De Gracieuse 4 February 1865 | Page 7

[4 Februarij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 31

boord en van voren in het midden met het dubbele punt of hetzelfde teeken,

op Fig. 15 aan beide zijden met kruis en F op Fig. 16 zoodanig aan den

benedenrand van den pet genaaid dat de inslagen van de klep naar binnen

komen en alzoo bedekt zijn. de laatste wordt vervolgens rijkelijk 1 d. van

den naad af, nogmaals op den pet vastgestikt. De lussen waarmede de

muts verder wordt digtgemaakt, moet men van de stof naar Fig. 18 knip-

pen, met lint boren en er de knoopen op de plaats op het patroon aange-

duid, opzetten. Eindelijk worden de gedeelten voering, die voor den pet zijn

bestemd afzonderlijk gewatteerd eer men die volgens de overeenstemmende

letters op het patroon aan elkander zet. De voering wordt van onderen aan

den rand over de inslagen van den naad, waarmede de pet aan den kraag

is gezet heen ge-zoomd en zoo bij elkaar van binnen

in den pet vastge-hecht. Boven op zet men in het

midden van de muts nog een knoop

met fluweel of pluche overtrokken waarmede het in elkaar loopen der naden bedekt wordt.

Taschje voor over-

schoenen.

Afbeelding No. 38 en 39.

Knippatroon, keerzijde van het

Supplement No. X. Fig. 35―37.

Gewoon gaas; rood turksch

katoen 350 d. rood wollen

band 2 d. breed.

Het taschje dat wij hiernevens te zien geven, is van gaas van

grijs hennip garen, zoogenaamd

“canevas naturel,” vervaardigd,

en met een weinig borduurwerk met rood turksch katoen en rondom

met een geplooid ruche van rood wollen band 2 d. breed versierd.

Eerst knip men naar Fig. 35 dat de helft van het patroon voor den

achterkant of het buitenste gedeelte van de tasch geeft een lap van

de stof aaneen en naar Fig. 36 twee gelijke deelen en voert naar

Fig. 37 op het bovenste gedeelte van de tasch het borduurwerk in

point de minute of point russe uit. Nadat men de verschillende

gedeelten zooals dit op de afbeelding is aangewezen met knoopsgaten

en met rood overtrokken knoopen heeft voorzien, naait men die vol-

gens de overeenstemmende letters op het patroon, stevig aaneen en

boordt de naden en den buitensten rand der verschillende stukken met rood wollen band 2 d. breed. Het hengsel wordt uit een reep gaas 60 d. lang

vervaardigd, op het bovenste gedeelte met een naad kruissteken met rood garen versierd en op de plaats op

Fig. 35 hiervoor aangewezen, aan de

tasch vastgehecht. Eerst moet men ook volgens aanwijzing op het

knippatroon aan de beide lange zijden van de tasch er twee lussen

band aanzetten waar het hengsel doorgestoken wordt. Verder versiert

men de tasch aan de buitenzijde van

de twee zijkanten, en langs de puntig uitgesneden dwarszijde met een geplooid ruche, en zet aan de hoeken van de eene regte dwarszijde boven op de stof

twee oogen en vlak daar tegenover, maar

binnen in de tasch twee haken om

haar goed te sluiten. Naarmate de

schoenen grooter of kleiner zijn, steekt

men die in het eerste geval in de lengte

naast elkaar tusschen de twee zijkan-

ten van de tasch zoo als men dit op afb. 39 kan zien en buigt die

bij het sluiten van de tasch een weinig toe. Anders legt men er de schoenen in de dwarste in en knoopt eerst de twee zijkanten en dan

de twee dwarskanten over de schoenen heen. Afbeelding No. 38 stelt

de tasch voor als zij gesloten is.

Wollen onderrok voor kin-

deren van 1―3 jaar.

Haak- en breiwerk.

Afbeelding No. 40. 9 lood witte,

½ lood groene zephirwol. Hou-

ten haak- en breinaalden

overeenkomstig de

wol.

De afbeelding van dezen onderrok

robe princesse genaamd, die in ver-

binding met de taille, in den tunischen

haaksteek gewerkt wordt, is van den

rug af in zijne geheele lengte over elk-

ander geknoopt. De volant die van on-

deren den rok omgeeft is gebreid, doch

de geheele buitenrand van den rok is met een toer kettingsteekbogen van groene wol versierd.

Van onderen aan den rand beginnende, zet men voor den rok met

de witte wol 190 steken op: en werkt in dit getal steken 40 toeren

(zoo als reeds bekend is elk uit 2 toeren bestaande) met den tuni-

schen haakst. Bij den 41sten toer begint de mindering; dit

geschiedt bij het opnemen van de steken, dus in

den eersten patroontoer, daar men dan 2 ste-

ken tegelijk opneemt, en wel den 18den, den

19den, den 37 en 38sten, den 56 en 57sten,

den 75 en 76sten steek, dan in de andere

helft van den toer den 111 en 112den,

den 130 en 131sten, den 149 en 150sten

en den 168 en 169sten steek. Men heeft nu

in elke helft van den toer 4 minderingen

geplaatst, die op dezelfde plaats in elken eersten patroontoer herhaald worden,

zoodanig, dat zich aan elke zijde 4 schuine

naar voren loopende lijnen vormen, en

dus het getal steken van den buitenrand

tot de nasatbijzijnde mindering hetzelfde

blijft, en van voren in het midden tus-

schen beide minderingen gedurig met 2 steken vermindert. Men werkt op deze wijze tot den 53sten patroontoer ― dus

13 minderingen ― mindert

dan in den eersten van den 54sten patroontoer aan het be-gin en einde 8 maal na elkan-

der, en laat de overige minde-ringen weg.

De laatste afbeelding toont, op de plaats door C aangewezen, de bewerking van

het knoopwerk aan; Afbeelding No. 35 stelt een gedeelte van den rand in origi-

neele grootte en breedte voor, zoodat wij eene verdere beschrijving heirvan onnoo-

dig oordeelen, maar vooral aanraden de afbeeldingen getrouw te volgen. Het on-

derste gedeelte van de tasch, dat, zooals wij reeds vermeld hebben, geheel met

het kleine patroon van den rand geknoopt is, wordt aan den buitenrand met de

boventasch te zamen geknoopt, en wel tegelijk bij het werken van de onderste

knoopen van den rand. Dit geschiedt zooland als er aan het ondereinde nog los-

hangende draden voorhanden zijn, daar men gedurig een streng van het onder en

een streng van het boven-gedeelte dat op elkander komt te zamen neemt, en met de beide einden die zich op zijde bevinden van

den onder streng, over

de 6 draden van de beide strengen 4 knoopen doch

niet aan eene zijde werkt,

daar deze niet moeten draai-jen, daarna verdeelt men de strengen weder, om

nogmaals de beide helften te verbinden, daar men nu van de andere helft de beide buitenste draden neemt, die bij de zoo even voltooide rij knoopen het

binnenste gevormd heb-ben en met deze beide draden 10 knoopen om de overige 6 draden werkt, die even als bij het geruite

patroon alle naar eene zijde

gewerkt worden. Daar-

na worden al de draden

tot op 14 Ned. duim

lengte afgesneden waardoor de franje gevormd wordt. Aan de zijden waar aan

het ondergedeelte geen draden meer hangen, haalt men gedurig 2 van de 4

draden van een streng van het bovengedeelte door de daaronder liggende

buitenste lussen van het ondergedeelte en voltooid dan met deze 4 draden het de beide binnenste gedeelten verbindende franje garnituur op dezelfde wijze,

zooals het van onderen met 8 draden gewerkt is.

Gehaakte kant.

Afbeelding

No. 36.

Deze kant wordt in de dwarste, dus heen en we-der gehaakt en kan zoo-

wel van grof als van fijn garen gewerkt worden. Wij vermelden vooraf dat de steken gedurig op elkander moeten

komen, zoodat men bij elken toer een gelijk getal

steken moet overslaan, als men kettingsteken gewerkt heeft, wij zullen dit dus niet bij elken toer herha-len. Voor dezen kant zet

men 14 kettingsteken op.

1ste toer. 3 ketting-

steken, als een stokje;

1 st., 2 kettingst., 6 st., 4 kettingst.,

1 st., 8 kettingst. Men keert het

werk op.

2de toer. 4 st., in de opening

van den vorigen toer; 4 kettingst.,

2 st., 2 kettingst., 2 st.

3de toer. 3 kettingst.,

als 1 st.; 1 st., 2 ket-

tingst., 6 st., waarvan

de 4 laatsten in de ope-

ning van den vorigen toer gewerkt worden;

4 kettingst., 12 st., in

de opening van de ket-

tingst. van den vorigen toer, het laatste st. verbindt men aan den eersten opzetsteek.

4de toer. 1 vaste steek

op het eerste st.; dan 6 uit

3 kettingst. bestaande bo-

gen (op de 12 st.) door 2

v. st. gescheiden; 1 v. st.

op het laatste st., 2 ket-

tingst., 10 st., waarvan de

4 eerste in de kettingsteekopening van den vorigen toer gewerkt worden; 2 kettingst.,

2 st. op de twee stokjes van den vorigen toer. Hiermede is eene punt van de kant vol-

tooid. In het vervolg begint men weder bij den 1sten toer.

Jagt- of reispet voor heeren.

Afbeelding No. 37. Knippatroon, voorzijde van het Supplement

No. V. Fig. 15―20.

Het model van deze muts of pet, bestaat uit zes afzon-

derlijke, spits toeloopende gedeelten, heeft eene gewatteerde

zijden voering en is verbonden aan een kraag, door drie

stukken gevormd, die van voren door lussen van dezelfde

stof wordt vastgehouden, zoo als wij dit op de afbeelding

te zien geven. De klep waarvan de pet aan de voorzijde is

voorzien, kan men wel zeer doelmatig noemen, zij kan regt-opstaande blijven of ook neergeslagen worden. Naar Fig.

15―18 knipt men uit fluweel of pluche van elk twee ge-

lijke deelen, naar Fig. 19 echter een stuk aaneen, en nog-

maals twee gedeelten ook aaneen naar Fig. 20. de voering

knopt men Fig. 15―17 uit dunne zijde, aan den regten

rand ongeveer 1 d. langer voor een inslag. De spitstoeloo-

pende gedeelten van de bovenstof worden volgens de overeenstem-

mende letters aan elkaar gestikt, de rand van onderen van de

gedeelten van den kraag elk afzonderlijk met groen lint om-

boord, en dan van J tot K over elkaar heen genaaid. Ver-

volgens verbindt men den bovenkant van den kraag die nog

niet is omboord, zoodanig aan den pet, dat F op F, ster

op ster sluit. De twee gedeelten van het scherm, worden

glad op elkaar liggende verscheidene keeren in rijen doorge-

stikt, zooals dit op Fig. 20 met fijne gladde lijntjes is aan-gegeven, de buitenste rand met een smal groen lintje om

No. 37. Jagt of reismuts voor heeren. Knippatroon,

voorzijde van het Supplement No. V, Fig. 15―20.

No. 32. Helft van het voltooide knoopwerk voor een

weitasch. Verkleind.

No. 35. Gedeelte van den rand van

het knoopwerk bij Afb. No. 32.

Oorspronkelijke grootte.

No. 36. Gehaakte kant.

No. 31. Chambercloak voor heeren. Knippatr.

keerz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 25―28.

No. 33. Bewerking van den fond van het knoopwerk.

Bij Afb. No. 32. Oorspronkelijke grootte.

No. 34. Bewerking van den rand van

het knoopwerk. Bij Afbeelding

No. 32. Oorspronkelijke grootte.