geteekend of naar verkiezing tot aanhaken of aan-
knoopen ingericht. De zoom aan den bovenrand van de mouw wordt om er het elastiek bandje
door te kunnen steken, nogmaals doorgeregen en
met vischgraatsteken versierd.
Schortje met eene pelerine voor
meisjes van 7―9 jaar.
Afb. No. 23. Knippatr. voorz. van het Supplem.
No. V, Fig. 20.
Dit schortje van grijs linnen is zoo doelmatig
samengesteld, dat wij het aan de moeders onder
onze abonnées voornamelijk gedurende den zomer
kunnen aanbevelen. Het is toch geschikt om het
kleedje niet vuil te maken, maar beschut tevens
den hals voor het branden der zonnestralen daar
het lijfje zich als eene afgeronde pelerine voortzet
die van achteren wordt dichtgemaakt en bij een
laag uitgesneden taille den hals volkomen bedekt. Ons model is behalve de pelerine, waarvan wij het
knippatroon geven, 50 d. lang, 70 d. breed en in de rondte met gefestonneerde schelpen en een
borduursel van roode florawol versierd, verder met zakjes, van onderen afgerond 8 d. breed, 10
d. lang voorzien, zij zijn aan den bovenrand even als een revers naar buiten omgeslagen en
aldaar in overeenstemming met het schortje met borduursel voorzien. Men knipt de pelerine
naar Fig. 20 van voren langs het midden aaneen, en rekent daarbij aan den achterkant
op een omslag 2 d. breed voor den zoom, die met de voorgeteekende knoopsgaten en
met de knoopen welke er bij behooren wordt voorzien. Het borduurwerk van de pelerine
en van het schortje wordt naar het patroon dat zich op fig. 20 bevindt met roode flora
wol, rood of wit garen of met zwarte zijde met den platten of stiksteek uitgevoerd.
Aan den bovenrand rimpelt men het schortje in, zet het tusschen de dubbele stof
van een boord 3 d. breed en naait er den onderrand van het lijfje, die vooraf gezoomd
is, tegen. De einden van het boord worden met een knoop en een knoopsgat of met
gezoomde banden van de stof voorzien, die aan den afgeronden onderrand met
borduurwerk versierd en waarin van achteren een lossen knoop wordt gelegd.
Costuum voor meisjes van 5―7 jaar.
Afb. No. 24. Borduurpatroon voor den rok en voor den paletot. Keerz. van het
Supplement, No. XV, Fig. 46 en 47.
Het model op de afb. No. 24 bestaat in een rok en in een paletot van wit piqué.
De eerste, de rok is 6 d. boven den onderkant met een geborduurden rand ver-
sierd die met wit katoen, met den kettingsteek is uitgevoerd. bovendien is
de rok van voren in het midden versierd met eene patte 12 d. breed, 36 d.
lang, met katoenen veterband geboord en van onderen aan het puntig bij-
geknipte eind geborduurd. De ceintuur die op den rok is gezet, is 5 d. br.,
eveneens in overeenstemming met den paletot met borduurwerk versierd.
De laatste is met veterband geboord en in de rondte ongeveer 2½ d. boven
den buitenrand geborduurd, verder ook de mouw en de patten voor de
zakjes volgens aanwijzing op de afb. Men kan voor dezen paletot de
knippatronen nemen naar dien van fig. 1 op de plaat met kindercostu-
men bladz. 81. Op het Supplement bij dit nummer vindt men op fig.
47 een gedeelte van het borduurpatroon voor den paletot, fig. 46
geeft een gedeelte van den rand voor den rok. Men zal de beide bor-
duurpatronen wel met behulp der afb. in de juiste richting kunnen
voortteekenen.
Costuum voor meisjes van 7―9 jaar.
Afb. No. 26. Knippatr. keerz. van het Suppl. No. X, Fig. 34―37.
Het costuum van het kind op afb. No. 26 is van wit en zwart gedrukt mous-
seline de laine, het garnituur bestaat uit smal zwart zijden galon met witte
moesjes er ingeweven. De rok aan ons model, doorgaande met stijf gaas gevoerd, is 380 d. wijd en
55 d. lang, behalve een omslag 5 d. breed aan den rand van onderen. Het garnituur van den rok
geeft oploopende patten te zien elk 10 d. breed en 20 d. hoog welke zich met 25 d. tusschenruimte
regelmatig herhalen. In den bovenrand van den rok zijn plooien gelegd, hij wordt daarna aan een
recht boord 2½ d. breed gezet. Voor den paletot knipt men uit bovenstof en cambrie voor voering
naar elk der fig. 34 en 35 twee gedeelten naar Fig. 36 den rug langs de dunne lijn in het
midden aaneen; voor elke mouw naar Fig. 37 twee stukken, waarbij men op de afwijkende
lijnen voor het uitsnijden van de onderste helft moet letten. Als men de bovenstof en de
voering glad op elkaar heeft geregen dan naait men in elk voorstuk de borstplooi en zet
de fig. 34, 35 en 36 volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar. Voering en
bovenstof wordt langs den buitenrand tegen elkaar genaaid, het uitsnijdsel van
den hals met een ingeregen
koordje geboord, waarna
men het rechter voorstuk
tot aan de taille met haken,
het linker dat er onder
komt met de noodige ge-
festonneerde lussen voor-
ziet. Elke mouw wordt
van 19 tot 20 en van
21 tot 22 aan elkaar
genaaid, tegen den rand van onderen aan de binnenzijde een
schuinen reep der bo
venstof 3 d. breed gelegd en met 22 aan 22 van het voorstuk in het armsgat gezet.
De ceintuur wordt uit een reep der bo-
venstof 4 d. breed en met voering voor-
zien vervaardigd. Hij wordt aan de eene dwarszijde puntig bijgeknipt, en krijgt haken en oogen om hem te kunnen dicht maken.
Jaquette “Violetta.”
Afb. No. 19 en 20. Knipp. keerz. v. h. Suppl. No. XI, Fig. 38―41.
De vorm en ook het garnituur van dit elegante jaquetje zijn zeer
smaakvol. De voorstukken met haken en oogen dicht gemaakt, reiken tot aan de ceintuur, terwijl de jaquette van de zijden af in een langen zeer gracieusen schoot, met punten uitge-knipt, eindigt. De grondstof van ons model bestaat uit paars poult de soie met eene dunne zwarte zijden voering; het garnituur volgens de afb. uit een zijden galon 3½ d. breed met
ingewerkte stalen kralen en in zwart zijden veterband nauwlijks 1½ d. breed
welk laatste aan de beide lange zijden telkens door eene rij opgenaaide stalen kralen wordt afgesloten; verder in grelots, die elk uit een groote zwarte en verschillende kleine aangeregen stalen kralen vervaardigd zijn. In plaats van het galon met ingewerkte kralen, kan men ook op effen galon, met stalen kra-
len de figuren op de afb. aangegeven, naaien. Uit de bovenstof en voering, die men voor het ja-
quetje heeft gekozen, knipt men naar elk der fig. 38 tot 41 twee gedeelten, en rijgt de stukken
bovenstof en voering die bijeen behooren, glad op elkaar. Als men in de beide voorstukken de borst-
plooien op fig. 38 voorgeteekend heeft genaaid, dan zet men eerst de twee gedeelten van den rug,
langs het midden met een achtersteeknaad aan elkaar, daarna al de verschillende gedeelten van de
jaquette volgens de overeenstemmende cijfers op de knippatronen, waarbij men een gedeelte van
de voering niet medevat, maar er later om de inslagen van de naden te bedekken op vastzoomt.
Rondom den buitenrand van de jaquette, en ook om het armsgat wordt de bovenstof en de voe-
ring tegen elkaar genaaid. Aan de voorstukken zet men eenige haken en oogen. Het garnituur
zal men volgens de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen en met behulp der afbeeldingen
op de jaquette kunnen leggen.
Blouse voor knapen van 4―6 jaar.
Afb. No. 21. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 16―19.
Het model van dit costuum, waarmede de kleine schelm op de lieve gravure
gekleed is, bestaat uit een pantalon en eene blouse van wit cachemir, het gar-
nituur van de beide gedeelten, als ook de echarpe zijn van rood cachemir. Men
kan intusschen ook andere dunne witte of lichtkleurige wollen, of stoffen die
gewasschen kunnen worden nemen, zooals: piqué, shirting, nanking,
wit of ongebleekt linnen met een overeenstemmend garnituur. Voor den
pantalon kunnen de knippatronen van dien op bladz. 88 worden ge-
bruikt, het garnituur moet er volgens de afb. op worden gelegd.
Voor de blouse knipt men uit bovenstof en fijn shirting voor voe-
ring naar elk der fig. 16, 18 en 19 een ged. langs de dunne lijn
die op het knipp. het midden aangeeft aaneen. Eerst wordt de
stof van fig. 16 van ster tot punt, verder op den schouder
van 35 tot 36 aan elkaar genaaid en de onderrand van de
blouse gezoomd. Nu legt men op de beide halve ge-
deelten van den voorkant het garnituur zoo als dit op
fig. 16 is voorgeteekend, naait aan den voorkant
van het linker voorstuk de bovenstof en voering
tegen elkaar en zet op het rechter voorstuk een
reep in den vorm van een zoom uit de stof
voor het garnituur naar fig. 17 geknipt,
zóó dat 37 op 37 en punt op punt valt. De
kraag wordt zoo als wij dit op fig. 18 heb-
ben voorgeteekend met rood cachemir ge-
garneerd, en dan met een ingeregen koordje
er tusschen met 37 op 37 en 38 op 38 aan het
uitsnijdsel van den hals gezet. als men elke mouw
van 39 tot 40 heeft toegenaaid, dan rimpelt men
haar om den rand van onderen zooveel in, dat de hand er met gemakt doorheen
kan worden gestoken en zet er dan een boordje 3 d. breed van de stof van het
garnituur en met knoopen gegarneerd op. Aan den bovenrand moet de mouw
van het midden uit naar beide zijden tot aan ster, naar de wijdte van het arms-
gat worden ingerimpeld, en er dan met 36 aan 36 en 39 aan 39 van de blouse
in worden gezet. Deze naad wordt met een smal reepje garnituur bedekt. Om
haar te kunnen dichtmaken, wordt de blouse aan het uitsnijdsel van den hals
met een knoop en een knoopslus, verder als garnituur met drie knoopen op
den zoom aan den voorkant voorzien. De écharpe bestaat uit een reep garni-
tuur 20 d. br. en 120 d. lang. Deze wordt op het boord te zamen gevouwen,
van achteren in een
lossen knoop gelegd
en hangt verder met
twee even lange ein-
den los neer.
Tuinhand-
schoen.
Afb. No. 22. Knip-
patr. voorz. van het Suppl. No. VI, Fig.
21―23.
Het model van nanking, met visch-
[2 Juli 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 125
No. 16. Brillereiniger en pennewisscher in den vorm van een eende-
kop. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XVIII, Fig. 51 en 52.
graatsteken van zwarte zijde versierd, is een handschoen met
een korte manchette, waaronder zich het gedeelte van een mouw
aansluit, die met elastiek over den elleboog wordt vastgehouden,
en den blooten arm, en ook wel bij huishoudelijke bezigheden de
witte mouw bedekt. Om dit model na te maken knipt men uit de bovengenoemde stof, of van engelsch leder, ongebleekt linnen
enz. voor iederen handschoen naar elk der fig. 21―23 een ge-
deelte maar rekent daarbij op de naden en op de zoomen. Als men
in den handschoen de insnijding heeft gemaakt op fig. 21 voor
het inzetten van de geer voorgeteekend, dan worden de afge-
knipte randen van de insnijding smal naar binnen omgevouwen
en met vischgraatsteken op de geer genaaid, zóó dat 41, 42 en
43 op dezelfde cijfers van deze laatste vallen. Men vergelijke de
afb. Daarna stikt men in den boven en in den onderrand een
zoom naar buiten omgeslagen, versiert dezen langs den hand-
schoen met vischgraatsteken en voert
de versiering eveneens op de bovenste
vlakte uit. De afgeknipte randen van de
split op fig. 21 aangegeven, worden eveneens bovenop vastgestikt; men
voorziet het eind van de split met eenige
festonneersteken; op den zoom worden
knoopen en knoopslussen om den hand-
schoen te kunnen dichtmaken gezet. De
bovenrand van den duim wordt met een
gestikten zoom en met een rij visch-
graatsteken versierd, dan van 44
tot 45 toegenaaid, en met 45 aan
45 en 46 aan 46 in den hand-
schoen gezet. Daarna naait men den
laatste van 47 tot 48 toe. De mouw
is aan ons model, behalve een omslag
2½ d. breed aan den bovenrand, 36 d.
lang; van boven 36 d. van onderen 30
d. wijd. De mouw wordt van onderen
ingerimpeld en met een smal boordje
aan de handschoen gezet, langs de ge-
punte lijn daarvoor op fig. 21 voor
No. 17. Wandelcostuum.
No. 18. Baret voor knaapjes van 1―3 jaar. Knippatr. keerz.
van het Supplem. No. XII, Fig. 42 en 43.
No. 19. Jaquette “Violetta.” Voorzijde. Knippatr. keerz.
van het Supplement No. XI, Fig. 38―41.
No. 20. Jaquette “Violetta.” Achterzijde. Knippatr. keerz. van het
Supplement No. XI, Fig. 38―41.