10 d. diep en van onderen afgerond dat er aan den binnenkant tegen wordt gezet, boort de afgeknipte randen met een ingeregen koordje dat daarna nogmaals met eene rij stiksteken, op de bovenzijde uitgevoerd, wordt vastge-
hecht. Dan voorziet men den voorkant van elk der voorstukken aan de ver-
keerde zijde voor de stevigheid met een reep bovenstof 8 d. breed; in het
linker worden de voorgeteekende knoopsgaten uitgevoerd. Op het rechter
voorstuk worden knoopen ― overtrokken houten vormen ― gezet. Als de
twee gedeelten van den rug van achteren in het midden aan elkaar zijn ge-
naaid, dat met achtersteken geschiedt, terwijl de inslagen van de naden
aan beide zijden plat op de stof worden gezoomd, dan zet men de Fig. 11,
12 en 13 volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar, en bevestigt den
kraag waarvan de twee gedeelten van de stof, eerst langs den buitenrand te-
gen elkaar zijn gezet, aan het uitsnijdsel van den hals van de jaquette, 31 en 32
van de twee gedeelten moeten op elkaar sluiten. Men legt tegen den onderrand van
de jaquette aan den verkeerden kant in den vorm van een zoom, een reep der bo-
venstof 1 d. br.; in de rondte ½ d. boven den buitenrand voert men twee rijen stik-
steken met roode zijde uit. Als de mouw van 33 tot 34 aan elkaar is ge-
naaid, dan zet men tegen den onderrand van de mouw, aan de bin-
nenzijde een reep der bovenstof 5 d. breed, voert er bovenop daar
waar de reep eindigt twee rijen stiksteken op uit en zet de mouw
in het armsgat waarbij 33 op de mouw op 33 van het voor-
stuk moet sluiten. Bij het uitvoeren van dezen naad moet men
tevens den schouderreep volgens de overeenstemmende cijfers
medevatten. Deze patte wordt eerst naar Fig. 14 uit bo-
venstof geknipt, met een ingeregen koordje geboord en
met eene rij stiksteken en een knoopsgat voorzien.
Ten einde de patte aan de andere dwarszijde te
kunnen bevestigen zet men volgens aanwijzing op
Fig. 11 een knoop aan het uitsnijdsel van den
hals. De echarpe waarmede het costuum vol-
tooid wordt, bestaat uit een reep der stof 186
d. lang en 50 d. breed in het midden toe-
gevouwen; de einden zijn met ingeknoopte
franje van roode zijde 15 d. lang versierd.
Voor de muts knipt men uit cachemir, mousseline en zwarte lustrine, de laatste voor voering, naar elk der Fig. 17 en
19 een gedeelte aaneen, naar Fig. 18 twee stukken. De laatsten worden van
35 tot 36 en van 37 tot 38 aan elkaar
genaaid, en dan volgens de overeenstem-
mende cijfers met den bodem en den rand van de muts verbonden. Men voorziet
den rand van de muts van binnen met
een reep zwart marokijn, den bodem in het midden met een vlak gewelfden knoop, en hier-
mede is het bevallige en smaakvolle costuum voltooid.
Gebreide gezondheidsgordel voor heeren.
Afb. No. 39. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 35.
Dik wit breikatoen.
Het voor ons liggende model is van dik wit katoen gebreid.
Men begint met het eene einde en breit op een opzetsel van
28 steken gedurig recht heen en weder, zoodat men hierdoor
het bekende eenvou-
dige geribde breipatr. Vormt, zoo als op de af-
beelding duidelijk zicht-baar is. Tot gemak bij het werken hebben wij den gordel op het Sup-plement onder Fig.
35 gegeven; wij wil-
len evenwel aanmerken,
dat zoowel het meerderen als het minderen slechts aan
den onderrand plaats heeft, zoodat de bovenrand eene rechte lijn vormt. De split
op 49 d. afstand van de opzetsteken, op het knippa-
troon aangegeven, die
voor het doorhalen van
het tegenovergestelde einde van den band bestemd is, wordt
verkregen, door de op de naald zijnde steken, uitgenomen
10 aan elke zijde af te kanten, en in den volgenden toer
weder even zoo veel steken op te zetten; ook moet men
volgens de afbeelding en het knippatroon aan een
einde van den band een knoopsgat maken, en het
andere einde om het vast te kunnen maken van
een knoop voorzien. Ter verkrijging van het voorgeteekende fatsoen bevelen wij vooral aan het werk herhaalde malen met het patroon te vergelijken. Dezen gezondheidsgordel kan men desverkiezende ook van flanel of bombazijn ver-
vaardigen.
Gebreid lijfje voor kinderen tot
een jaar.
Afb. No. 40.
Wij raden alle moeders aan voor hare kleine lievelingen een zoodanigen gezondheidsgordel te
vervaardigen, als afbeelding No. 40 voorstelt, waardoor de kleinen zoowel bij nacht, als bij
dag voor de koude beschut zijn. Het model is
een lijfje met den gewonen patentsteek, zonder meerderen of minderen gebreid, dat bestemd is, het onderlijfje te bedekken en door de daaraan gebreide schouders het afglijden te beletten. Ter vervaardiging van dezen band, die een weinig grooter gebreid, ook door oudere kinderen ge-
dragen kan worden, zet men met witte of ge-
kleurde zachte breiwol 70 steken op breinaalden tusschenbeiden van grofte op. Het breiwerk moet los en rekbaar wezen, de grofte van de naal-
den moet dus overeenkomstig het breien worden
genomen.
Men breit dan 54 toeren met den gewonen patentsteek.
1ste toer. Afhalen, * omslaan, averechts afhalen, 1
recht. Van * herhalen.
2de toer. Den steek dien men in den vorigen toer heeft
afgehaald, breit men nu met den daarachter liggenden
omgeslagen draad te zamen af; de steek in den vorigen
toer recht gebreid wordt gedurig, nadat men vooraf heeft
omgeslagen, averechts afgehaald, even als in den vorigen toer.
Deze 2de toer wordt gedurig herhaald. Na den 54sten toer wordt
afgekant, uitgenomen de 8 middelste steken, die voor het beginnen
van de schouderbanden moeten dienen. Met deze 8 steken breit men
eerst op dezelfde wijze 10 toeren, verdeelt dan het getal steken in de
helft, en breit met elk van deze 4 steken 70 toeren voor elken schou-
derband, die na het afkanten aan den bovenrand van het lijfje worden
vastgenaaid. Dit lijfje wordt bij het aantrekken van boven over het hoofdje getrokken, of van onderen af opgehaald, waarbij men alsdan
de banden om de beentjes van het kind heentrekt.
Gehaakte kant.
Afbeelding No. 35. ― Haakgaren de grofte naar verkiezing.
Deze kant, kan naarmate van de grofte van het garen, dat men voor de uitvoe-
ring neemt, voor verschillende voorwerpen, bijv. van fijn garen gewerkt ter versie-
ring van lingeriën, kinderkleederen, kleine gordijnen enz., daarentegen van grof
garen vervaardigd, een geschikte garneering voor bed- en wiegedekens zijn.
Op een opzetsel van vereischte lengte haakt men:
1ste toer. * 2 st. door 3 kett. gescheiden in den 1sten opzetsteek,
3 opzetsteken overslaande. Van * af herhalen.
2de toer. * In den 1sten kett.boog van den vor. toer, 1 v. st., 5
stokjes, 1 v. st.; dan 1 kett., 1 picot (dat is 4 kett., 1 h. v. st. in
den 1sten van de 4 kett.), 1 kett., den volgenden kett.boog overslaande.
Van * af herhalen.
3de toer. In de kett. die zich aan beide zijden van den pic. van den
vorigen toer bevinden, gedurig 1 stokje, dan 5 kett.
4de toer. * 2 v. st. door 7 kett. gescheiden in het eerste van de
beide stokjes van den vorigen toer (daarbij onder beide kettingsteek-
lussen doorstekende), 10 kett., 1 h. v. st. in den 5den van deze 10
kett., zoodat hierdoor eene lus wordt gevormd; 4 kett. Van * af
herhalen.
5 toer. * 1 h. v. st. in den middelsten steek van den eersten
uit 7 kett. bestaanden boog van den vorigen toer; 4 stokjes, 3
kett., 5 stokjes, 3 kett., 4 stokjes, alle 13 stokjes in de lus
van den vorigen toer, waardoor een klaverblad-figuur gevormd
is. Van * af herhalen, doch bij de voortzetting hiervan verbindt
men het 4de stokje van elk klaverblad aan het tegenover lig-
gende 10de stokje van de voorgaande figuur.
6de toer. In het eerste en laatste stokje, van de 5 middel-
ste stokjes van elk klaverblad 1 v. st., gedurig 7 kett. er
tusschen.
7de toer. * 1 v. st. in den 2den kettingsteek
van den boog, die zich boven de 5 middelste stok-
jes van het eerste klaverblad bevindt, 2 kett., 1
pic. (de laatste van 5 kett. en 1 h. v. st.), 2 kett.,
dan 1 v. st. in den volgenden kett. van denzelfden
boog, 2 kett., 1 pic., 2 kett., hiermede 1 kett. van
den boog overslaan, 1 v. st., nogmaals 2 kett., 1
pic., 2 kett., 1 v. st. in den volgenden kett.boog,
3 kett. Van * af herhalen.
Gehaakte kant.
Afb. No. 36. De grofte van garen naar verkiezing.
Op een opzetsel dat voor de lengte van de kant vereischt wordt, haakt men:
1ste toer. Vaste steken.
2de toer. Afwisselend 1 v. st., 7 kett., met den laatsten gedurig
3 st. van den vorigen toer overslaan.
3de toer. In elken v. st. van den vorigen toer 1 st., in den
middelsten steek van elken kettingsteekboog 1 v. st., gedurig 2
kett. er tusschen.
4de toer. In elken v. st. van den vorigen toer 1 v. st., in elk
stokje 1 stokje, gedurig 3 kett. er tusschen.
5de toer. In elk stokje van den vorigen toer 1 v. st., gedurig
3 kett. er tusschen.
6de toer. In elken steek van den vorigen
toer 1 v. st.
7de toer. * 1 stokje
in den 1sten steek van den vorigen toer, 4 kett., hiermede 1 steek overslaande, 3 stokjes in de 3 volg. steken,
3 steken overslaan, nogmaals 3 stokjes in de daarop vol-
gende 3 st., 4 kett., hiermede 1 steek overslaan, 1 stokje,
3 kett., 4 stek. over-
slaan. Van * af
herhalen.
8ste toer. * 8
st., in elk van
de uit 4 kett. bestaande bogen van den vorigen toer, 1
v. st. in den middelsten steek van de 3 kett. Van *
af herhalen.
9de toer. * 1 v. st. In het 4de stokje, van den vori-
gen toer, 2 stokjes, en 1 dubbel stokje in het derde
daarop volgende stokje (dus 2 stokjes overslaan), 2 dub-
bele stokjes in elk van de beide volgende stokjes, 1 dub-
bel stokje, 2 stokjes in het daaraan volgende stokje, 1
v. st. in het derde daarop volgende stokje, 3 kett. 1
pic. (uit 4 kett. en 1 h. v. st. gevormd), 3 kett. Van
* af herhalen.
10de toer. * 1 v. st. in het 4de stokje van den vori-
gen toer, 2 kett., 1 pic., 2 kett., hiermede 2 stokjes overslaan, 1 v. st., 2 kett., 1 pic., 2 kett., 1 v. st. in
den tweeden kett. van den volgenden boog, 2 kett., 1
pic., 2 kett., 1 v. st., in den tweeden kett. na den pic.
van den vorigen toer, 2 kett., 1 pic., 2 kett. Van *
af herhalen.
11de toer. In elken boog van den vorigen toer 2 v. st.
(die elk aan beide zijden van den picot moeten komen),
deze worden, zooals de afbeelding aantoont, afwisselend eenmaal door 5 kett., eenmaal door ten boog van 2 kett., 1 pic., 2 kett. bestaande gescheiden, alleen om dien kett.boog, die telkens de twee bogen van de stokjes-figuur verbindt, haakt men geen v. st., maar over
dezen gedurig 2 kett., 1 pic. 2 kett.
Costuum voor knapen van 4―6
jaar.
Afb. No. 37. Knippatroon van de jaquette en van
de muts: voorz. van het Supplement No. III.
Fig. 11―19.
168 DE GRACIEUSE. [19 September 1866. 4e Jaargang.]
No. 35. Gehaakte kant.
No. 37. Costuum voor knapen van 4―6 jaar. Knippatr. van de
jaquette en van de muts: voorz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 11―19.
No. 33. Negligejas voor jonge meisjes.
Knippatr. voorz. v. het Supplem. No. I, Fig. 1―5.
No. 34. Borduurpatroon ter verziering van blousen, lingeriën,
kinderkleederen, enz.
No. 36. Gehaakte kant.
De jaquette en de pantalon van het costuum
dat het knaapje op afb. No. 37 draagt, be-
staat uit grijs batist de laine, de muts en de
echarpe los om de taille geslagen, uit rood ca-
chemir. Hiervan zijn ook de knoopen vervaar-
digd diet het garnituur uitmaken; zij sluiten
het jaquetje aan den voorkant af en dienen te-
vens om den pantalon boven den schoot aan het
jaquetje te bevestigen, die door dan pantalon bedekt is.
Bovendien is het costuum met rijen stiksteken van roode
zijde versierd. Het spreekt van zelf dat men het ook wel
van andere gekleurde stoffen of zoodanige die gewasschen kun-
nen worden, kan vervaardigen. Voor den pantalon kan men het
knippatroon nemen van afb. No. 1 op bladz. 155. Men knipt voor
de jaquette naar elk der Fig. 11 tot 14 en naar Fig. 16 twee ge-
deelten, verder naar Fig. 15 den kraag langs de dunne lijn in het midden aaneen en van dubbele stof. Eerst maakt men in het linker voorstuk de insnijding op het knippatroon voorgeteekend, voor het zakje