166 DE GRACIEUSE. [19 September 1866. 4e Jaargang.]
Ook voor de coiffure afb. No. 18a en 18b wordt het achterhaar even als bij de beide
vorige van achteren van het midden af strak naar beide zijden gekamd, aldaar boven het oor gevlochten en dan boven den chignon van krullen “a marteau,” volgens afb. No. 18 gelegd. Het voorste gedeelte van de coiffure bestaat uit een streng eenvoudig ge-
golfd haar, en eene lange scheiding “à l’anglaise,” waaronder aan beide zijden van den chignon een lange krul is vastgemaakt. Deze lieve coiffure wordt voltooid met een
kam met een breed schuld en een bouquetje rozen aan de rechter zijde er in gestoken.
Haarkapsels van Croisat te Parijs.
Afb. No. 19―26.
De bouquet krullen (tête de chignon) door afb. No. 19 voorgesteld, wordt bij het kappen boven den chignon vastgestoken en dient aldaar in de plaats van een kam om den
chignon af te sluiten.
Elk der afb. No. 21 en No. 22 geven een
bouquet krullen (tire-bouchons te zien aan een lange haarspeld vastgemaakt. Zij wor-
den bij eene moderne coiffure gebruikt om hier en daar eene ledige ruimte aan te vullen. Zie
de afbeeldingen No. 15a en 15b.
De coiffure door de afbeeldingen No.
16a en 16b voorgesteld geven het gebruik van de drie gegolfde bandeaux afb. No. 22 aan. De
bouquet krullen aan de voorste bandeau vast-
gemaakt kan door afzonderlijke kleine krullen
vervangen of ook geheel weggelaten worden.
De vlecht “tresse diadème” zie
afb. No. 23 die in het midden betrekkelijk dik
is maar aan de einden dun uitloopt legt men
zoodanig om het hoofd als de coiffure af-
beelding No. 17a en 17b dit te zien geeft.
Afbeelding No. 24. Chignon van krul-
len “chignon impérial;” deze bestaat
uit verschillende langere en kortere krul-
len die met haarspelden op de crêpé, die er
zich onder bevindt zijn vastgestoken. Men
draagt er een zeer fijn netje “invisible” overheen of laat de krullen hangen na ze gedeeltelijk van den chignon te hebben
losgemaakt.
Afb. No. 25. Crêpé voor een chignon
uit het eigen hoofdhaar samengesteld; indien
dit echter niet dik genoeg is dan moet de chig-non nog met een laag vreemd haar overdekt
worden.
De afb. No. 26 geeft eindelijk een bandeau
van gegolfd haar met kleine krullen tusschen de rondingen te zien; de bandeau wordt om het voorhoofd gelegd; men kan hem naar ver-kiezing zonder dit gegolfde haar te beschadigen
met een reep fluweel of een lint versieren.
Jaquette “Edmée.”
Afb. No. 27 en 28. Knippatr. keerz. van het
Supplem. No. VI, Fig. 26―31.
De stof van het sierlijke jaquetje bestaat uit wit neteldoek, het
garnituur is uit guipure kant 2 d. br., guipure tusschenzetsel 3½ d.
breed en zwart fluweelen lint 2½ en 1½ d. breed samengesteld. Bij
het vervaardigen van dit jaquetje dat ook van de stof van het
kleedje kan geschie-
den, knipt men naar
elk der Fig. 26,
27 en 30 (voorstuk, rug, epaulette) 2 ge-
deelten en rekent bij
Fig. 26 op een omslag 2 d. breed voor
een zoom aan den rand van voren.
Verder knipt men naar Fig. 28 voor
het garnituur op den rug een gedeelte, dat volgens aanwijzing op het knippa-
troon en naar de afbeelding met entre-
deux wordt versierd. onder dit laatste wordt de stof uitgeknipt. Om den hoek in elk gedeelte van het entre-deux te vormen, moet men er op de juiste plaats eene plooi inleggen, aan den ver-keerden kant de stof wegknippen en de afgeknipte randen met overhandsche steken bevestigen. Als de zoom in de
voorstukken is uitgevoerd, in den zoom van het rechter naar aanwijzing op Fig.
29 de knoopsgaten zijn gemaakt en de zoom van het linker voorstuk met de noodige
knoopen is voorzien, dan worden de verschillende gedeelten van de jaquette, uitge-
nomen de epaulette, volgens de overeenstemmende cijfers met een dubbelen naad
aan elkaar gezet. hierop legt men in den onderrand van de jaquette een smal
zoompje. Om den buitenrand wordt, behalve langs het linker voorstuk de bovenge-
noemde guipure kant gezet. Aan het uitsnijdsel van den hals zet men de jaquette
tusschen de dubbele stof van een halsboordje naar Fig. 30 uit neteldoek geknipt,
aan den bovenrand met een opstaand kantje gegarneerd en met fluweelen lint be-
dekt. De epaulette Fig. 31 wordt aan den rond geknipten buitenrand ge-
zoomd, met kant gegarneerd en dan zóó dat 19 en 20 op dezelfde cijfers van den
rug en het voorstuk vallen, in het arms-
gat, met een ingeregen koordje voor-
zien, gevoegd. Het garnituur van fluweelen lint, moet er op worden gelegd, de lussen worden niet op de stof van de jaquette, maar op het fluweelen lint, waarmede het wordt afgesloten vastgehecht. Voor de mouwen kan men het knippa-troon nemen van die van de wijde jaquette van neteldoek en guipure, Afb. No. 31 en 32 in dit nummer, natuurlijk zonder het voorgetee-
kende garnituur.
Jaquette “Bolero.”
Afb. No. 29 en 30. Knipp. keerz.
v. h. Suppl. No. VII, Fig.
32―34.
Ons model is vervaardigd van paars thibet en met zwart en wit zijden galon 1½ d. br. en witte guipure kant van de-zelfde breedte gegarneerd. Men knipt uit de stof bestemd voor de jaquette, en boven-
dien uit een dunne zijden stof voor voering naar Fig. 32 de voorstukken, naar Fig. 33 den rug langs het midden aaneen. Dan wordt de boven-stof op de voering geregen, en deze gedeelten daarna zoo-danig aan elkaar genaaid, dat de afgeknipte randen tusschen de voering en de bovenstof inliggen. Nu schikt men op den lap naar Fig. 34 voor
de epaulette geknipt de dof,
van een schuinen reep van de stof van de jaquette 10 duim breed en 70 d. lang die aan de einden schuin bijgeknipt en waarin aan de lange zijde plooien worden gelegd. Daarna wordt de epaulette van 27 tot 28 tusschen de bovenstof en voering van de jaquette gezet. 6 lussen van het bovenge-
noemde galon, omspannen volgens de afbeelding
deze dof; hetzelfde galon benevens een wit guipure kant 1½ d. breed loopt om het armsgat heen, waardoor het aanzetten van de lussen wordt bedekt, verder om den buitenrand van het ja-
quetje en garneert eindelijk het mid-den van den rug. Op deze laatsten en aan den voorkant van het rechter voorstuk is het zij-
den galon aan de
beide lange zijden met kant bezet. Het jaquetje wordt van voren met
knoopen en knoopslussen dicht ge-
maakt.
Het is voornamelijk het garni-
tuur van de epauletten waardoor dit jaquetje aan de spaansche dracht doet denken, waarvan het ook den
spaanschen naam ontleend heeft.
No. 15a.
No. 19. Afzonderlijke krullen (tête de chignon).
No. 15b.
No. 15―18. Moderne coiffuren van
Croissat te Parijs.
No. 16a.
No. 17a.
No. 16b.
No. 17b.
No. 18a.
No. 18b.
No. 21. Afzonderlijke
krullen (Tire-
bouchons).
No. 20. Afzonder-
lijke krullen (Tire-
bouchons).
No. 22. Gegolfde
bandeau.
No. 23. Vlecht (tresse
diademe).
No. 25. Crêpè voor een
chignon.
No. 24. Chignon van
krullen (Chignon impérial).
No. 26. Gegolfde bandeau met kleine krullen.