drie dezer laatsten bevindt zich een kanten entre-deux 1½ d. br., met blauw taffen lint er onder. Het stuk, waaraan de ingerimpelde bovenrand van het kleedje is gezet, bestaat uit hetzelfde garnituur, het vormt op de drie plooien aan den voorkant twee patten elk 17
d. lang, op elk der schouders een strik, en loopt eindelijk om den rand van onderen van de
korte dofmouw heen. Bij het vervaardigen naar de knippatr. hiervoor bestemd, moet men
dezelfde regelen die wij voor de groote knippatr. voorschrijven, in acht nemen. Om het
tullen mutsje, met blauw lint gegarneerd natemaken, naait men in een lap zijden tulle 48
d. lang en 20 d. br. de vier zoomen die op fig. 22 (de helft van het mutsje) door gladde lij-
nen zijn aangeduid, steekt door elk dezer zoomen een taffen lintje ½ d. br. en haalt de stof
daardoor tot op de grootte van fig. 22 in. De onderkant van het mutsje wordt eveneens met
lint door een zoom gestoken, dicht geschoven. Om den voorkant van het mutsje loopt eene
achtdubbele tullen ruche, die eene rij puntjes van blauw lint aan een dubbelen reep tulle 1 d.
br. gezet, insluit. De rand van onderen is met eene vierdubbele ruche gegarneerd;
het aanzetten door een vlechtsel van lint bedekt. Van achteren in het midden en
ook in het midden van de vier opnaaisels wordt telkens een kleine, dicht ach-
ter de voorste ruche een groote strik in den vorm van een diadeem aange-
bracht. De strikbanden elk 2½ d. breed zijn 80 d. lang.
Fig. 2. Pop in een gekleed toilet. Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. XVI, Fig. 61―64.
De pop wier toilet wij nu beschrijven, is behalve het hoofd 28 d. lang.
Haar costuum bestaat uit een wit tullen rok met roze lint gegarneerd,
en uit eene taille met schoot en ceintuur van roze taf. De rok is 19 d.
lang, 130 d. wijd, aan den rand van onderen met drie zoomen voorzien, waarvan de breedte van 3 tot op 1½ d. afneemt. Door elk dezer zoomen
haalt men een taffen lintje van dezelfde breedte. De hierbovengenoemde
knippatr. geven de helft van de taille met schoot, het aan elkaar naaien
der gedeelten en der mouwen en het inzetten van deze laatsten in het
armsgat, moet volgens de overeenstemmende letters geschieden. Tus-
schen de ceintuur 1 d. br. legt men stijf gaas, voorziet haar met haken
en oogen, en bedekt het dichtmaken met eene rozet van roze taffen lint.
Fig. 3. Pop in een
wandeltoilet.
Knippatr., keerz.
v. h. Supplem. No. XIV, Fig.
46―55.
Het costuum van deze
kleine dame (eene pop
behalve het hoofd 48 d.
lang), bestaat uit een
kleedje en paletot van grijs
linsey woolsey, de pa-
letot heeft geen mouwen en
wordt met een ceintuur om de
taille vastgehouden. In de voor-
onderstelling dat de pop van on-
derkleeren is voorzien, gaan wij tot
de beschrijving van het costuum over.
De rok is 32 d. lang, 150 d. wijd, en
aan den rand van onderen met twee
schuine reepen van blauw cotton
silk gegarneerd. De mouwen en de kraag van de taille zijn met hetzelfde belegsel versierd, de knippatr. 46―50 geven de helft van het fatsoen. De ceintuur wordt evenzoo met cotton silk geboord, en in het midden met eene rozet, en met drie écharpes
elk 19 d. lang en 7 d. breed voor-
zien. Den paletot moet men naar de fig. 51―53 knippen, zooals
dit op de afb. wordt voorgesteld
garneeren, en aan de voorzijden met kleine zakjes voorzien. De
hoed wordt naar de fig. 54 en 55
uit blauw cotton silk, stijf
gaas en ijzerdraad vervaardigd.
Van binnen is hij met eene ruche
met kleine bloempjes, boven op met zwarte kant en insgelijks met bloempjes versierd.
Fig. 4. Boerinnencostuum voor de pop. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 25―31.
Het costuum van deze pop, behalve het hoofd 37 d. lang, bestaat in een rood ca-
chemiren rok 24 d. lang en 120 d. wijd. Hij is aan den rand van
onderen met drie rijen fluweelen lint 1 d. breed gegarneerd. Bij dit
toilet behoort verder eene hooge witte blouse van geplooid netel-
doek, een fluweelen keursje en neteldoeksch mutsje met een zwart
zijden kapje en een neteldoeksch schortje. Voor de blouse vindt men fig. 25 tot 27 de helft, men legt in het neteldoek zooals wij
dit op fig. 27 hebben voorgeteekend smalle plooitjes, en vervaar-
digt haar verder naar de hierbovengenoemde knippatr. en de daar-
op gegeven aanwijzing. Een zwart fluweelen lintje dat boven de
tweede dof van de mouw is vastgestrikt, houdt deze boven den elleboog vast. Het keursje wordt naar de fig. 28 tot 30 uit zwart
fluweel te zamengesteld, om het uitsnijdsel van den hals met zilver
veterband afgezet, en aan de voorkanten met knoopen voorzien,
waarmede men het over de blouse vast maakt. Elk der epauletten
van het keursje bestaat uit een dubbelen reep fluweel 8 d. lang en
1 d. breed, zij worden een weinig ingerimpeld en dan in het arms-
gat gezet. voor het hoofddeksel
van de boerin knipt men het ne-
teldoeksche mutsje naar fig. 31 aaneen, rimpelt het in de rondte in en zet het tusschen een recht
smal boordje, waaraan een kantje
wordt genaaid. Het mutsje wordt met strikbanden onder de kin vastgemaakt. Het hoofddoekje dat om het boord van het mutsje heenloopt, bestaat uit een reep taf 40 d. lang en 11 d. breed. Men knipt het aan beide zijden schuin bij, en zet er een kantje aan. Daarna worden er in de lengte plooien in gelegd, men hecht het op het boord van het mutsje vast, legt de schuin bij-geknipte einden in het midden kruiselings over elkaar, zoodat zij aan beide zijden afhangen. Dit
hoofddeksel wordt met een taffen
strik op het kruispunt der schui-ne taffen slippen voltooid. Het neteldoeksche schortje dat bij dit
costuum behoort, is in de rondte
met eene gepijpte neteldoeksche
ruche, en bovendien aan den rand
van onderen nog met eene soort-
gelijke frisure gegarneerd.
24 DE GRACIEUSE. [2 Januari 1866. 4e Jaargang.]
den wij onzen lezeressen zulk een blaasbalg, op de beide vlakke kanten met borduurwerk,
en in de rondte met een ruche versierd, aan. De beide comieke borduurpatr. geven wij onder de fig. 68 en 69 op het Supplem. bij dit nummer; om er het effect van te verhoo-
gen, voert men fig. 68 op wit, fig. 69 op blauw cachemir uit, beide echter gedeeltelijk
met application, gedeeltelijk met den point russe en met stik- en schuine steelsteken
met gekleurde zijde. De gedeelten stof die men voor het borduurwerk noodig heeft,
waarop het patroon uit laken geknipt, wordt overgebracht, moeten iets grooter als de
vlakten van den blaasbalg genomen worden. Ofschoon de keus der kleuren aan de phan-
tasie der dames wordt overgelaten, zoo hebben wij die toch voor de lapjes van het appli-
cation op het borduurpatr. aangegeven, en willen er nog voor het patr. dat op de afb.
van den blaasbalg niet zichtbaar is, bijvoegen, dat fig. 69 voor dien kant van den
blaasbalg moet worden genomen, waar zich de luchtopening bevindt, daar deze door den
ballon, uit dubbele grijze krip vervaardigd wordt bedekt, zonder het instroomen van
de lucht te verhinderen. Onder den ballon moet het cachemir dus uit worden ge-
knipt. Het huis dat men op hetzelfde patroon aantreft is van carton geappli-
queerd, onder de uitgeknipte vensters is zilverpapier gelegd. Als de beide ge-
deelten borduurwerk zijn voltooid, dan hecht men ze op de vlakke zijden van
den blaasbalg vast, door den buitenrand van de eersten, aan het smalle
reepje leder, dat gewoonlijk om den blaasbalg heen loopt, te naaien. De
binnenzijde van het handvatsel van den blaasbalg wordt ook met stof be-
kleed. Onder het patroon fig. 69 dat een landschap voorstelt, zet men
zooals wij dit hebben voorgeteekend twee bruin fluweelen lintjes, en
aan het andere een soortgelijk lintje. Rondom het met wit bekleede ge-
deelte van den blaasbalg legt men eene ruche van blauw, om het blauwe
gedeelte van bruin wollen band. De ruches worden aan de zijranden van
den blaasbalg met kleine spijkertjes vastgemaakt.
Russische kaper.
Afb. No. 74 en 75. Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IV,
Fig. 10―12.
Deze kaper van zwart fluweel, met eene dun gewatteerde zijden voe-
ring, is geplooid en sluit gemakkelijk om het hoofd heen. De revers in
den vorm van een
diadeem, die als een
klep neergeslagen
kan worden, is met
een rand sabelbont of
hermelijn gegarneerd.
De doelmatigste stoffen
om deze kaper te ver-
vaardigen zijn behalve
fluweel, ook cotton
silk, grosgrain of reps,
voor het bont heeft men de
keus tusschen hermelijn, bisam
(vel van het muskusdier), petit-
gris, astrachan enz. Uit de
gekozen bovenstof knipt men naar
elk der figuren 10 en 12 een gedeelte
aaneen, langs de dunne lijn op het
knippatr., en daarna naar fig. 11 nog
een gedeelte zoowel uit bovenstof als uit
voering. Deze laatsten worden op elkaar
gehecht, luchtig doorgestikt, en aan den
rand van voren geplooid, door telkens
kruis op punt te leggen. Nadat men de
genummerde kruisen en punten van fig. 10 bovenstof van den fond, ook op de andere helft van
het knippatr. heeft overgebracht, legt men in den bovenrand en
daarna nogmaals op een afstand
op fig. 10 aangegeven, 3 stolp-plooien, door de met dezelfde nummers geteekende kruisen en
punten op elkaar te hechten. De
fond wordt aan den rand van on-
deren naar de wijdte van de voe-
ring ingerimpeld, daarna ver-
bindt men deze gedeelten door ze met taffen lint 2 d. breed te boren; dit boorsel dient te ge-
lijkertijd om er een elastiek bandje 16 d. lang doorheen te steken. Dwars over de kaper langs de gladde lijn met
kruisen en punten aangegeven, legt men een geplooiden reep, waarvoor men een lap der stof 14 d. br. noodig
heeft, deze breedte wordt door er 3 plooien in te leggen tot op 6 d. terug gebracht. Hierop wordt de bodem en
de voering van de kaper met den revers fig. 12 verbonden, nadat men er voering tegen gelegd en den buiten-
rand met een eind ijzerdraad heeft voorzien. Op de bovenzijde legt men den rand bont, en zet aan elk der punten van onderen
een strikband 75 d. lang en 10 d.
breed.
No. 73. Blaasbalg met borduur-
werk. Helft van de oorspr.
grootte. Knip- en borduurpatr, keerz. v. h. Supplem. No. XIX,
Fig. 68 en 69.
No. 75. Russische kaper. Achterzijde.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
Vier verschillende cos-
tumen voor de pop.
Afb. No. 76.
Wat zou voor kinderen een St.
Nicolaas en een kerstfeest zijn zonder pop! Wij noodigen dus
alle moeders en kindervriendin-nen onder onze abonnées uit, om een blik in de kinderkamer te werpen, op dat lieve tooneeltje,
door de gravure No. 76 voorge-
steld. Daar zien wij de gelukkige bewoonster met een rooskleurig kindje in de “lange kleeren” op
den schoot; eene vriendin in groot
toilet komt per rijtuig eene visite maken, eene andere “deftige”
dame met een fraai wandelcos-tuum, en den allernieuwsten hoed
à l’empire, leunt met voorna-
me “nonchalance” in een fau-
teuil, en eindelijk ziet men meer
op den achtergrond eene mooie
boerin in hare “Zondagsche klee-
ren,” die in de keuken het diner
voor het kleine gezelschap be-
reidt. Laten wij nu verder de toi-
letten eens wat nader bekijken.
Fig. 1. Pop met eene lange jurk.
Knippatr., voorz. v. h. Suppl.
No. VII, Fig. 17―22.
Eene pop (behalve het hoofd)
43 d. lang. Het neteldoeksche
kleedje 68 d. lang en 160 d. wijd,
heeft van onderen aan den rand
een zoom 4 d. breed en daarboven 6 smalle opnaaisels. Tusschen elke
No. 74. Russische kaper. Voorzijde.
Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. IV, Fig. 10―12.
No. 76. Vier verschillende costumen voor de pop.
Doopkleedje. (Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. VII, Fig. 17―22). ― Costuum voor de boerin. (Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 25―31).
Wandeltoilet. (Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 46―55). ― Gekleed toilet. (Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVI, Fig. 61―64).