[3 Maart 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 47
Antimacasser.
Knoop- en haakwerk. Afbeelding No. 37. Hans-
schildtsches-garen No. 30 en 50; Estramadura
No. 3, een knoophoutje dat een draad van 2½
Ned. duim omspant, een knoophoutje van 2 Ned.
duim breed en eene haaknaald overeenkomende
met de grofte van het garen.
Tot de eenvoudige handwerken waarvan het ver-
vaardigen de moeite voorzeker beloonen zal, en een
aangenaam werk verschaft, behoort vooral deze
antimacasser. Hij bestaat, zoo als de afbeelding
aantoont, uit afzonderlijke strepen, die afwisselend
geknoopt en gehaakt zijn en later aan elkander ge-
zet worden. Men begint het werk met de gehaakte
streep van het midden af, en zet met het fijnste
garen de genoegzame lengte voor den antimacasser
op. Dan werkt men hierop teruggaande den
1sten toer. 1 vaste steek in den 1sten steek van
het opzetsel, * 9 kettingst., 1 v. st. in denzelfden
steek van het opzetsel; 5 kettingst. in den 7den
steek 1 v. st. Van * af herhalen.
2de toer. * 3 v. st. in de eerste uit 9 kettingst. bestaande lus van den vorigen toer, 4 kettingst.,
3 v. st., 4 kettingst., 3 v. st., 4 kettingst., 3 v. st., deze worden allen in dezelfden lus gewerkt: 3
kettingst., waarmede men de 5 kettingst. van den vorigen toer overslaat en dan van * af den toer
voortzet.
3de toer. 1 v. st. in het middelste van het uit 4 kettingst. bestaande oogje van den eersten boog
van den vorigen toer; * 6 kettingst., 1 v. st. in het middelste van de 3 oogjes van den volgenden
boog. Van * af wordt gedurig herhaald.
De 4de en 5de toer als den 1sten en 2den toer. De aan den buitenkant van de streep afsluitende
kettingsteek-toer wordt eerst later gewerkt, daar met dezen tegelijk de geknoopte streep er aan ver-
bonden wordt.
Hiermede is de eene helft van de gehaakte streep voltooid; men haakt nu de andere helft op de-
zelfde wijze, doch in denzelfden opzettoer, zoodat de figuren regt over elkander komen, zoo als de
afbeelding duidelijk voorstelt.
Voor elke geknoopte streep, die later door kettingst. aan de gehaakte strepen verbonden worden,
zet men met het grove garen het hiervoor noodig zijnde getal mazen op en knoopt daarna 9 toeren;
vervolgens stopt men met de katoen de strepen volgens het patroon, zoo als de afbeelding voorstelt,
door. Nadat de strepen — met getal hiervan hangt van de grootte van den antimacasser af — aan
elkander gezet zijn, haakt men langs de dwarszijden even zulke kettingsteekbogen, en werkt dan
rondom met het garen No. 30 de franje, waarvoor men voor het hoofd eerst 2 toeren knoopt. Voor
den 1sten toer knoopt men over een pen van 2 Ned. duim breed 4 mazen in elken kettingsteekboog. De 2de toer die over een pen geknoopt wordt die 2½ Ned. duim draad omspant, knoopt men 2 ma-
Reis-nécessaire.
Afbeelding No. 34—36. Knippatroon, voorzijde
van het Suppl. No. IV, Fig. 19—24. Een stuk
zwarte en een stuk donkerbruin amerikaansch le-
der; 3 N. el paars taffen lint 1 Ned. duim breed;
groene genuanceerde en zwarte koordzijde, dun
goudkoord, 60 duim zwart elastiek band en eenige
parelmoeren knoopen.
Tot berging van verschillende toiletbehoeften —
namelijk voor op reis — bestemd, wordt volgens
afb. No. 34 en 36 het binnenste en buitenste van
eene zoodanige nécessaire voorgesteld, dat aan onze
abonnées niet alleen een praktisch maar tevens een
aangenaam handwerk verschaft. Ons origineel is van
zwart en bruinamerikaansch leder vervaardigd. Men knipt van eerstgenoemde stof het gedeelte volgens
fig. 19 voor de buitenste bekleeding, dan van bruin
leder een zelfde gedeelte voor van binnen en brengt
het patroon volgens afb. No. 35 op de bovenste
stof over, hetgeen men aan de beide lange zijden
tot aan de dwarszijde voortgezet; aan deze laatste kan men het patroon geheel weglaten, of het even als
aan de andere dwarszijde doch in eene regte lijn, er op teekenen. Dan werkt men de bladeren van
het patroon volgens afb. No. 35 met groene zijde met den kettingsteek; de daar tusschen liggende
takken worden met afzonderlijke steken met dezelfde zijde, doch de aderen van de takken met goud-
koord gewerkt, waarvan de laatsten met dwarse steken van zwarte zijde op regelmatige afstanden er
op bevestigd worden. Voor het binnenste van de nécessaire knipt men van bruin leder naar fig. 20,
21 en 22 van elk twee gedeelten, en van 23 en 24 elk een gedeelte, het laatste echter, dat
zoo als afb. No. 34 voorstelt den sponsezak vormt, knipt men langs de middenlijn in zijn geheel.
Bij het maken van de beide tasschen (fig. 20) zorge men dat zij slechts tot aan de aangewezen gladde
lijn komen. Daarna omboort men alle gedeelten met paars taffen lint; aan het naar fig. 24 geknipte
gedeelte wordt het echter van boven aan de regte zijde opgezet, daar het dan later tevens voor schuif
kan dienen om er de taffen linten te kunnen doorhalen. Nadat men de taschjes van knoopen en
knoopsgaten heeft voorzien, plaats men alle gedeelten zoo als afb. No. 34 voorstelt, volgens de aan-
gewezen teekens en letters op het hoofdgedeelte No. 19, daar men ze allen aan de verkeerde zijde er
op stikt. De ronde zak moet niet slechts Z op Z komen, maar er in de rondte volgens het patroon
worden opgestikt; in de naar fig. 20 en 22 geknipte tasschen legt men van onderen aan beide zijden
een plooi, daar men volgens de aanwijzing van het patroon kruis op punt moet leggen. De band naar
fig. 23 vervaardigd, wordt er in het midden langs de effen lijn opgestikt. Eindelijk worden de beide
gedeelten van de nécessaire als ook de kleine tasschen volgens de ltters door een omboordsel van
zwart taffen lint van 1 Ned. duim breed met elkander verbonden; van boven door den zak worden
2 taffen linten gehaald en aan de afgeronde dwarszijde als ook op fig. 19 op de aangewezen plaats
het elastieke bandje bevestigd, om de nécessaire digt te kunnen maken.
No. 37. Antimacasser. Knoop- en haakwerk.
No. 36. Reisnécessaire, van buiten gezien. Verkleind.