
gename van gure noordewinden bloot. De koude kan ons soms plot-
seling overvallen, zoodat het verstandig is, op morgen en avondwan-
delingen hiertegen gewapend te zijn. De mode heeft aan de schoone
Napolitaansche vrouwen, die het zonnige zuiden bewonen, het gracieuse
hoofddeksel ontleend, dat de eerst ons zeer verschillend gewijzigd, in
min of meer élégante zomerkapers aanbiedt. Het hiernevensgaand mo-
del van hoogrood cachemir, zeer fraai met zwart fluweel en kant ge-
garneerd heeft drie regte afhangende écharpes, waarvan er twee, die aan beide zijden het gelaat omgeven, uit een stuk bestaan. De mid-
vouw van de plooi aan de achterzijde met een paar steekjes op de stof
te hechten. Eindelijk wordt de middelste écharpe met de middellijn op de middellijn van Fig. 8 en met Q en R op de overeenstemmende letters van de laatste gezet, en wel zoodanig dat de bovenste afgeknipte en omgeslagen rand als een zoom omstreeks 5 d. breed aan de binnenzijde
over de kaper heen komt.
Zomerkaper “Voiletta.”
Afb. No. 2. Kippatr., keerz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 10 en 11.
Voor zomerkapers waarvan het garnituur uit ruches, kanten, randen met kralen enz. bestaat, kan als men aan zwarte stoffen de voorkeur geeft, cachemir, zijde of flanel genomen worden. Daarentegen zij die
uit tulle, batist, nagebootste kant enz. met eene gekleurde zijden voe-
4 Junij 1865.
(SUPPL. No. 11). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.
delste écharpe komt van boven in het midden
hierover heen, ligt als een stevig deksel op den schedel, en reikt van achteren tot op de taille. Fig. 8 en 9 geven de helft van de écharpe, uit plaatsgebrek evenwel niet de geheele lengte; op Fig. 9 vindt men de helft van de breedte; men
moet daarom de knippatronen met de dunne lijn
op de dubbel toegevouwen stof leggen en de om-
trekken in de rigting van de pijlen in eene regte lijn zoo ver voortzetten, totdat Fig. 8 in het
geheel 126, Fig. 9 83 d. lang is. Nu worden
deze stukken naar aanwijzing der afbeelding en
der knippatronen met smal en breed fluweel lint
gegarneerd, waarmede te gelijkertijd de omslagen der afgeknipte randen worden vastgenaaid. Bij het opleggen van het fluweelen lint langs den voorkant van Fig. 8 moet men er tevens eene zwarte kant 1½ d. breed ophechten, en op de daarvoor bestemde plaats van dezelfde figuur de strikbanden ongeveer 5 d. breed zetten. Verder moet de middelste écharpe tot aan de gepunte lijn op No. 9 met stijf gaas voorzien en daarna met een lap van de bovenstof van dezelfde grootte worden bedekt. Nu legt men in Fig. 8 (het hoofd-gedeelte,) eene breede plooi, door zooals wij dit hebben voorgeteekend kruis op punt, en de
No. 1. Zomerkaper “Napolitaine.” Knippatr. keerz. v. h.
Supplem. No. II, Fig. 8 en 9.
15. Rugzijpand, 16. Helft v. d. rug 17. Gedeelte v. d. fichu 18.
Mouw 6. Jaquette “Dentylla.” Fig. 19. Voorstuk, 20. Zijpand
21. Helft v. d. rug 22. Mouw 7. Huisje als postzegeldoos. Fig.
23. Helft v. d. bodem en v. d. zijkant, 24. Kant v. d. gevel, 25. Dak, 26. Schoor-
steen, 27. Afzonderlijk bakje 8. Fanchon van randen stroo. Fig. 28.
Helft v. d. fanchon.
No. 2. Zomerkaper “Violetta.” Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. III,
Fig. 10 en 11.
No. 3. Fanchon met écharpe. Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. IV, Fig. 12.