De Gracieuse 4 February 1865 | Page 8

32 DE GRACIEUSE. [4 Februarij 1865. 3e Jaargang.]

zamen; plooit dan den bovenrand van de broek, vol-

gens aanwijzing van het patroon kruis op punt, en naait

haar tusschen de beide banden, zoodat C aan C en D

aan D sluit. Door een knoop en knoopsgat wordt zij

vast gemaakt. Om volgens de afbeelding het garnituur

van onderen op zijde van de broek te vervaardigen,

haakt men twee bandjes van 11 Ned. duim lang van

zwarte wol eerst 1 toer met den tunischen haaksteek,

omgeeft dezen met 1 toer vaste steken met roode wol

en dezen wederom met 1 toer puntjes van zwarte wol

die op dezelfde wijze als den rand van onderen aan de

broek gewerkt worden. Daarna worden deze band-jes in het midden op de aangewezen plaats door knoopen bevestigd. Het split van den zak gar-

neert men, nadat er een zak van 6 Ned. duim

lang is ingezet, met een van knoopen voorzien bandje, dat echter aan de overstekende zijde van een rij puntjes is voorzien, en aan de andere

zijde, met den toer vaste steken zoodanig op den rand van het insnijdsel wordt gezet, dat het split hierdoor bedekt wordt.

Werktaschje.

Afbeelding No. 42 en 43. Knippatroon, keer-

zijde van het Supplement No. XIV, Fig.

47. Bruin geperst leder, blaauwe taf,

eenige strengetjes blaauwe en bruine

koordzijde, 201 d. blaauw en

130 d. bruin taffen lint 1

d. breed, blaauw zijden

koord met kwasten.

Het taschjewaarvan wij hiernevens de afbeel-

ding geven, kan zeer gemakkelijk worden nagemaakt, en is in het gebruik zeer doelmatig, zoodat

het boven vele andere dergelijke “nécessaires” de voorkeur ver-

dient. Het uitwendige van het taschje geeft zoo als afb. 42 dit aan-

schouwelijk voorstelt een soort van zakje van bruin fijn geribd leder

te zien, in regelmatige plooijen te zamen gevouwen, dat als het geo-

pend is een vrij groot korfje of mandje vormt, met allerlei naaigereed-

schap, zoo als wij dit onder No. 43 hebben afgeteekend. Om het

taschje te vervaar-digen moet men eerst naar fig. 47

dat het vierde-deel van het ge-heel geeft, eene

cirkelvormige

ronding knippen.

Nu snijdt men naar dit pa-troon, aldus

aaneengeknipt,

twee gelijke gedeelten van

stof uit bruin zoogenaamd gouden torren leder en blaauw taf, welke laatste tot voe-

ring dient. Het leder wordt van boven aan den rand met puntjes met een bruin taffen

lintje ongeveer 1 duim breed

geboord en

daarna voert men in de ge-

heele rondte

op elke tweede vouw van de plooi met blaau-we koordzijde in point russe het borduur-

werk uit, waar-

voor wij op fig. 47 een patroon geven. Dit zelfde borduursel kan

er ook met dun blaauw zijden soutache of smal lint op gewerkt

worden; men hecht dit dan op elk snijpunt van het patroon met

dunne zijde met een klein gouden of wel een zwart kraaltje op

vast. Nadat men op de taf of voering volgens de aanduiding op

Fig. 47 de kleine lussen, uit blaauw taffen lint bestaande, met groo-

tere of kleinere tusschenruimten heeft vastgehecht, om er het naai-

gereedschap in te steken, bevestigt men de voering met digte fes-

tonneersteken van blaauwe zijde op den gepunten rand van het

lederen gedeelte. Nu buigt of vouwt men in de aldus op elkaar lig-

gende twee gedeelten regelmatige plooijen zoo als wij dit op Fig.

47 met dunne lijntjes te zien geven, laat er door een zadelmaker

ook volgens aanwijzing op het knippatroon boven aan den rand de

gaatjes in slaan, en steekt er twee zijden koorden met kwasten

versierd, doorheen. Eindelijk wordt van binnen in het midden een fijn gevlochten mandje 5 d.

hoog en 10 d. in doorsnede vastgehecht, waarvan de bovenrand aan de binnen- en bui-

tenzijde met een digt geplooid ruche van blaauw taffen lint 1 d. breed is gegarneerd.

Als men niet tegen de moeite opziet, dan kan het mandje ook wel

door haakwerk vervangen worden; tot dat einde haakt men alsdan

met digt vaste steken over koord eene rondte, welke de vereischte

wijdte heeft; het fatsoen wordt gevormd door eens-

deels te meerderen en waar dit gevorderd wordt het koord wat in te halen; ook kan men tot meerdere stevigheid van boven onder de ruche er een eind

ijzerdraad omheen leggen. Verder hebben wij op de afbeelding No. 43 duidelijk aangewezen, hoe men er het naaigereed-schap moet insteken.

Het copieër machinetje.

Op het Supplement bij dit num-

mer behoorende, hebben wij nog-

maals een copieërmachinetje afge-teekend. Het wordt gebruikt om op eene zeer gemakkelijke wijze patro-

nen over te nemen. Reeds

in den vorigen jaargang van de Gracieuse hebben wij het

als zeer doelmatig aan-geprezen. Elke instru-ment of messenmaker

zal het zeer gemakke-

lijk naar de hierbij ge-voegde afbeelding kun-

nen vervaardi-

gen.

Dan volgen er voor de taille 17 toeren in hetzelfde getal ste-

ken. Men is nu tot aan het armsgat gekomen, en haakt op

de 34 middelste steken het voorstuk 8 toeren hoog, bij den

tweeden hiervan mindert men aan het begin en einde 1 steek. Tusschen het voorstuk en den rug laat men 2 steken voor het armsgat onbewerkt, haakt elk gedeelte van den rug weder-

om 8 toeren hoog en mindert bij den tweeden toer aan het armsgat 1 steek. Aan den 8sten toer wroden aan elke zijde van

het armsgat nog 9 toeren van 8 steken breed, voor den schou-

der gehaakt; dan naait men deze 8 steken aan het voorstuk

en verbindt alzoo den schouder, waardoor het armsgat ont-

staat. Langs den geheelen buitenrand van den

rok wordt met de groene wol 1 toer vaste ste-

ken gehaakt, als ook langs het armsgat waar men

tevens nog een toer kleine kettingsteekbogen werkt, dit geschiedt ook van onderen aan den rok, doch

daar kunnen de bogen een weinig grooter geno-

men worden. Van achteren aan de beide open zijden wordt langs den groenen toer vaste steken, een witte streep gehaakt, namelijk 5 toeren vaste

steken, waarbij men tamelijk los hakende, door

den geheelen steek steekt, dan volgt een toer

vaste steken met de groene wol die ook de dwars-

zijde van de witte streep afsluit en 1 toer ketting-steekbogen die van onderen van den bogenrij van

den rand af beginnen moet. De streep aan de

linker zijde van den rok heeft 9 knoopsgaten,

die men vormt door in den 4den witten toer op

de bestemde plaatsen 1 vaste steek met 1 ketting-

steek over te slaan en in den 5den toer in die

ontstane opening 2 vaste steken te werken. Op

de witte streep aan de regterzijde van den rug

worden knoopen gezet. Voor de den rok versie-

rende volant zet men zeer los 386 steken op, breit 18 toeren heen en weder afwisselend 2 regt,

2 averegts, dan 1 toer regt en kant daarna af, waarbij men echter

gedurig 2 steken ― dus minderen ― met 1 steek overslaat. Dit

vormt den bovenrand van den volant, dien men even als den onder-

rand, met een toer kettingsteekbogen omgeeft en eindelijk op de regte

zijde zoowel op den opzet als op den afkanttoer een rij groene ket-

tingsteken haakt. De volant wordt nu zoodanig opgenaaid, dat hij van on-

deren aan den rok een ge-

lijke lijn vormt en aan de

dwarszijde tot aan den knoop en knoopsgatrand reikt.

Gehaakte wollen

broek voor knaapjes

van 2-4 jaar.

Afbeelding No. 41.

Patroon voorzijde

van het Supple-

ment No. IV

Fig. 13 en

14. 8 lood roode, 1 lood zwarte zephir

wol; 1 dozijn witte parelmoeren knoopen.

Dit praktische en fraaije broekje wordt

met den gewo-nen tunischen haaksteek ge-werkt. Men be-

gint van onde-

ren aan het

been en zet zooveel ste-ken op als er vereischt worden voor

de wijdte vol-gens het patr.

Fig. 13 aangewezen. Op dezen opzettoer haakt men 2 patroon-

toeren met de roode wol, dan 4 zwarte door 1 rooden toer geschei-

den, vervolgens haakt men met de roode wol de geheele helft van

de broek. Om het fatsoen voor de broek te verkijgen, meerdert of mindert men aan het begin en einde van den toer, terwijl men

voor het minderen een of meer steken van den toer laat staan en

voor het meerderen weder de steken opneemt. Zoover elk been te zamen wordt genaaid ― dus van B van Fig. 13 af ― meerdert

men langzaam aan het begin en einde van den toer; van B af

wordt, zooals zigtbaar is langs den buitenrand van het achter-gedeelte gemeerder en aan het voorstuk geminderd. De bovenrand

wordt evenzoo afgeminderd namelijk door steken te laten staan, waardoor de toeren verkorten en de broek hierdoor het fatsoen vol-

gens Fig. 13 verkrijgt. Het split voor den zak ― volgens Fig. 13

op het patroon aangewezen ― verkijgt men door het werk te verdeelen, en zoover de lengte voor

het split zulks vordert elk gedeelte afzonderlijk te haken, en eerst wanneer men hier-

voor de genoegzame lengte verkregen heeft, weder over de geheele breedte te werken.

Nadat men beide gedeelten van de broek zoover voltooid heeft, naait

men ze van A tot B te zamen, en haakt langs den voor en achter-

rand van C tot D 3 toeren vaste steken, en wel den 1sten met zwarte,

den 2den met roode en den 3den weder met zwarte

wol. Dan verbindt men de beide helften van de

broek van C tot ster. De onderrand van de broek

voorziet men van een rij puntjes uit 2 toeren be-

staande, waarvoor men den 1sten toer met

vaste steken met zwarte, en den volgen-

de toer met roode wol op deze wijze

werkt: 1 vaste steek, * 4 kettingsteken,

1 vaste steek in den eersten van deze 4

kettingsteken; 1 vaste steek in den tweeden daaropvolgenden steek van den vorigen toer, dus 1 steek over-slaande. Van * af wordt herhaald.

Daarna werkt men den band twee-

maal in zijn geheel genomen volgens Fig. 14, dien men zoowel voor den

onder als voor den bovenrand 3 toeren met roode wol en

den gewonen tunische haak-

steek werkt, en dezen met

2 toeren vaste steken om-geeft, waarvan de 1ste met zwarte en de 2de met roode wol gewerkt wordt. Dan

naait men de beide banden zoowel van boven als aan

de afgeronde dwarszijden te

No. 43. Werktaschje. Van binnen gezien. Helft van de oorspronkelijke grootte.

No. 42. Werktaschje. Van buiten gezien. Helft van de oorspronkel.

grootte. Knippatroon, keerz. van het Suppl. No. XIV. Fig. 47.

No. 40. Wollen onderrokje voor kinderen van 1―3 jaar.

Haak- en breiwerk.

No. 41. Wollen pantalon voor knaapjes van 2―4 jaar.

Haakwerk. Knippatroon, voorzijde van het Suppl.

No. IV, Fig. 13 en 14.

No. 39. Taschje voor overschoenen van binnen gezien.

Verkleind.

No. 38. Taschje voor overschoenen. Van buiten gezien. Helft van de oorspr. grootte.

Keerzijde van het Suppl. No. X. Fig. 35―37.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.