108 DE GRACIEUSE. [28 Mei 1867. 5e Jaargang.]
Afb. No. 68. Voor dezen rand breit men eerst 3 toeren averecht,
8 recht. In den laatsten toer neemt men in eene regelmatige tusschen-ruimte van 6 steken de onderste lus van een opzetsteek op de naald en breit hem met den hierovereenkomenden steek zoodanig te zamen ver-draad af, dat hij op de rechte zijde van het werk ligt; dan volgen
er 3 toeren averecht.
Afb. No. 69. Het model bestaat uit 5 rijen puntjes, elk door
een open streep gescheiden, die er reliefachtig opliggen. Ter ver-
vaardiging van dezen rand breit men eene rij puntjes als bij afb.
No. 67, dan volgt de eerste open streep uit 8 toeren bestaande.
1. toer. Afwiss. omsl., mind. (er worden 2 stek. verdraaid te za-
men gebreid). 2. toer. Geheel recht, van elken omslagdraad wordt
1 r. gebreid. Deze beide toeren wisselen nog 3 maal af; bij den
3., 5. en 7. toer heeft men hier op te letten, dat de eerste van
de beide steken, die te zamen gebreid worden, gedurig deze is
die van den omslagdraad gebreid wordt. Na den 8. toer volgt
weder eene rij punten, bij het dicht breien neemt men hier als
ook bij de volgende rijen punten de achterste lussen van de ste-
ken van den 8. toer van de open streep op en breit deze even als
hiervoor de opzetsteken met de gebreide steken te zamen.
De rand afbeelding No. 70 (het getal steken door 12 deelbaar)
wordt, nadat het gepunte randje voltooid is, op de volgende wijze gebreid:
1. toer. * 4 aver., omsl., mind. (2 steken recht verdraad te zamen
gebreid), 6 r.
2. toer. * 4 aver., 1 r. (deze wordt
van den omslagdraad gebreid), omsl.,
mind., 5 r.
3. toer. * 4 aver., 2 r., omsl.,
mind., 4 r.
4. toer. * 4 aver., 3 r., omsl.,
mind., 3 r.
5. toer. * 4 aver., 4 r., omsl.,
mind., 2 r.
6. toer. * 4 aver., 5 r., omsl.,
mind., 1 r.
7. toer. * 4 aver., 6 r., omsl.,
mind. Van den 1. toer af wordt her-
haald totdat men de vereischte hoogte voor den rand heeft, dan ein-
digt men hem met 2 toeren averecht.
Afbeelding No. 71 (het getal steken door 13 deelbaar). Voor de af-
sluiting van den rand breit men eerst 2 toeren averecht,
dan het patroon als volgt:
1. toer. * 4 aver., omsl., 7 r., mind. (2 steken te zamen
breien). Het minderen geschiedt aan deze zijde van de figuur
gedurig op dezelfde wijze.
2. toer. * 4 aver., 1 r., omsl., 6 r., mind.
3. toer. * 4 aver., 2 r., omsl., 5 r., mind.
4. toer. * 4 aver., 3 r., omsl., 4 r., mind.
5. toer. * 4 aver., 4 r., omsl., 3 r., mind.
6. toer. * 4 aver., 5 r., omsl., 2 r., mind. 7. toer. * 4 aver., 6 r., omsl., 1 r., mind.
8. toer. * 4 aver., mind. (aan deze zijde van het figuur mindert men gedurig op de volgende wijze:
afhalen, 1 recht, (de afgehaalde steek wordt over den gebreiden gehaald), 7 r., omsl.
9. toer. * 4 aver., mind., 6 r., omsl., 1 r. ― 10. toer. * 4 aver., mind., 5 r., omsl., 2 r. ―
11. toer. * 4 aver., mind., 4 r., omsl., 3 r. ― 12. toer. * 4 aver., mind., 3 r., omsl., 4 r. ― 13.
toer. * 4 aver., mind., 2 r., omsl., 5 r. ― 14. toer. * 4 aver., mind., 1 r., omsl., 6 r.
15. toer als de 1. toer. Men herhaalt deze toeren tot
eene hoogte naar welgevallen en sluit dan den rand weder
met 2 toeren averecht af.
Afbeelding No. 72 (getal steken door 16 deelbaar). De smalle rand aan den buitenrand bestaat in 2 toeren ave-
recht. ― 3. toer. Afwisselend omsl., mind. ― 4. toer.
Recht, van elken omslagdraad wordt 1 steek gebreid. Voor
het patroon werkt men: 1. en 2. toer. Geheel averecht. ― 3. toer. * 2 aver., mind. (dat is 1 steek afhalen, 1 recht,
dan den afgeh. steek overhalen, aan deze zijde van de figuur heeft het minderen gedurig op deze wijze plaats), 5 r., 7 steken opzetten. Het opzetten van deze steken geschiedt zoo als op bladz. 24 af-
beelding No. III, en de daarbij behoo-
rende beschrijving geleerd is. Dan vol-
gen er 5 r., mind. (dit geschiedt door
2 steken te zamen breien). ― 4. toer.
* 2 aver., overh., 15 r., mind. ― 5.
toer. * 2 aver., overh., 13 r., mind. ― 6. toer. * 2 aver., overh., 11 r., mind. ― 7. toer. * 2 aver., overh., 1 r., 7 maal afwisselend omsl. 1 r., dan 1 r., mind. ― 8. toer. * 2 aver., overh., 14 r. (van elken omslag 1 r.) mind. ― 9. toer. * 2 aver.,
overh., 12 r., mind. Men herhaalt van den 1. tot den 9. toer tot dat men de gewenschte hoogte voor den rand heef ten sluit hem dan met een open rand als aan het begin van den
rand af.
Afbeelding No. 73 (getal steken door 6 deelbaar). Na het afsluiten van het gepunte randje breit men den 1. toer. * 5 aver., omsl., 1
steek afhalen.
2. toer. * 5
aver., omsl., overh. (overhalen, dat is: de steek in den vo-
rigen toer afge-
haald, wordt over den omslagdraad van den vor. toer voor dezen lig-
gende gehaald; doch men neemt
den overgehaalden steek zonder hem af te breien op de naald van de rechter hand), 1 r. Deze steek wordt van den omslagdraad van den vori-
gen toer gebreid.
3. toer. * 5 aver., omsl., over-
halen (dit geschiedt gedurig met
denzelfden steek), 2 r.
4. toer. * 5 aver., omsl., overh.,
3 r.
5. toer. * 5 aver., omsl., overh.,
4 r.
6. toer. * 5 aver., omsl., overh.,
5 r.
7. toer. * 5 aver., mind. (de over-
gehaalde steek wordt hier met den omslagdraad van den vorigen toer
te zamen recht gebreid), 5 r.
8. toer. * 5 aver., mind., 4 r. ― 9. toer. * 5 aver., mind., 3 r.
10. toer. * 5 aver., mind., 2 r. ― 11. toer. * 5 aver., mind., 1 r.
12. toer. * 5 aver., mind. Hiermede is een figuur van het patroon voltooid. Om
het volgend te beginnen, dat op dezelfde wijze, doch verzet liggende gebreid wordt, werkt men den 13. toer. 2 aver., * omsl., afh., 5 aver. De voortzetting van het
werk blijkt uit het hiervoor beschrevene en de afbeelding.
Beschrijving van de parijsche modeplaat.
Wandeltoilet in de stad. Tullen hoed; de pas is gegarneerd
met gebouillonneerde tulle; daarenboven een slinger klimop bladeren, aan
elke zijde met een roos vastgehouden. Taffen stribanden.
Gekleurd taffen kleedje geheel met geeren gesneden, de bovenste rok en ook de onderste, (deze heeft een sleep), zijn gegarneerd met kralen-galon en afgesloten met biais van taf in eene donkerder nuance. Nauwe en geheel gladde mouw. Gladde corsage, alleen op de schouder met
kralengalon gegarneerd. Taffen ceintuur.
Wandeltoilet buiten de stad voor eene jonge dame.
Ronde hoed van rijststroo met een platten rand. Rondom de pas ge-
kleurd taffen lussen, van voren eene touffe witte seringen.
Costuum van eene dunne gestreepte stof (bresilienne). De corsage is
met een schoot geknipt; deze heeft van achteren punten, maar loopt op zijde rond en vormt dus eene echarpe die op den rok neervalt. De cor-
sage is geheel afgezet met een gekleurd taffen ruche. Korte rok afgeslo-
ten met eene ruche en gegarneerd met taffen biais, vastgehouden met
rozetten, in het midden met een taffen knoop voorzien. Gladde taffen rok,
afgesloten met een smal zwart guipure kantje.
Costuum voor een meisje van zes a zeven jaar. Rok en
paletot van gaze de Chambéry met moezen. De paletot is met taf ge-
boord. De rok wordt aan beide zijden opgenomen met taffen patten. Tweede
rok van effen taf. Rond paardenharen
hoedje gegarneerd met groen lint.
Costuum voor een knaap van acht a negen jaar. Laken jaquette, aan de voorzijde gegarneerd met pas-
sement. Op de schouders linten strik-
ken. Korte wijde pantalon op dezelfde wijze als de jaquette gegarneerd. Vest
van wit piqué met koralen knoopen.
Wiege- of wagendeken voor
kinderen.
Brei- en haakwerk. Afb. No. 58-60. Roode zephirwol, estramadura No. 3½ .
Deze deken bestaat uit ruiten van 10 d. in het vierkant van wit breikatoen en roode zephirwol gebreid, die aan elkander gehaakt zijn. De witte ruiten
vormen den grond van de deken en zijn elk met een figuur van roode wol met den kruissteek geborduurd versierd, de roode ruiten vormen den gepunten buitenrand van de deken. Alle ruiten zijn in heen- en teruggaande toeren geheel recht gebreid. Men zet voor eene ruit 3 steken op, breit dan 60 toeren, waarbij men voor den laatsten steek van elken toer 1 steek meerdert. Het meerderen geschiedt, doordien met de waterpas liggende lus tusschen twee
steken opneemt en als een steek breit. De 60. Toer moet dus 63 ste-
ken tellen. Hiermede is de helft van eene ruit gereed, de andere
helft bestaat insgelijks uit 60 toeren, waarbij men evenwel voor den laatsten steek van elken toer mindert,
dat is 2 steken rechte te zamen breien. De drie steken die men over heeft worden afgekant. Alle ruiten van het
witte katoen vervaardigd, worden in het midden met een figuur volgens afb. No. 59 en 60 versierd, dan over-eenkomstig afb. No. 58 aan elkander gezet. men neemt hiervoor eene haaknaald, legt twee ruiten met de zij-
den tegen elkander en haakt nu met de roode wol * 2 vaste steken, in twee tegenover elkander liggende kant-steken van de ruiten, in den volgenden kantsteek van de twee ruiten 1 vasten steek, 2 stokjes, 1 vasten steek.
Van * af herhalen. De buitenrand van de deken heeft een gelij-
ken toer moezen.
Spoeltje voor frivolitéwerk.
Afb. No. 66.
Dit spoeltje is van de thans in gebruik zijnde niet veel onder-
scheiden en toch is het aanmerkelijk veel be-
ter. Het spoeltje is naar de punten toe zoo-
danig gewelfd, dat de punten zonder eene opening te laten dicht op elkaar sluiten. Daardoor windt de draad als het spoeltje bij het werken uit de hand glijdt niet af, maar wordt door de dicht op elkaar gedrukte pun-ten van het spoeltje vastgehouden. Deze spoeltjes zijn zeer gemakkelijk in het gebruik bij frivolitéwerk, dat met twee draden, een inleg- en een knoopdraad wordt uitgevoerd.
Kouseranden.
Afbeelding No. 67―73.
Met afbeelding No. 67―73 zetten wij de
breipatronen op bladz. 44 van dit jaar gege-ven voort. Alle deze kouseranden kunnen met fijn en grof garen worden uitgevoerd,
ook kan men ze, met weglating van de puntjes of den smallen rand aan den onder- en bo-venrand, voor andere voorwerpen bezigen. ― Afb. No. 67. Deze rand wordt van onderen met punten afgesloten, die op de volgende wijze gebreid worden. Op een opzetsel van een
vereischt wordend getal steken, dat door 10 deelbaar moet wezen, werkt men eerst 5 toeren recht. 6. toer. Afwisselend omslaan, minderen. ― 7.
tot 11. toer. Geheel recht; in den 7. toer wordt van elken om-slagdraad een steek recht gebreid. Daar-
na neemt men alle op-zetsteken op afzon-
derlijke naalden en breit telkens 1 opzet-steek en 1 steek van
het breiwerk als 1 steek zoodanig te zamen af, dat de verkeerde zijde van het werk naar binnen ligt, doch men moet hierop letten, dat de beide ste-
ken die te zamen gebreid worden, de over elkander komende zijn. Het pa-
troon bestaat in de 4 volgende toeren: 1. toer van het patroon. * 1 r. (recht), 8 aver. (averecht), 1r., omsl. Van *
af tot aan het einde van den toer her-
halen. De herhaling van * zullen wij in de verdere beschrijving niet meer vermelden. ― 2. toer. * mind. (het minderen geschiedt aan deze zijde van het figuur gedurig, doordien met de
beide steken recht verdraaid te zamen breit), 6 aver., mind. (hierbij gedurig 2 stek. recht te zamen breien), van den nu volgenden omslagdraad
worden 6 steken recht gebreid, daar men telkens onder den omslagdraad van de naald door-
steekt, eene lus opneemt, deze dan op de naald van de linkerhand laat glijden en hem als een steek afbreit. ― 3. toer. 1 r. * 6 aver., 8 r. ― 4. toer. * mind., 4 aver., mind., 6 r. ― 5.
toer. 1 r. * 4 aver., 8 r. ― 6. toer. * mind., 2 aver., mind., 6 r. ― 7. toer. 1 r., * 2 aver.,
8 r. ― 8. toer. 1 aver. * 1 r., omsl., 1 r., 8 aver. ― Met den 8. toer begint de herhaling
van het patroon, dat gedurig verzet wordt, zooals de afbeelding aantoont.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 71.
No. 69.
No. 67―73. Boorden voor kousen.
No. 62. Gedeelte van een geborduurden rand voor een tafelkleedje.
Beschrijving en borduurpatroon keerz. v. h. Suppl. No. XI, fig. 29.
No. 66. Spoeltje voor frivolité.
No. 68.
No. 72.
No. 67.
No. 70.
No. 73.
No. 64.
No. 65.
No. 63.
No. 63―65. Verschillende overtrekken voor kussens enz.
Beschrijving keerz. v. h. Supplem. No. XV.