[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]
DE GRACIEUSE.
124
vaardigd, voor fond neemt men een cirkelrond lapje dubbele
tulle 2 d. in doorsnede; hieromheen hecht men eerst in een
halven kring reepen tulle 2 d. breed, aan de eene lange
zijde met kant afgesloten, schikt dan op den fond eene ro-
zet van kant en bedekt daarna het midden wederom met
eene kleine rozet van het bovengenoemde taffen lint, op de
helft van de breedte toegevouwen. De lussen en einden van
het taffen lint die den strik voltooien worden er volgens de
afbeelding aan de verkeerde zijde tegengenaaid.
De strik afb. N o . 47 van roze taffen lint 2½ d. breed en
kant 3 d. breed heeft veel overeenkomst met dien zooeven
beschreven en zal met behulp der afbeelding gemakkelijk te
vervaardigen zijn.
maakt er zooals dit is voorgeteekend knoopsgaten in, zet er
knoopen op, naait de beide gedeelten van den rug van achteren
in het midden aan elkaar en verbindt hem dan volgens de over-
eenstemmende cijfers met de voorstukken. Langs den buitenrand
naait men de stof tegen elkaar, aan het uitsnijdsel van den hals
wordt de jaquette met koord in een schuinen reep geregen ge-
boord. Daarna legt men er naar de gedeeltelijke aanwijzing op de
knippatronen en volgens de afbeelding het garnituur en de pat-
ten op die met stijf gaas worden voorzien en van boven aan de
spits schijnbaar met een knoop bevestigd zijn, en vervaardigt
eindelijk de mouwen; deze worden zoowel aan den boven als aan
den onderrand telkens met drie patten gegarneerd. Als men de
mouw in het armsgat zet, dan moet 40 op 40 van het voorstuk
vallen.
Randen met franje van gevlochten koord
en van haakwerk.
Beschrijving van de parijsche modeplaat.
W a n d e l t o i l e t i n d e s t a d. Hoed van geplooide tulle. De pas
is van voren ingebogen, de holte gegarneerd met klaprozen en korena-
ren. De eersten komen mede aan beide zijden van de pas voor. De tulle
loopt in strikbanden uit; zij zijn met korenaren versierd en onder de
kin met een bouquetje vastgemaakt.
Afb. N o . 48 en 49.
Deze randen met franje van koord gevlochten en een ge-
haakten rand zijn zeer nieuw en fraai en kunnen ter garnee-
N o . 48. Rand van gevlochten koord en haak
werk, met franje.
ring van bed- of wiegedekens, gordij-
nen enz. gebezigd worden. De model-
len van deze beide afbeelding. zijn van
wit kloskoord volgens de dikte op de
afbeelding zichtbaar en van estrama-
dura N o . 4 vervaardigd. Om dezen
rand afbeelding N o . 48 na te maken,
knoopt men eerst met twee lange ein
-den het middelste gedeelte van den
rand tot dat men de gewenschte
lengte heeft, daar men op regelmatige
afstanden van ongeveer 1 d. lengte de
beide einden koord geheel volgens de
afbeelding in elkander knoopt. Aan
beide zijden van den rand alzoo ver-
vaardigd, voert men met andere ein-
den koord de lussen volgens de afb.
uit, haakt dan aan de buitenzijde van eene rij lus-
sen over een inlaag van koord een toer vaste ste-
ken met het katoen, en wel telkens 2 v. st. in een boog van de
lussen, 1 v. st. om het inlegkoord. In de bogen van de tegen-
overgestelde rij lussen knoopt men bosjes franje van 5 draden
katoen, elk 18 d. lang in. De rand, afbeelding N o . 49, bestaat
in eene vlecht van 7 koorden, die aan eene zijde met eene rij
lussen, even als aan afb. N o . 48 is voorzien. De bovenrand
wordt ook met een toer vaste steken afgesloten, echter zonder
een inlaag van koord. Bij het vervaardigen van dezen rand heeft
men hier op te letten, dat de vlecht zeer gelijkmatig worde.
N o . 47. Knoop voor
een das. Tweederde
der oorspronkelijke grootte.
zwart persaan en met git-
ten knoopen gegarneerd
waarmede de jaquette te-
vens van voren wordt
dichtgemaakt. Bij het ver-
vaardigen knipt men van
de een of andere stof en
lustrine voor voering, naar
fig. 40 de beide voorstuk-
ken, het linker met den
reep er aan op fig. 40
voorgeteekend, het rechter zonder dezen; verder knipt men naar
fig. 41 de beide gedeelten van den rug, naar fig. 42 twee gedeelten
voor elke mouw. Nu rijgt men de gedeelten bovenstof en voering die
bijeen behooren op elkaar, voert in elk voorstuk de borstplooien uit,
Jaquette voor meer bejaarde dames.
o
N o . 49. Rand van gevlochten koord en
haakwerk, met franje.
Taffen kleedje, van voren gegarneerd met
figuren à la jardiniére, met zijde gebor-
duurd. Een slinger geborduurde bloemen
bedekt van achteren van de taille af tot aan
den sleep den naad. Van het uitsnijdsel van
den hals uitgaande, is het bovenste gedeelte
van den rug mede met geborduurde figuren
versierd. Gladde mouwen, onder aan de
hand geborduurd. De ceintuur is geboord
en heeft een strik; de einden zijn even als
het kleedje geborduurd.
W a n d e l t o i l e t b u i t e n d e s t a d.
Hoed van rijststroo, lage platte bodem, de
pas is in de rondte gegarneerd met een rij
witte kralen en met lange kralen die op de
pas afhangen, met een tullen echarpe en
een bouquetje bloemen. De echarpe is
onder den chignon vastgemaakt.
Kleedje van mousseline, gegarneerd
met taffen biais. De corsage met taf ge-
boord is van voren en van achteren laag en vierkant uit-
gesned