Coiffuren (haarkapsels) van Croisat te Parijs.
Afbeelding No. 1b―3.
Bijna in elk nummer van de Gracieuse maken wij melding van
coiffuren à l’empire of à la grecque; deze zijn wel eenvoudig
maar toch zoo lief, dat wij in het belang van al onze lezeressen, de wijze
waarop deze kapsels worden vervaardigd, wat nader zullen beschrij-
ven. Voor de meeste van deze moderne coiffuren heeft men lokken
van vreemd haar of dikke crêpés noodig, waarmede in meerdere of
mindere mate het eigen hoofdhaar wordt aangevuld; deze verschaffen
bij het kappen een groot gemak en zijn bovendien zeer aan te prijzen,
daar het menigvuldige branden en krullen, op het eigen haar zeer
nadeelig werkt.
Coiffure “à l’impératrice.”
Afb. No. 1b.
Voor deze coiffure, waarvoor men geen vreemde haarlok-
ken noodig heeft, scheidt men eerst het gedeelte van het
voorhaar, voor de kleine krullen die zich op het voorhoofd
bevinden af. Het overige gedeelte van het haar, dat door
het eerst te vlechten gegolfd is, wordt à la chinoise
naar achteren gekamd, tot bij het achterhaar, waarna
alles te zamen, op de hoogte van de lijn van de ooren
bij elkaar wordt gebonden; het voorhaar moet
hierbij echter niet te sterk worden aangetrok-
ken, maar eenigszins los blijven liggen, omdat
dit later, als de bandeaux van kralen, lint of
metalen plaatjes er tusschen worden geschikt,
doffen moet vormen. Onder het bindsel van
het haar steekt men een kammetje met een
Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (4e JAARGANG).
Inhoud: Afbeelding No. 1a. Berthe van witte blonde (met knippte.) ― 1b. Coiffure “à l’impératrice.” ― 2 en 3. Coiffure “Josephine.” ― 4 en 5. Kraag en mouw “à bavettes.” ― 6―8. Kraag en mouw “On-
dulé.” ― 9―11. Kraag en gladde manchette “Tuyané.” ― 12. Gladde manchette “bouclier” (met patroon). ― 13. Ceintuur “Armida” (met knippatr.) ― 14. Doorloopend patroon, ter versiering van neteldoeksche
kleederen, kleine gordijnen enz. ― 15. Rand met grelots, als garnituur voor kleedjes, jaquetten enz. ― 16. Breipatroon, voor voetkleedjes en reisdekens. ― 17 en 18. Porte-jupe. ― 19. Gebreide dames-slopkous. ―
20. Pop als lampenhoed of pennewisscher. ― 21 en 22. Twee garnituren voor een collier mignon. ― 23. Horlogetaschje (met knippatr.) ― 24 en 25. Hooge taille “à basques” (met knippatr.) ― 26. Witte
blouse voor meisjes van 4―6 jaar (met knippatr.) ― 27 en 28. Pelerine voor meer bejaarde dames (met knippatr.) ― 29 Canezou “Lacrimae” (met knippatr.) ― 30 en 31. Coiffure “Bandetta.” ― 32. Hoed “Tri-
corne.” ― 33 en 34. Wandeljaquette met een capuchon (met knippatr.) ― 35 en 36. Gebreide dames-shawl. ― 37―40. Twee patronen van kant op tulle. ― 41. Haakwerk, voor tafel- canapékleedjes enz. ―
42―44. Bobèche. ― 45―47. Geborduurde damespantoffel. ― 48 en 49. Twee borduurpatronen voor étuis, portefeuilles enz. ― 50. Corset-lijfje voor meisjes van 10―12 jaar (met knippatr.) ― 51. Lampsluier
(met knippatr.) ― 52. Gedeelte van een lampekleedje, behoorende bij den lampsluier (met knippatr.) Inhoud van het Supplement. Voorzijde: Borduurpatronen. (De beschrijving op bladz. 44.) Keerzijde: 11 knippatronen.
Berthe van witte blonde.
Afb. No. 1a. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 30.
Deze berthe is samengesteld uit twee blauw taffen linten, waar over-
heen wit blonde entre-deux is gelegd; zij zijn op den schouder ge-scheiden door een reep fijn geplooide, wit zijden tulle. Rondom den on-
derrand van de berthe loopt een breede witte blonde; het garnituur op de
schouders, bestaat uit strikken van blauw taffen lint. Het spreekt van zelf
dat men de kleur van het lint, in overeenstemming met die van het overige
gedeelte van het toilet neemt, men kan de berthe ook van zwarte tulle en
zwarte blonde vervaardigen. Men heeft voor dit model 250 d. wit blonde entre-deux 6½ d. breed; 264 d. blonde 8 d. breed; 500 d. taffen lint
3 d. breed; zes zijden kwasten van de kleur van het lint en elk 5 d. lang;
een reep zijden tulle 80 d. lang en 14 d. breed noodig. Het fatsoen van de
berthe moet eerst uit stijve witte tulle worden geknipt, en wel naar Fig. 30
twee gedeelten, elk aaneen langs de dunne gladde lijn die het midden aan-
geeft. Op elk dezer stukken naait men naar aanwijzing op het knippatroon,
langs de voorgeteekende lijnen die voor den geplooiden reep zijn aangege-
ven, een strook blonde tulle 80 d. lang en 7 d. breed, nadat de laatste zoo
als van zelf spreekt, aan de beide lange zijden naar de wijdte van de voor-
geteekende ruimte is geplooid; daarna wordt er mede naar aanwijzing op
het knippatroon en op de afb. het taffen lint glad opgehecht en dit met het
blonde entre-deux bedekt. Nu zet men de twee halve gedeelten van de berthe van achteren en van voren in het midden aan elkaar, en voorziet
den rand van onderen met eene breede blonde die er aan de verkeerde zijde
tegen wordt genaaid. Voor het garnituur van strikken dat zich op elken
schouder bevindt, knipt men uit het overige taffen lint een eind 45 d. lang,
en twee einden elk 38 d. lang. Deze worden elk met eene tusschenruimte
van 2―3 d. zoodanig op den onderrand van de berthe op den schouder
gehecht, dat het bovenste gedeelte van elk lint een lus vormt 9―10 duim
lang die om de blonde heen is geslagen. Het los hangende eind wordt pun-
tig bijgeknipt en met een kwast voorzien. De berthe wordt voltooid door
van achteren en van voren, langs het uitgesneden gedeelte eene breede, om-
hoog staande blonde te naaien. Onder den geplooiden reep knipt men
de stijve tulle weg.
crêpé, legt er het haar dat aan de punt stevig in elkaar moet zijn gevloch-
ten omheen, zoodat de crêpé er geheel en al mede bedekt is, en verbergt
de gevlochten einden onder den aldus gevormden chignon, waarin men
tot meerdere stevigheid een kam met een groot schild steekt. Nu maakt
men van het afgescheiden voorhaar, dat niet langer moet zijn dan 15―16
d. volgens de afb. kleine krullen; deze moeten in sommige gevallen ge-
brand, maar altijd eenige uren in papillotten blijven, men legt de bandeaux
om het hoofd, en haalt eindelijk het gegolfde haar met een kam tusschen
de bandeaux op, zoodat het doffen vormt. De bovengenoemde kapper
Croisat maakt deze gegolfde partijen, van kunstig vervaardigde stren-
gen vreemd haar, zoogenaamde “mêches serpentines” en steekt er afzon-
derlijke lokken even als sierlijke haarnaalden tusschen. Deze coiffure à
l’impératrice wordt voltooid, door eenige langere krullen aan beide zijden
en door een kleine veder aan den linker kant van den chignon.
Coiffure “Josephine.”
Afb. No. 2 en 3.
Even als bij de coiffure “à l’impératrice” zondert men voor
de lokken op het voorhoofd en voor de partij à la valois die zich hier aansluit, een gedeelte van het voorhaar af. Van het overige haar
wordt in vereeniging met het achterhaar, een chignon van lokken over een
crêpé gevormd, terwijl men het haar dat vooraf gebrand of in papillotten
gewikkeld is, met zoogenaamde épingles à la neige, trapsgewijze
boven elkaar op de crêpé vaststeekt. Wil men een chignon van vreemd
haar nemen, dan wordt het achterhaar gevlochten en in de rondte gelegd;
deze vlecht kan den in plaats van de crêpé gebruikt worden. Als de krullen
op het voorhoofd zijn opgemaakt, dan schikt men er den bandeau om, en
legt er het voorhaar aan de slapen à la valois om; de punten worden
onder den chignon verbogen. Deze coiffure die bij een zeer gekleed toilet
behoort, wordt voltooid met een kam met een bronzen schild en een krans van korenaren; de linkerzijde van het hoofd is hiermede van het voorhaar
af, versierd; aan de rechterzijde komen zij als een afzonderlijke tak voor,
zooals de afb. 2 en 3 dit aan de voor- en achterzijde van het kapsel te zien
geven. Men kan zooals de laatste dit voorstelt, over den krullen chignon
3 Februari 1866.
(SUPPL. No. 4). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.
No. 2. Coiffure “Josephine.” Voorzijde.
No. 3. Coiffure “Josephine” met een chignonnetje. Achterzijde.
No. 1a. Berthe van witte blonde.
No. 1b. Coiffure “à l’impératrice.” Knippatr. van de berthe,
keerz. van het Supplement No. IX, Fig. 30.