De Gracieuse 3 February 1866 | Page 8

44 [3 Februari 1866. 4e Jaargang.]

Het buitenste gedeelte van dezen rand, op tulle uitgevoerd, is met den fond met den zoogenaamden

laddersteek, met punten à la grecque verbonden; eerst nadat deze laddersteek is uitgevoerd, wordt

aan den kant van binnen de tulle, langs den buitensten omtrek het batist weggeknipt. De omtrekken

van het patroon voor de kant, met eene dikke lijn aangegeven, worden met dubbel stop-

garen (geglansd garen) doorgestopt. De vetergaten worden fijn gecordonneerd, de ro-

zen met kantsteken versierd. Het patroon van den fond wordt met dun katoen in

fransch borduurwerk uitgevoerd, de donkere partijen van de bloemen met stikste-

ken ingevuld. In de kelken van de rozen werkt men verschillende kantsteken.

No. 4. Patroon voor tullen kant ter garneering van berthes,

hoeden, mutsen enz. Aangaande de uitvoering van deze kant verwijzen

wij naar de beschrijving van den zakdoek No. 3.

No. 5. Doorloopend patroon ter versiering van ne-

teldoeksche kleederen, kleine gordijnen enz. De

kleine grieksche figuren worden met lange voorsteken doorge-

stopt; omtrent de uitvoering der groote figuren en ook omtrent

de keus der kleuren en der grondstoffen vindt men de beschrij-

ving bij afb. No. 14, bladz. 38; deze afb. doet zien welk een

fraai effect men verkrijgt door een dezer doorloopende patronen

voor lingeriën aan te wenden.

No. 6. Doorloopend patroon, voor dezelfde doel-

einden te bezigen als No. 5. De omtrekken door dikke lijnen

aangegeven, kunnen met den kettingsteek of met eenvoudige

voorsteekjes worden uitgevoerd. het tralieachtige gedeelte bin-

nen de groote figuren, moet zich door garen van eene afstekende

kleur of van eene fijnere hoedanigheid, van de omtrekken onder-

scheiden. De kleine rondjes kunnen als moesjes of dik gebor-

duurd worden.

No. 7 en 8. Twee nagebootste guipure kanten,

die op eene lichte stof met fijne zwarte, op eene donkere stof

(bijv. zwarte taf), met fijne witte zijde worden gewerkt. Men

voert deze kant uit in den point russe en met festonneer-

steken, welke laatsten de ladderachtige streepjes in de middelste

sterren en in de buitenste breede bogen van het patroon uitma-

ken, en aan die zijde die tegenover den gefestonneerden omtrek ligt, door dicht naar elkaar

liggende steekjes die evenzoo een omtrek vormen, verbonden worden. Overigens worden deze

patronen, zooals wij reeds vermelden met den point russe (steken die er los op liggen en naarmate dit ver-

eischt wordt langer of korter

zijn) gewerkt. De kleine punt-

jes worden door moesjes weêr-

gegeven of dik geborduurd.

Beide patronen kunnen voor

verschillende doeleinden, ter

versiering van blousen, ja-

quetten, kapers enz. gebruikt

worden.

No. 9―11. Doorloo-

pend patroon en twee

randen, met den point

russe en den festonneer-steek te werken. (Zie de

beschrijving van de twee

voorgaande patronen).

No. 12. Smalle rand met den point russe,

ter versiering van kragen

en manchetten, blousen,

kinderkleêren enz.

No. 13 en 14. Twee breede randen met den point russe, ter

versiering van rokken, kleedjes, jaquetten, blousen enz. Bij de uitvoering van dit pa-

troon moet men vooral zorgen dat de steken reeds scherpe hoeken vormen en juist

aan elkaar sluiten. De kleine vederachtige takjes worden met den vischgraatsteek ge-

borduurd.

No. 15. Patroon voor soutache, ter versiering van rokken, kinderkleede-

ren, mantels enz. De witte gebogen lijn die zich door de breede arabesken heen slin-

gert, moet met wit koord, fijn soutache of met den kettingsteek gewerkt worden.

No. 16. Patroon voor een das op wit neteldoek te borduren. Het patroon

aan de buitenzijde en ook het medaillon dat uit vetergaten bestaat, wordt met wit

katoen in fransch borduursel gewerkt; het patroon dat zich in het medaillon be-

vindt, voert men echter met fijne gekleurde zijde die niet verbleekt uit, en

wel, zoo als de teekening dit op de afbeelding duidelijk aangeeft, gedeelte-

lijk met omtrekken, gedeeltelijk met vederachtige steken; de bloempjes

worden echter geheel en al ingevuld en met den platten steek geborduurd.

Het patroon van het medaillon zou men ook voor verschillende andere

voorwerpen kunnen gebruiken.

No. 17. Patroon voor een das op wit neteldoek in fransch

borduursel uit te voeren.

ken vleugel een rij festonneersteken met bruine zijde, waarbij men het ijzerdraad omwoelt en bootst de

aderen op de vleugels met lange steken die er los op liggen na. De lapjes fluweel ― de kleur hangt

af van den smaak ― waarmede het oog op elken vleugel wordt weegegeven, worden er volgens de

afb. opgeplakt. De oogen kunnen ook met gekleurde zijde met den platten steek nage-

bootst worden. Voor het lijf van de kapel maakt men van watten of van katoen een

vorm 3½ d. lang, en naar evenredigheid dik, windt er een lapje gele krip om, en

geeft de insnijdingen op het lijf zeer nauwkeurig volgens de afb. No. 52 met

een lilas zijden draad weêr, door den laatsten 2―3 maal stijf om het lijf te

winden. De oogen worden door twee kleine zwarte kralen, de scharen van

den snoet door een gesteven eind katoen, de voelers door een eind ijzer-

draad 6 d. lang nagebootst. Dit laatste steekt men door de voorzijde

van den kop dicht boven den snoet, buigt het tot op de helft toe en

voorziet het aan beide einden met een klein knopje zwart zegellak.

Nadat men met behulp der afb., de vleugels over elkaar heen lig-

gende, op de juiste plaats aan het lijf heeft vastgemaakt, hecht

men onder dit laatste een spiraalvormig eind dun ijzerdraad 1 d.

lang, dat dient om de kapel op den sluier te bevestigen. De twee-

de, kleine kapel die naar de bovenste bloem schijnt te willen vlie-

gen, is vervaardigd van grijs krip, met roode oogen en een randje

festonneersteken met roode zijde over een eind gouddraad. De ka-

pel is 2½ d. lang, de breedte, de vleugels medegerekend, bedraagt 4 d. Zij wordt op dezelfde wijze als de groote kapel samengesteld.

Wij laten het geheel en al aan den goeden smaak van onze lezeres-

sen over, om de kleuren voor het een en ander dat bij dezen lamp-

sluier behoort, bijzonder wat de insecten betreft, te kiezen. De

kever kan op dezelfde wijze worden samengesteld, of men mocht een natuurlijken dooden kever willen nemen, of anders een van brons zooals die veelvuldig als garnituur voor coiffuren, hoeden

enz. gebruikt worden. Als men het noodige aantal kapellen en

bloemen heeft vervaardigd, dan schikt men die naar ons model of

naar goedvinden op de afzonderlijke gedeelten van den lampsluier, en naait om den rand van boven, het uitsnijdsel, middelmatig groote

waspaarlen.

Lampekleedje.

Afbeelding No. 53. Knippatr., v. h. Supplem. No. X, Fig. 31.

Bij den hierboven be-

schreven lampsluier voe-

gen wij nog een lampe-

kleedje dat er bij behoort en waarvan de afb. No. 52 een vierde gedeelte in natuurlijke grootte te

zien geeft. De fond be-staat uit wit cachemir,

terwijl het overige gar-

nituur met dat van den

lampsluier overeen-stemt. Om dit kleedje

natemaken, moet men

van carton, van ca-

chemir en van de een

of andere voeringstof naar fig. 31, dat ¼

van het geheele

kleedje geeft eene rondte knippen die

aan den buitenrand

in acht bogen is uit-

gesneden. Men naait nu de bovenstof en

voering met het car-

ton er tusschen te-

gen elkaar, en schikt er dan volgens ons model, de bloemen, bladeren en kapellen op. De

bloemen zijn nu eens van witte, dan weder van lilas zijde elk met een gele kelk gewerkt, en

in elken boog van het kleedje geplaatst. Daartusschen in wiegt zich een omhoogstaand

spiraalvormig takje een gele kapel. Rondom het garnituur aan de binnenzijde van het

kleedje loopt een rij groote waspaarlen.

Verklaring der borduurpatronen op de voorzijde van het

Supplement.

No. 1. Rand en een hoek voor een tafelkleed, op laken, reps of cachemir

uittevoeren. Wij gaven in het laatste nummer van den vorigen jaargang, het middel-

stuk dat hij dezen rand behoort; de grondstoffen en de kleuren van het een en ander

moeten dus met elkaar overeenstemmen, men kan echter den fond van het kleed

geheel effen zonder borduursel laten. Bij wijze van voorbeeld geven wij de vol-

gende schikking der kleuren aan: donkerbruin wollen reps voor den fond, de

linten 1 d. breed, met een kruisnaad versierd, die het patroon à la

grecque insluiten bestaan uit bronsbruin zijden veterband, zij zijn er

met kleine festonneersteken van dezelfde kleur van zijde aan de beide

randen opgenaaid en in het midden met eene lichtere kleur van zijde

met een kruisnaad versierd. op de geappliqueerde stof voert men

de aderen met witte of zwarte zijde met den kettingsteek, de

bladeren en het grieksche patroon met goudgeel of blauw

soutache, de figuren van den rand ook met soutache,

maar met wit, geelen bronskleurig uit. De rij slingers

binnen in het medaillon kan er, hetzij met wit of

zwart soutache of dun koord opgenaaid worden.

Het voortzetten (de herhaling der figuren)

van den rand, is op de afb. door A en B

aangeduid, wij moeten echter nog aan-

merken dat men van het midden van

het kleed af naar beide zijden, het

patroon in tegenovergestelde

richting dus teruggaande,

verder teekent, en het zoo

inricht, dat deze plaats

hetzij in het midden

of aan den buiten-

sten omtrek

~ van de

figuren valt. Men zal de

bladeren

hiernaar ge-

makkelijk kun-nen wijzigen.

No. 51. Lampsluier. Knippatr.

keerz. v. h. Suppl. No. XI, Fig. 32.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knip- en borduurpatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 48. Borduurpatroon voor étuis, portefeuilles, dassen enz.

No. 68. Garnituur voor kleedjes, blousen enz.

No. 49. Borduurpatroon voor étuis, portefeuilles, dassen enz.

No. 2. Pa-

troon voor een

dasje op een zijden

stof of op wit netel-

doek. Men kan het pa-

troon uitvoeren in appli-

cation, den point russe,

of met den steel- en platten

steek, en wel het application voor

het vaandel en den kleinen gevleugel-

den drager. De keus der kleuren en ook

voor de versiering van het vaandel

hangt van den persoonlijken smaak en

ook van de kleur van de grondstof af.

No. 3. Rand voor een zakdoek.

No. 18 en 19. Twee randen ter versiering van rol

gordijnen. Engelsch borduursel en den festonneersteek.

De kleine balletjes van No. 18 worden van wit katoen

vervaardigd, op dezelfde wijze als de grelots voor een

garnituur van kleedjes enz. (Zie bladz. 36 onder

No. 15). De rand No. 19 is daarentegen met

lange kwasten van wit katoen versierd, die

los neerhangen en aan de bladeren van de

arabesken in fransch borduursel uitte-

voeren, worden vastgehecht.

No. 20―44. Verschillende

randen en tusschenzet-

sels die voor verschillende

artikelen op het gebied der

lingerie voor dames en

kinderen, kunnen ge-

bruikt worden. De

wijze van bewer-

king van de ver-

schillende pa-

tronen, is op

de afbeel-

dingen dui-

delijk zicht-

baar.

No. 45―50.

Verschil-

lende hoe-ken voor

zakdoeken.

Fransch bor-

duursel.

No. 51 en 52. Twee kroontjes boven naamcij-

fers. Fransch borduursel.

No. 53. Alphabet en cijfers. Fransch borduursel.

Wij durven verwachten dat deze groote verscheidenheid van borduurpatronen, onzen

lezeressen welkom zal zijn.

No. 50. Corsetlijfje voor meisjes

van 10―12 jaar. Knipp. keerz.

v. h. Suppl. No. VI, Fig. 23-25.

No. 52. Gedeelte van een lampekleedje, behoorende bij den lamp-

sluier No. 51. Oorspr. grootte. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. X, Fig. 31.