De Gracieuse 3 October 1865 | Página 3

De steken moeten op regelmatigen afstand van elkander liggen, en de

randen van het taffen lintje gelijktijdig aan beide zijden worden vastge-

hecht; bij elken steek vat men een gouden kraal mede zoo dat de kralen

aan elk der binnenzijden langs de eggen van het lint loopen. Hierna hecht

men de vier bladen van onderen aan de punt en ook de twee zijstukken

Fig. 22 volgens de aanwijzing der teekens op de knippatronen aan elkaar en windt er (van boven naar onderen) ongeveer 1½ d. hoog van de gladde

lijn op Fig. 20 af zeer dicht een gouden veterband omheen. De blaasbalg

wordt met de punt die los blijft op den voet, die zeer eenvoudig is samen-

gesteld, gestoken. Men neemt namelijk eerst den bodem uit de kleinste

doos, 3 d. hoog, het deksel wordt evenmin gebruikt, zet dezen carton-

nen ring of reep juist in het midden op de platte doos en giet de ruimte

die zich aan den buitenkant rondom den ring bevindt, met gips vol. De

pleisterkalk moet eerst met water zijn afgemengd, maar daarna onmiddel-lijk gebruikt worden omdat hij zich zeer spoedig vastzet of hard wordt.

Op dezelfde wijze vult men de binnenste ruimte aan, en plaatst er dan, terwijl het gips nog week is, den blaasbalg juist in het midden in. Het

gips moet natuurlijk eene zeer gelijkmatige oppervlakte vormen, en overal goed tegen de punt van den blaasbalg worden aangedrukt. Wil men den voet liever uit hout vervaardigd hebben, dan kan men twee plankjes op elkaar en daarop den blaasbalg vast lijmen, ook zou men dan aan deze plankjes die natuurlijk aan den schrijnwerker besteld moeten worden naar verkiezing een vier-, zes- of achtkantigen vorm kunnen geven. Wat de

grootte van den voet betreft is men volkomen vrij, hoewel het een na-

tuurlijk van het andere afhangt. De tot dusverre voltooide voet wordt

eindelijk met blauwe taf bekleed, hiervoor heeft men een lap 28 d. lang

en 7 d. breed noodig; deze wordt aan den rand van boven en 3½ d. la-

nger nogmaals ingerimpeld en zoo, dat de dwarszijden een weinig over elkaar heen komen, op den voet gespannen; de onderste rand van de stof

die ongeveer ½ d. over den bodem heenkomt plakt men er met arabische

gom tegen, waarna men den onderkant van den bodem nog met een cirkelrond stuk taf of papier be-plakt. Om den inrijg-draad te bedekken legt men er van bo-

ven in het midden

en ook om de eerste afdeeling van den voet een rij gouden kralen omheen, en

om den buitenrand van de doos, zoo als de af-

beelding dit aantoont eene dicht geplooide ruche

van blauw taffen lint.

Rand met den lankwerpigen ver-

zetten kruissteek voor tafel-

kleedjes, tapijtjes enz.

Afb. No. 10.

De rand die door afbeel-

ding No. 10 wordt voorgesteld,

heeft een gobelinachtig karak-

ter en is met den lankwerpi-

gen verzetten kruissteek, op tusschensoort gaas met zephir wol gewerkt. Volgens het oor-spronkelijke tafelkleed van don-kergroen wollen reps is de rand

in vier schakeeringen (de licht-

ste zijde) brons geborduurd en

rondom op de grondstof onge-veer op 4 d. afstand van den kant gezoomd. Afbeelding No. 10 stelt den rand aan beide

zijden door de grondstof ingesloten voor. Deze rand kan ook in andere overeenko-

mende kleuren, b. v.: paarlgrijs of reekleurig, op een fond van eene andere donkere

kleur worden aangebracht.

Patroon om op

java gaas te borduren, of om een ge-knoopt kleed door te stop-

pen.

Afbeelding No. 11

en 12.

Aan den wensch van vele abonnées

voldoende, die de een-voudig en praktische handwerken, boven de meer élegante in dit genre verkiezen, geven wij met afb. No. 11 een zeer fraai patroon, dat zoowel voor het doorstoppen van knoopwerk voor

verschillende doelein-den gebezigd, als ook voor een kleedje op java gaas kan wor-den uitgevoerd. Voor het laatste werkt men het patroon met den gewonen kruissteek met wit katoen, om-geeft echter ter ver-hooging van het ef-fect, nauwkeurig de omtrekken van het patroon volgende, alle figuren met lange steken van rood ga-ren. Afbeelding No. 12, die eene ster in oorspronkel. grootte voorstelt, toont de wijze van bewerking duidelijk aan. Uitge-nomen de omtrekken, zijn volgens de af-beelding van het kleed ook de afzonderlijke steken op deze wijze gevormd, de figuren van den buitenrand

[3 October 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 171

worden met rood garen gewerkt, dat duidelijk van de witte ruitjes kan

onderscheiden worden.

Tullen antimacasser met borduurwerk en op fluweel

geschilderde bloemen.

Afbeelding No. 13.

De mode heeft soms wonderlijke invallen. Aan dezen antimacasser bijv.

komt zoowel de naald als het penseel te pas en daarmede opent zij de mode

in het vak der vrouwelijk handwerken een nieuw zeer vruchtbaar veld.

Het kleine kleedje is dus de bijzondere aandacht van onze lezeressen ten

volle waardig, daar de verscheidenheid in de uitvoering het werk zeer aan-

genaam en onderhoudend maakt, en ook dames welke de schilderkunst be-

oefenen, hierbij hare bedrevenheid in dit vak in praktijk kunnen brengen.

Ons model bestaat uit goede fijne tulle die gewasschen kan worden en is

rijk met application van neteldoek in zeer gracieuse figuren versierd. In

het midden van het kleedje bevinden zich echter op fluweel geschilderde

bloemen, die tot een sierlijke bouquet samengevoegd en op de uit neteldoek geappliqueerde figuren, die denzelfden vorm moeten hebben en op het kleedje met arabische gom of stijfsel zijn geplakt, gehecht worden. Vooral de bloempjes en bladeren van spaansche kers maken door de schitterende en warme kleuren een heerlijk effect op den stillen toon van den fond.

Het staat onze lezeressen natuurlijk vrij om ter versiering van een soort-gelijk kleedje, hare lievelingsbloemen te nemen, maar ook vruchten, vo-

gels met niet te groote vleugels, vlinders, zelfs grootere dieren op fluweel, zijde, leder of papier geschilderd en daarna netjes uitgeknipt en opgeplakt zouden een waar sieraad voor den antimacasser uitmaken. Zoo dikwijls het kleedje echter gewasschen wordt, moet het beschilderde partijtje voorzich-tig losgemaakt, en er later weder worden opgeplakt. Diegenen onze le-

zeressen welke zich niet

op de teekenkunst heb-ben toegelegd, raden wij aan de versieringen met

den platten steek te bor-

duren, daarna uitteknip-

pen en dan op het kleed-je te hechten. Ook kan men naar verkiezing het een of andere patroon met gekleurd garen dat niet verbleekt, met den moesjessteek uitvoeren

en dit op het kleedje zelve werken. Het patroon

voor dit laatste wordt naar verkiezing wat grooter

of kleiner genomen, echter in dezelfde verhouding als wij dit op de afbeelding aangeven, de ruimte

van het blad veroorloofde ons niet er eene teeke-

ning in oorspronkelijke grootte bij te voegen. Op

het volgende supplement met borduurpatronen zal

men er echter een vinden, dat voor soortgelijke antimacassers

kan gebruikt worden.

Gehaakt tusschen-

zetsel.

Afbeelding No. 14. Haakgaren

grofte naar verkiezing.

Op een opzetsel van ver-

eischte lengte werkt men:

1ste toer. Afwisselend 1 stokje, 1 kettingsteek, met den laatsten 1 steek van het opzetsel over-

slaande.

2de toer. Afwisselend 3 stokjes,

15 kettingsteken, met den ket-

tingsteek gedurig hetzelfde getal stokjes hiervoor overslaande, de 3 stokjes wor-

den zoodanig geplaatst dat het middelste stokjes gedurig op 1 stokje van den

vorigen toer komt.

3de toer. Afwisse-

lend 5 stokjes, 13 ket-tingsteken, de mid-delste 3 van de 5 stok-jes moeten gedurig

op de 3 stokjes van den vorigen toer ko-

men.

4de toer. * 5 stok-

jes op de 5 stokjes van den vorigen toer, 1 kettingsteek, 2 stokjes, 7 kettingst., 2 stokjes, 1 kettingsteek. Van *

af herhalen.

De voortzetting van het patroon wordt door de nauwkeurige afbeelding aangewe-zen, zoodat wij eene verder beschrijving

overbodig achten.

Tusschenzetsel

van gepunt

veterband

en haak-

werk.

Afbeelding No. 15.

Gepunt linnen veter-

band, haakgaren

No. 60.

Aan beide zijden

van het veterband

haakt men in de leng-

te de 5 volgende toe-

ren:

1ste toer. Afwisse-

lend 1 vaste steek,

6 kettingsteken, de vaste steek gedurig

in elk puntje van het

veterband.

2de toer. In het

midden van elken ket-

tingsteekboog van den

vorigen toer, 1 vaste

steek, 5 kettingste-

ken, 1 vaste steek,

dan 5 kettingsteken.

3de toer. Afwisse-

Verklaring der teekens: wit, rood, grondkleur.

No. 11. Patroon om op javagaas te borduren of een knoopwerk doortestoppen.

No. 8. Gedeelte v. d. rand voor het tafelkleed.

Oorspronkelijke grootte.

No. 9. Euit voor visite kaartjes in den vorm v. een blaasbalg.

Verkleind. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VII, Fig. 20―23.

No. 10. Rand met den langwerpigen verzetten kruissteek

voor tafelkleeden, tapijtjes enz.

No. 12. Doorloopend patroon om op Javagaas

te borduren. Bij afb. No. 11. Oorspr. grootte.