De Gracieuse 19 September 1866 | Page 6

10 d. diep en van onderen afgerond dat er aan den binnenkant tegen wordt gezet, boort de afgeknipte randen met een ingeregen koordje dat daarna nogmaals met eene rij stiksteken, op de bovenzijde uitgevoerd, wordt vastge-

hecht. Dan voorziet men den voorkant van elk der voorstukken aan de ver-

keerde zijde voor de stevigheid met een reep bovenstof 8 d. breed; in het

linker worden de voorgeteekende knoopsgaten uitgevoerd. Op het rechter

voorstuk worden knoopen ― overtrokken houten vormen ― gezet. Als de

twee gedeelten van den rug van achteren in het midden aan elkaar zijn ge-

naaid, dat met achtersteken geschiedt, terwijl de inslagen van de naden

aan beide zijden plat op de stof worden gezoomd, dan zet men de Fig. 11,

12 en 13 volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar, en bevestigt den

kraag waarvan de twee gedeelten van de stof, eerst langs den buitenrand te-

gen elkaar zijn gezet, aan het uitsnijdsel van den hals van de jaquette, 31 en 32

van de twee gedeelten moeten op elkaar sluiten. Men legt tegen den onderrand van

de jaquette aan den verkeerden kant in den vorm van een zoom, een reep der bo-

venstof 1 d. br.; in de rondte ½ d. boven den buitenrand voert men twee rijen stik-

steken met roode zijde uit. Als de mouw van 33 tot 34 aan elkaar is ge-

naaid, dan zet men tegen den onderrand van de mouw, aan de bin-

nenzijde een reep der bovenstof 5 d. breed, voert er bovenop daar

waar de reep eindigt twee rijen stiksteken op uit en zet de mouw

in het armsgat waarbij 33 op de mouw op 33 van het voor-

stuk moet sluiten. Bij het uitvoeren van dezen naad moet men

tevens den schouderreep volgens de overeenstemmende cijfers

medevatten. Deze patte wordt eerst naar Fig. 14 uit bo-

venstof geknipt, met een ingeregen koordje geboord en

met eene rij stiksteken en een knoopsgat voorzien.

Ten einde de patte aan de andere dwarszijde te

kunnen bevestigen zet men volgens aanwijzing op

Fig. 11 een knoop aan het uitsnijdsel van den

hals. De echarpe waarmede het costuum vol-

tooid wordt, bestaat uit een reep der stof 186

d. lang en 50 d. breed in het midden toe-

gevouwen; de einden zijn met ingeknoopte

franje van roode zijde 15 d. lang versierd.

Voor de muts knipt men uit cachemir, mousseline en zwarte lustrine, de laatste voor voering, naar elk der Fig. 17 en

19 een gedeelte aaneen, naar Fig. 18 twee stukken. De laatsten worden van

35 tot 36 en van 37 tot 38 aan elkaar

genaaid, en dan volgens de overeenstem-

mende cijfers met den bodem en den rand van de muts verbonden. Men voorziet

den rand van de muts van binnen met

een reep zwart marokijn, den bodem in het midden met een vlak gewelfden knoop, en hier-

mede is het bevallige en smaakvolle costuum voltooid.

Gebreide gezondheidsgordel voor heeren.

Afb. No. 39. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 35.

Dik wit breikatoen.

Het voor ons liggende model is van dik wit katoen gebreid.

Men begint met het eene einde en breit op een opzetsel van

28 steken gedurig recht heen en weder, zoodat men hierdoor

het bekende eenvou-

dige geribde breipatr. Vormt, zoo als op de af-

beelding duidelijk zicht-baar is. Tot gemak bij het werken hebben wij den gordel op het Sup-plement onder Fig.

35 gegeven; wij wil-

len evenwel aanmerken,

dat zoowel het meerderen als het minderen slechts aan

den onderrand plaats heeft, zoodat de bovenrand eene rechte lijn vormt. De split

op 49 d. afstand van de opzetsteken, op het knippa-

troon aangegeven, die

voor het doorhalen van

het tegenovergestelde einde van den band bestemd is, wordt

verkregen, door de op de naald zijnde steken, uitgenomen

10 aan elke zijde af te kanten, en in den volgenden toer

weder even zoo veel steken op te zetten; ook moet men

volgens de afbeelding en het knippatroon aan een

einde van den band een knoopsgat maken, en het

andere einde om het vast te kunnen maken van

een knoop voorzien. Ter verkrijging van het voorgeteekende fatsoen bevelen wij vooral aan het werk herhaalde malen met het patroon te vergelijken. Dezen gezondheidsgordel kan men desverkiezende ook van flanel of bombazijn ver-

vaardigen.

Gebreid lijfje voor kinderen tot

een jaar.

Afb. No. 40.

Wij raden alle moeders aan voor hare kleine lievelingen een zoodanigen gezondheidsgordel te

vervaardigen, als afbeelding No. 40 voorstelt, waardoor de kleinen zoowel bij nacht, als bij

dag voor de koude beschut zijn. Het model is

een lijfje met den gewonen patentsteek, zonder meerderen of minderen gebreid, dat bestemd is, het onderlijfje te bedekken en door de daaraan gebreide schouders het afglijden te beletten. Ter vervaardiging van dezen band, die een weinig grooter gebreid, ook door oudere kinderen ge-

dragen kan worden, zet men met witte of ge-

kleurde zachte breiwol 70 steken op breinaalden tusschenbeiden van grofte op. Het breiwerk moet los en rekbaar wezen, de grofte van de naal-

den moet dus overeenkomstig het breien worden

genomen.

Men breit dan 54 toeren met den gewonen patentsteek.

1ste toer. Afhalen, * omslaan, averechts afhalen, 1

recht. Van * herhalen.

2de toer. Den steek dien men in den vorigen toer heeft

afgehaald, breit men nu met den daarachter liggenden

omgeslagen draad te zamen af; de steek in den vorigen

toer recht gebreid wordt gedurig, nadat men vooraf heeft

omgeslagen, averechts afgehaald, even als in den vorigen toer.

Deze 2de toer wordt gedurig herhaald. Na den 54sten toer wordt

afgekant, uitgenomen de 8 middelste steken, die voor het beginnen

van de schouderbanden moeten dienen. Met deze 8 steken breit men

eerst op dezelfde wijze 10 toeren, verdeelt dan het getal steken in de

helft, en breit met elk van deze 4 steken 70 toeren voor elken schou-

derband, die na het afkanten aan den bovenrand van het lijfje worden

vastgenaaid. Dit lijfje wordt bij het aantrekken van boven over het hoofdje getrokken, of van onderen af opgehaald, waarbij men alsdan

de banden om de beentjes van het kind heentrekt.

Gehaakte kant.

Afbeelding No. 35. ― Haakgaren de grofte naar verkiezing.

Deze kant, kan naarmate van de grofte van het garen, dat men voor de uitvoe-

ring neemt, voor verschillende voorwerpen, bijv. van fijn garen gewerkt ter versie-

ring van lingeriën, kinderkleederen, kleine gordijnen enz., daarentegen van grof

garen vervaardigd, een geschikte garneering voor bed- en wiegedekens zijn.

Op een opzetsel van vereischte lengte haakt men:

1ste toer. * 2 st. door 3 kett. gescheiden in den 1sten opzetsteek,

3 opzetsteken overslaande. Van * af herhalen.

2de toer. * In den 1sten kett.boog van den vor. toer, 1 v. st., 5

stokjes, 1 v. st.; dan 1 kett., 1 picot (dat is 4 kett., 1 h. v. st. in

den 1sten van de 4 kett.), 1 kett., den volgenden kett.boog overslaande.

Van * af herhalen.

3de toer. In de kett. die zich aan beide zijden van den pic. van den

vorigen toer bevinden, gedurig 1 stokje, dan 5 kett.

4de toer. * 2 v. st. door 7 kett. gescheiden in het eerste van de

beide stokjes van den vorigen toer (daarbij onder beide kettingsteek-

lussen doorstekende), 10 kett., 1 h. v. st. in den 5den van deze 10

kett., zoodat hierdoor eene lus wordt gevormd; 4 kett. Van * af

herhalen.

5 toer. * 1 h. v. st. in den middelsten steek van den eersten

uit 7 kett. bestaanden boog van den vorigen toer; 4 stokjes, 3

kett., 5 stokjes, 3 kett., 4 stokjes, alle 13 stokjes in de lus

van den vorigen toer, waardoor een klaverblad-figuur gevormd

is. Van * af herhalen, doch bij de voortzetting hiervan verbindt

men het 4de stokje van elk klaverblad aan het tegenover lig-

gende 10de stokje van de voorgaande figuur.

6de toer. In het eerste en laatste stokje, van de 5 middel-

ste stokjes van elk klaverblad 1 v. st., gedurig 7 kett. er

tusschen.

7de toer. * 1 v. st. in den 2den kettingsteek

van den boog, die zich boven de 5 middelste stok-

jes van het eerste klaverblad bevindt, 2 kett., 1

pic. (de laatste van 5 kett. en 1 h. v. st.), 2 kett.,

dan 1 v. st. in den volgenden kett. van denzelfden

boog, 2 kett., 1 pic., 2 kett., hiermede 1 kett. van

den boog overslaan, 1 v. st., nogmaals 2 kett., 1

pic., 2 kett., 1 v. st. in den volgenden kett.boog,

3 kett. Van * af herhalen.

Gehaakte kant.

Afb. No. 36. De grofte van garen naar verkiezing.

Op een opzetsel dat voor de lengte van de kant vereischt wordt, haakt men:

1ste toer. Vaste steken.

2de toer. Afwisselend 1 v. st., 7 kett., met den laatsten gedurig

3 st. van den vorigen toer overslaan.

3de toer. In elken v. st. van den vorigen toer 1 st., in den

middelsten steek van elken kettingsteekboog 1 v. st., gedurig 2

kett. er tusschen.

4de toer. In elken v. st. van den vorigen toer 1 v. st., in elk

stokje 1 stokje, gedurig 3 kett. er tusschen.

5de toer. In elk stokje van den vorigen toer 1 v. st., gedurig

3 kett. er tusschen.

6de toer. In elken steek van den vorigen

toer 1 v. st.

7de toer. * 1 stokje

in den 1sten steek van den vorigen toer, 4 kett., hiermede 1 steek overslaande, 3 stokjes in de 3 volg. steken,

3 steken overslaan, nogmaals 3 stokjes in de daarop vol-

gende 3 st., 4 kett., hiermede 1 steek overslaan, 1 stokje,

3 kett., 4 stek. over-

slaan. Van * af

herhalen.

8ste toer. * 8

st., in elk van

de uit 4 kett. bestaande bogen van den vorigen toer, 1

v. st. in den middelsten steek van de 3 kett. Van *

af herhalen.

9de toer. * 1 v. st. In het 4de stokje, van den vori-

gen toer, 2 stokjes, en 1 dubbel stokje in het derde

daarop volgende stokje (dus 2 stokjes overslaan), 2 dub-

bele stokjes in elk van de beide volgende stokjes, 1 dub-

bel stokje, 2 stokjes in het daaraan volgende stokje, 1

v. st. in het derde daarop volgende stokje, 3 kett. 1

pic. (uit 4 kett. en 1 h. v. st. gevormd), 3 kett. Van

* af herhalen.

10de toer. * 1 v. st. in het 4de stokje van den vori-

gen toer, 2 kett., 1 pic., 2 kett., hiermede 2 stokjes overslaan, 1 v. st., 2 kett., 1 pic., 2 kett., 1 v. st. in

den tweeden kett. van den volgenden boog, 2 kett., 1

pic., 2 kett., 1 v. st., in den tweeden kett. na den pic.

van den vorigen toer, 2 kett., 1 pic., 2 kett. Van *

af herhalen.

11de toer. In elken boog van den vorigen toer 2 v. st.

(die elk aan beide zijden van den picot moeten komen),

deze worden, zooals de afbeelding aantoont, afwisselend eenmaal door 5 kett., eenmaal door ten boog van 2 kett., 1 pic., 2 kett. bestaande gescheiden, alleen om dien kett.boog, die telkens de twee bogen van de stokjes-figuur verbindt, haakt men geen v. st., maar over

dezen gedurig 2 kett., 1 pic. 2 kett.

Costuum voor knapen van 4―6

jaar.

Afb. No. 37. Knippatroon van de jaquette en van

de muts: voorz. van het Supplement No. III.

Fig. 11―19.

168 DE GRACIEUSE. [19 September 1866. 4e Jaargang.]

No. 35. Gehaakte kant.

No. 37. Costuum voor knapen van 4―6 jaar. Knippatr. van de

jaquette en van de muts: voorz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 11―19.

No. 33. Negligejas voor jonge meisjes.

Knippatr. voorz. v. het Supplem. No. I, Fig. 1―5.

No. 34. Borduurpatroon ter verziering van blousen, lingeriën,

kinderkleederen, enz.

No. 36. Gehaakte kant.

De jaquette en de pantalon van het costuum

dat het knaapje op afb. No. 37 draagt, be-

staat uit grijs batist de laine, de muts en de

echarpe los om de taille geslagen, uit rood ca-

chemir. Hiervan zijn ook de knoopen vervaar-

digd diet het garnituur uitmaken; zij sluiten

het jaquetje aan den voorkant af en dienen te-

vens om den pantalon boven den schoot aan het

jaquetje te bevestigen, die door dan pantalon bedekt is.

Bovendien is het costuum met rijen stiksteken van roode

zijde versierd. Het spreekt van zelf dat men het ook wel

van andere gekleurde stoffen of zoodanige die gewasschen kun-

nen worden, kan vervaardigen. Voor den pantalon kan men het

knippatroon nemen van afb. No. 1 op bladz. 155. Men knipt voor

de jaquette naar elk der Fig. 11 tot 14 en naar Fig. 16 twee ge-

deelten, verder naar Fig. 15 den kraag langs de dunne lijn in het midden aaneen en van dubbele stof. Eerst maakt men in het linker voorstuk de insnijding op het knippatroon voorgeteekend, voor het zakje