De Gracieuse 3 July 1865 | Page 12

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende borduur- en knippatronen.

128 DE GRACIEUSE. [3 Julij 1865. 3e Jaargang.]

steek rechts afgebreid en geschiedt nu het omslaan

dat de meerdering vormt aan de andere zijde van

den steek, zoodat in het vervolg bij elken toer dan

aan de eene en dan aan de andere zijde gemeer-

derd en de tuit hierdoor telkens 1 steek wijder

wordt. In den laatsten den 14den toer moet zij

dus 14 steken tellen. Nadat men het gebreide ge-

deelte los heeft afgekant, haakt men weder 1 toer v. st. in elken steek 1 steek, dan 3 toeren v. st.

over het koord, in den middelsten toer werkt men

evenwel na elken 4den steek weder 1 moes. Aan

den laatsten toer sluit zich weder eene rij puntjes

van witte zijde aan, die op de volgende wijze ge-

werkt wordt, 1 v. st., 2 steken overslaan 4 st. in

den volg. st., 2 st. oversl., 1 v. st. Van * af herh.

Voor het oor van het kannetje haakt men van

roode zijde een ongeveer 7 duim lang reepje met 3

toeren vaste st., in den middelsten toer hiervan

haakt men insgelijks moezen met 4 v. st. tus-

schen elk in; daarna bevestigt men het volgens

de afbeelding aan het kannetje.

Twee 18 duim lange koorden van kettingste-ken gevormd, worden in tegenovergestelde

richting door den toer gaatjes van het ge-

breide gedeelte gestoken, en moeten voor het

dichtschuiven van de beurs dienen. Aan de

einden bevestigt men kleine kwastjes van

witte koordzijde.

Jaquette “étole.”

Afb. No. 64 en 65. Knipp. voorz. v.

het Supplem. No. III, Fig. 16―20.

De afb. No. 64 en 65 geven de

voor- en achterzijde van een jaquetje te zien, dat voorzeker in den smaak van onze jeugdige abonnées zal val-len, en wel geschikt is om menig zomertoilet uitnemend fraai te vol-tooien. Ons model bestaat uit fijn wit neteldoek en is rijk en gracieus gegarneerd met guipure kant, entre-deux en taffen strikken; daar het fat-

soen van het jaquetje echter zeer eenvoudig

is zou men er de een of andere witte stof die

goed kan gewasschen worden of eene dunne

zwarte stof voor kunnen nemen. Bij het vervaardi-

gen knipt men naar elk der Fig. 16 en 17 twee stuk-

ken; Fig. 18 aaneen, de dunne lijn geeft het midden aan.

als men het jaquetje volgens de overeenstemmende letters

op de knippatronen aan elkaar heeft gezet, dan wordt de ge-

borduurde entre-deux waarvan men 440 d. 1½ d.

br. noodig heeft, eerst glad langs de ten deele voor-

geteekende lijnen op de knippatronen op de voor-

stukken, om het uitsnijdsel van den hals, langs

de naden van den rug en om het armsgat heen

geschikt, waarbij in elken hoek van den

boog een plooitje moet gelegd worden.

Daarna naait men het entre-deux

aan beide zijden vast; dan wordt

de stof er zoodanig onder weg

geknipt, dat er aan beide zij-

den nog een smal randje

van de stof overblijft,

dat aan den verkeer-

den kant smal wordt

gezoomd. Om

den buiten-

rand van het

jaquetje

loopt insge-

lijks eene en-

tre-deux

heen dat er

echter slechts

aan den eenen

kant wordt aan-

genaaid, terwijl later aan de an-

dere zijde, een kant wordt gezet.

Voor elke mouw moet men naar Fig. 19 twee gedeelten knippen

en hierbij op de lijn voor het uit-

snijden van de onderste helft letten,

waarna zij van H tot J en van K tot L

aan elkaar wordt genaaid. Naar Fig. 20 worden twee gladde stukken neteldoek geknipt en van ster tot het

dubbele punt aan elkaar genaaid, waarna men er een

dof van een rechten reep neteldoek 10 d. br. En 72 d.

lang vervaardigd oplegt en daarna de dubbele stof met

een entre-deux verbindt. Nu naait men dit gedeelte

van kruis tot punt aan elkaar en met punt en ster op de-

zelfde teekens op de mouw. Deze naad wordt eveneens met een en-

tre-deux bedekt. Men zet daarna de mouw met een ingeregen koordje

er tusschen in het armsgat, na er eerst eene plooi in gelegd te hebben,

door kruis op punt te doen vallen, en verder zoo dat L van de mouw op

L van het voorstuk sluit. Verder heeft men voor het garnituur van het

jaquetje 320 d. kant 3½ d. breed en 9 el kant 2 d. breed noodig. De eerste

loopt, een weinig ingerimpeld rondom het jaquetje tot aan het uitsnijdsel

van den hals en ook van onderen om den rand van het entre-deux dat van

onderen op de dof van de mouw ligt. De laatste ook een weinig ingerimpeld, bedekt overal

het aanzetten van het entre-deux, en omgeeft omhoogstaande, het uitsnijdsel van

den hals. Zoo als men dit op de afbeeldingen kan zien wordt het garnituur door strikken

van roze lint op den naad aan de binnenzijde van de mouw voltooid. Het entre-deux moet

men daar waar de stof wordt weggesneden, er tamelijk dicht opnaaien.

No. 66. Ceintuurtasch.

Oorspr. grootte.

Ceintuurtasch.

Afbeelding No. 66. Zwarte taf, stijve voering

zwart fluweelen lint in twee breedten; 80 d.

zwart passement met kralen grelots, sta-

len en nagebootst koraal kralen.

De dames zijn over het algemeen zeer ingeno-

men met ceintuurtaschje omdat deze even doel-

matig als elegant zijn. vooral op dunne zomer-

kleedjes, waarin men moeilijk een voeringzak kan zetten, komen de ceintuurtasschen goed te pas,

om er kleine toiletbehoeften in te bewaren. Op de

afbeelding in oorspronkel. Grootte van ons mo-

del, dat van zwarte taf vervaardigd, met kralen

geborduurd en met fluweelen lint en grelots

smaakvol versierd is, kan men duidelijk zien

welk een fraai effect dit werk, dat zeer gemakke-

lijk is uit te voeren, te weeg brengt. Bij het

vervaardigen van dit taschje knipt men naar de

hiernevensgaande afb. twee gelijke gedeelten

uit zwarte taf en legt er eerst met zwart fluwee-

len lint een stroohalm breed, ruiten op die aan

de bovenzijde door twee recht loopende lijnen

van hetzelfde lint worden afgesloten. Het

borduurwerk bestaat uit nagebootste koraal-

kralen die door stalen kralen zijn omgeven

en ook uit afzonderlijk opgenaaide stalen

kralen zooals men op de afb. No. 66 zien

kan. De beide gedeelten van de tasch

worden daarna met een stijve voering

of stijf gaas voorzien en benevens

eene voering van eene dunne zijden

stof aan elkaar gezet; de buitenran-den van de tasch worden met een smal randje passement versierd,

waaraan zich grelots van stalen,

zwarte glazen, en nagebootst koraal-kralen aansluiten. Door hetzelfde

garnituur wordt 2 d. boven den rand

van boven, een overslag nagebootst.

De banden die aan beide zijden tus-

schen de bovenstof en de voering zijn gezet worden elk uit een reep zwarte

taf 22 d. lang en 2½ d. breed vervaardigd,

met stijve voering voorzien, en dan even als

de looze overslag met koraal- en stalen kralen

geborduurd. Boven aan legt men de banden over

elkaar, zet er om de afgeknipte einden te bedekken

grelots op even als die aan de tasch en naait er aan den

verkeerden kant een haak aan om haar aan de ceintuur vast

te maken.

Wil men een soortgelijk taschje bij een elegant toilet ge-

bruiken dan kan met het van gekleurd fluweel of ge-

kleurde taf vervaardigen en het met een kralen

randje en met een garnituur van stalen en kris-

tallen kralen versieren.

Borduurpatroon voor een ta-

felkleed van grijs linnen.

Afb. No. 67.

Zwart en wit geweven band, plat

gevlochten koord, borduur-

katoen No. 30, ijzergaren

No. 40, zwarte zijde tus-

schensoort.

Dit lieve patroon

is niet minder

smaakvol

als ele-

gant en zal

daarom ze-ker met graagte ont-

vangen wor-

den door dames

welke soortgelijke

tafelkleeden, die voor-

namelijk voor de koffietafel

in het schaduwrijk prieel be-

stemd zijn willen vervaardigen.

De afbeelding No. 67 geeft een ge-

deelte, een hoek en rand van het

kleed in oorspronkelijke grootte. Het

wordt uit fijn ongebleekt linnen vervaar-

digd, en de randen met half wit en half zwart gewe-

ven koordveterband met wit garen en zwarte zijde

uitgevoerd. Nadat men het patroon door middel van

copieerpapier op de stof heeft overgebragt, festonneert

men de schelpen aan den buitenrand met dik borduurka-

toen en legt er aan den bovenkant eene rij steelsteeken met

zwarte zijde langs. De vakken tusschen de omtrekken in, wor-

den zoo als de afb. dit duidelijk aantoont, met kruisgewijze over

elkaar gespannen draden van wit ijzergaren gevuld, en op de snijpun-

ten met een kruissteek van zwarte zijde, op elkaar bevestigd. De ve-

derachtige takjes worden met den vischgraatsteek met zwarte zijde

weergegeven, en het arabesken patroon, met koordveterband uitge-

voerd, waarbij men het patroon naauwkeurig volgt; men begint met de

arabesken en legt er daarna de geschelpte lijn die er over heen loopt op.

Men kan voor den rand zoo als van zelf spreekt ook andere kleuren nemen,

wit soutache en rood garen zou bijv. ook een zeer goed effect maken. Een kleed van wit en-

gelsch leder zou nog eleganter zijn. In dat geval kan men het arabeskenpatroon door wit

fransch band weergeven, dat later met witte en roode moesjes kan worden versierd, voor

het overige borduurwerk zou men wit, rood en zwart katoen en zijde kunnen nemen.

No. 67. Borduurpatroon voor een grijs linnen tafelkleed.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.