Breipatroon voor een rijtuig- of
wiegedeken.
Afbeelding No. 54.
Dit patroon kan alleen met wol worden uitgevoerd en
is bijzonder voor rijtuigdekentjes geschikt; het kan ech-
ter ook ter garneering van gebreide jaquetten, pelerines, kapers en iets dergelijks dienen. De eigendommelijkheid van dit patroon bestaat in de groote ovale moezen, die men op een geheel recht gebreiden fond inbreit. Deze moe-zen worden hetzij van de kleur van den fond, of van eene afstekende kleur genomen. Ter vervaardiging van de moe-zen neemt men een streng wol ongeveer 40 draden dik, en omwoelt deze op afstanden van 8 d. lengte tweemaal met een wollen draad van dezelfde kleur als de fond. Daarna knipt men de streng telkens tusschen 2 dubbele knoopen
door, doch niet geheel in het midden, maar ongeveer op 3 d. afstand boven elken dubbelen knoop. Men moet even-wel bij het doorknippen zorgen, dat de draad waarmede
men geknoopt heeft, onbeschadigd blijft. De doorgesne-den gedeelten van de streng die later elk een moes vor-
men, worden dan, daar waar de verbindingsknoop ze omgeeft, tusschen den duim en wijsvinger gevat, zooda-
nig, dat de korte draden op de lange liggen. Die zijde,
waar de korte draden op de lange liggen, wordt voor de bovenzijde van de moes gerekend. Eindelijk worden de moezen vol-
gens aanwijzing op de af-beelding met eene schaar gelijk geknipt. Ook kan men ze over kokend wa-
ter houden, daar de damp de wol losser maakt. De voltooide moezen breit men op een recht gebrei-
den fond volgens afb. No. 47, naar de daarbij behoorende
beschrijving op blz. 43 van dezen jaargang gegeven in;
ook kunnen de moezen op den fond genaaid worden.
Breipatroon voor een sprei.
Afbeelding No. 53.
Dit breipatroon, dat voor verschillende voorwerpen gebezigd kan worden, is met grof garen uitgevoerd, ook voor een sprei zeer geschikt. Men breit het in afzonder-
lijke strepen, waarvan afb. No. 53 er eene zoodanige in
de geheele breedte voorstelt, die met overhandsche steken aan elkander genaaid worden. Voor elke streep zet men 52 steken op, de 3 steken die voor den rand aan het begin en einde van den toer vereischt worden, medegerekend, en breit daarop in heen- en teruggaande toeren het vol-gende: 1. toer. 3 recht, 3 averecht, 1 r., 4 aver., 2 maal afwisselend 1., 1 aver.; 1 r., 2 aver., omslaan, 3 maal
afwisselend 1 r., 1 aver.; 2 maal 2 r. te zamen breien (minderen); 3 maal afwisselend 1 aver., 1 r.;
omsl., 3 aver., 1 r., 4 aver., 2 maal afwisselend 1 r., 1 aver.; 1 r., 2 aver., 3 r. ― 2. toer. 3 aver.,
2 r., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., 4 r., 1 aver.,
3 r., 1 aver., omsl., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1
aver., 2 maal 2 aver. te zamen (aver. mind.), 1 aver.,
2 maal afwisselend 1 r., 1 aver.; omsl., 1 aver., 2
r., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., 4
r., 1 aver., 3 r., 3 aver. ― 3. toer. 3 r., 2
aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 4 aver., 2 maal
afwiss. 1 r., 1 aver.; 1 r., 2 aver., 1 r.,
1 aver., omsl., 2 maal afwisselend 1
r., 1 aver.; 2 maal minderen; 2
maal afwisselend 1 aver., 1 r.;
omsl., 1 aver., 1 r., 2 aver.,
1 r., 1 aver., 1 r., 4 aver.,
2 maal afwisselend 1 r.,
1 aver.; 1 r., 2 aver.,
3 r. ― 4. toer. 3
aver., 2 r., 2
maal afwisselend 1 r., 1 aver.; 4 r., 1 aver., 1 r., 1
aver., 2 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., omsl., 1 aver.,
1 r., 1 aver., 2 maal aver. mind., 1 aver., 1 r.,
1 aver., omsl., 1 aver., 1 r., 1 aver., 2 r., 2
maal afwisselend 1 r., 1 aver., 4 r., 1
aver., 1 r., 1 aver., 2 r., 3 aver. ―
5. toer. 3 r., 2 aver., 1 r., 1 aver.,
1 r., 4 aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 3
aver., 2 maal afwisselend 1 r.,
1 aver.; omsl., 1 r., 1 aver.,
2 maal mind.; 1 aver., 1
r., omsl., 2 maal afwis-
selend 1 aver., 1 r.;
2 aver., 1 r., 1
aver., 1 r., 4 aver.,
1 r., 1 aver., 1. r.,
3 aver., 3 r. ― 6. toer.
3 aver., 2 r., 1 aver., 1
r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1
r., 1 aver., 3 r., 2 maal afwis-
selend 1 aver., 1 r.; 1 aver., omsl.,
1 aver., 2 maal aver. mind., 1 aver.,
omsl., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.;
1 aver., 2 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., 4 r.,
1 aver., 1 r., 1 aver., 3 r., 3 aver. ― 7. toer.
3 r., 3 aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 4 aver., 1 r.,
1 aver., 1 r., 2 aver., omsl., 3 maal afwisselend 1
r., 1 aver.; 2 maal mind.; 3 maal afwisselend 1 aver.,
1 r.; omsl., 3 aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 4 aver., 1 r., 1
aver., 1 r., 2 aver., 3 r. ― 8. toer. 3 aver., 2 r., 1 aver.,
1 r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., 3 r., 1 aver., omsl.,
[20 Februari 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 51
2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., 2 maal aver. mind.; 1 aver., 2 maal afwisselend 1 r., 1 aver.; omsl., 1 aver., 2 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1 r., 1
aver., 3 r., 3 aver. ― 9. toer. 3 r., 4 aver., 1 r., 1 aver.,
1 r., 4 aver., 1 r., 3 aver., 1 r., 1 aver., omsl., 2 maal afwisselend 1 r., 1 aver.; 2 maal mind.; 2 maal afwisse-
lend 1 aver., 1 r.; omsl., 1 aver., 1 r., 4 aver., 1 r., 1
aver., 1 r., 4 aver., 1 r., 3 aver., 3 r. ― 10. toer. 3 aver.,
3 r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1
r., 1 aver., omsl., 1 aver., 1 r., 1 aver., 2 maal aver.
Mind.; 1 aver., 1 r., 1 aver., omsl., 1 aver., 1 r., 1 aver.,
3 r., 1 aver., 4 r., 1 aver., 1 r., 1 aver., 4 r. 3 aver. ―
11. toer. 3 r., 4 aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 8 aver., 2 maal afwisselend 1 r., 1 aver.; omsl., 1 r., 1 aver., 2 maal
mind.; 1 aver., 1 r., omsl., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 4 aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 8 aver., 3 r. ― 12. toer. 3
aver., 7 r., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., 3 r., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., omsl., 1 aver., 2 maal aver. mind.; 1 aver., omsl., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.; 1 aver., 7 r., 2 maal afwisselend 1 aver., 1 r.;
1 aver., 3 r., 3 aver.
Tot hiertoe gekomen zijnde, zal het patroon met be-
hulp van de afb. gemakkelijk kunnen worden voortgezet.
Nauwtoeloopend
kleedje voor
meisjes van 14
tot 16 jaar.
Afb. No. 55. Knippatr., keerz. van het Supplem.
No. I, Fig. 1―5.
Het costuum van dit jonge meisjes bestaat uit
een kort kleedje met
geeren van drap ma-
rin, aan den onderrand
in punten uitgesneden; de robe is met paars zijden galon met opgenaaide kralen, en met zijden kwasten van de-
zelfde kleuren gegarneerd en wordt met vlakke rondte gitten knoop dichtgemaakt; het costuum wordt voltooid met een volant van blauw cachemir à l’empire geplooid,
die aan een onderrok van perkaal is gezet. Bij het ver-
vaardigen van het kleedje knipt men ― na eerst de om-
slagen van de knippatronen afzonderlijk overgenomen en aan het geheel gehecht te hebben ― uit de gekozen stof naar elk der fig. 1―3 twee gelijke gedeelten, naar fig. 4
den rug langs het midden aaneen. Al deze gedeelten kun-
nen echter zooveel als dit noodig mocht zijn, langer wor-den genomen, door langs de zijlijnen van de knippatro-
nen in de aangegeven richting voort te knippen. De voe-
ring voor de taille wordt naar dezelfde knippatronen, echter slechts 5 d. over de taille reikende van shirting geknipt, en de bovenstof er op gehecht. Voor elke mouw knipt men naar fig. 5 twee gedeelten. Nu naait men in de
voorstukken de borstplooien, maakt in den voorrand van elk voorstuk eene insnijding en zet er een
driehoekje van bovenstof en voering in; aan het rechter voorstuk wordt de overblijvende stof naar
de binnenzijde omgezoomd, aan het linker, waar men de
stoffen tegen elkaar naait, dient ze als een reep voor
de knoopsgaten. Als hierop het rechter voorstuk
zooals dit op fig. 1 is voorgeteekend met knoops-
gaten is voorzien, dan zet men de gedeelten
van het kleedje volgens de overeenstem-
mende cijfers aan elkaar. In de split die
in de zijnaden van ster tot het dubbele
punt open blijft, zet men een zakje
van voering, de bovenzijde wordt
met bovenstof bekleed, de voe-
ring van de taille aan den
onderrand, waar men ze
niet vastgehecht, ge-
zoomd. Tegen den
onderrand van de
robe wordt aan
de binnenzijde een reep der bovenstof 8 d. br. gezet,
het uitsnijdsel van den hals met een ingeregen
koordje geboord; de andere randen van de stof
worden tegen elkaar genaaid. Eindelijk zet
men er de mouw, vooraf naar de afbeel-
ding gegarneerd, volgens de overeen-
stemmende cijfers in, en versiert de
robe met het hierbovengenoemde
garnituur van kralen galon 2 d.
breed, dat, ― men verge-
lijke de afbeelding ― ook
de patten van de zakjes
vormt, verder met
kwasten en aan
den onderrand met
een grelotfranje.
Ruit in ge-
knoopte guipure.
Afb. No. 56―64.
Dit guipure knoopwerk is bijzonder
fraai en degelijk. Men kan deze ruit
hetzij afzonderlijk, b. v. voor een toilet-
kussen bezigen, in welk geval men er in de
rondte eene fijne geknoopte kant omzet, of ze
ook in een vereischt wordend getal, of eindelijk
met geborduurde ruiten afgewisselend, voor een kleed
aan elkander zetten. De fond van het model is over een
knoophoutje, dat een draad van 1½ d. lengte omspant en
― even als het ingewerkte patroon ― met garen tusschen
No. 63. Afzonderlijk gedeelte
van No. 56.
No. 61. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 55. Nauwtoeloopend kleedje voor meisjes van 14―16 jaar.
Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1―5.
No. 57. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 60. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 58. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 59. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 56. Ruit in geknoopte guipure.
No. 62. Afzonderlijk gedeelte van No. 56.
No. 64. Afzonderlijk gedeelte
van No. 56.