De Gracieuse 19 September 1865 | Page 8

schillende andere voorwerpen te bezigen als: van wol vervaardigd voor lampe-

kleedjes, rugkussens, enz.; van fijn garen (No. 150) gehaakt, met weglating van

den cartonnen ring, waarvoor men dan in plaats een draad grove katoen of koord

neemt is zij ook bijzonder voor lingeriën geschikt.

Blouse “Violetta.”

Afb. No. 35 en 36.

Wij geven van deze blouse eene afbeelding omdat zij zoo

eenvoudig en toch zoo lief is opgemaakt, en men zoo doende

met geringe hulpmiddelen een uitnemend goed effect verkrijgt.

Deze blouse uit wit neteldoek vervaardigd is met breede plooien

voorzien en zooals de gravure dit voorstelt met een gepijpt

strookje en met zwart fluweel lint 2 d. breed gegarneerd.

Dit lint komt in verschillende breedte en in strikken met

lange einden aan het uitsnijdsel van den hals, op de schou-

ders, en aan de mouwen voor. De blouse wordt met een

breed fluweelen ceintuur afgesloten. Men kan het fluweelen

lint natuurlijk ook in eene lichte, levendige kleur nemen.

Voor eene soortgelijke blouse hebben wij onlangs een knippa-troon gegeven bij de blouse Créole op bladz. 109 van de

Gracieuse.

Gehaakte rozet met kwasten voor gordijn-

banden, ter garneering van kleeding-

stukken enz.

Afbeelding No. 37. Haakgaren No. 30 en No. 150,

dik inlegkoord.

Genoemde afbeelding stelt eene rozet in oorspronkelijke

grootte gegeven met kwasten voor, die volkomen het passementwerk nabootst; voor gordijnbanden uit dik

koord of galon bestaande, wordt zij aan beide einden ter garneering aangebracht. Ons model is van wit

garen vervaardigd, terwijl men het ook van rood ga-

ren kan uitvoeren wanneer het met de kleur van de

gordijnen overeenkomt en in dit geval wordt het ge-

ruite patroon in de 4 rozet-bladeren door fijne zwarte zijde gevormd. Men begint met het bovenste van ge-

noemde bladeren, neemt hier-

voor een eind inlegkoord on-geveer 45 d. lang en omhaakt het met dik garen op de vol-gende wijze: 6 v. st. * 6

kett., 1 st. in het 2de van

de 6 kett., 1 v. st. in den

1sten kett. (dit vormt een moes), 3 v. st. om het koord.

Van * af nog ongeveer 15 maal herhalen, zoodat

het koord 10 d. lang omhaakt is. Dan werkt men

nog 6 v. st. om het koord, legt dit overhaakte ge-

deelte tot eene lus en bevestigt deze, door in den

1sten v. st. insgelijks 1 v. st. te haken; daarna voert

men op dezelfde wijze

en volgens de duidelijke aanwijzing van de afb. de 3 overige lussen uit, waarvan die aan beide

zijden een weinig kleiner als de bovenste en on-derste zijn; knipt het overgeblevene koord af en

naait het eind koord van de laatste lus met dat van

de eerste aan de verkeerde zijde te zamen. Deze 4 lussen of bladeren vult men volgens de afbeel-ding met een net van kettingsteken, daar men

met het fijne garen de

uit kett. bestaande net draden eerst in de eene,

dan in de tegenoverge-

stelde richting, elk over-

kruisend werkt, en aan ieder kruispunt de zich op de naald bevindende kett. door den over te kruisen draad van het net haalt. Daarna werkt men insgelijks over het koord,

den rand om de bladfi-guur; omhaakt dit koord ter lengte van 8½ d. tot vorming van de bovenste

lus, insgelijks afwisselend met 3 v. st. en

eene naar buitenstekende moes, voegt

deze lus te zamen, haakt 1 v. st. in een

van de langste bladfiguren, terwijl men

achter de bovenste moes hiervan in den v. st. steekt en werkt dan alleen over het

koord: * 4 v. st., 1 moes, 4 v. st., dan

8 kett., 1 st. in den 4den van de 8 kett.,

zoodat er 4 steken worden overgeslagen,

1 v. st. in den 3den van de 8 kett., dan

5 kett., 1 st. in den 2den, 1 v. st. in den

1sten van de 5 kett.; nogmaals 5 kett., 1

st., in den 2den, 1 v. st. in den 1sten

hiervan; 5 kett., 1 st. in den 2den, 1 v.

st. in den eersten van deze, 1 v. st. in den

kett. vóór de eerste zoo even uit 4 blade-

ren gevormde moes; 2 kett. 4 v. st. over

het koord, 1 moes, 4 v. st., 1 moes, 4

v. st., 1 vierbladige moes, zooals reeds be-

schreven is; 4 v. st., 1 moes, 4 v. st., 1

moes, 4 v. st., 1 vierbladige moes, 4 v.

st., 1 v. st. in het volgende blad van de middenfiguur, daar men weder achter de

bovenste moes doorsteekt. Van * af nog 3 maal herhalen. Volgens de afbeelding versiert men de rozet met 5 van dik garen gevormde kwasten en bevestigt eerstgenoemde aan het koord voor het gordijn bestemd, dat ongeveer 110 d. lang

moet wezen, en waarvan beide einden elk afzonderlijk met 7 of 8 toeren v. st. overhaakt worden, om het losgaan van

het koord te voorkomen.

Patroon in application (oostersch borduurwerk) voor

een damespantoffel.

Afb. No. 38 tot 40. Rood, groen, zwart laken; koordzijde, blauw,

rood, geel, wit, bruin.

Hoewel de venetiaansche heeren pantoffel op bladz. 112 van de Gracieuse voor-

gesteld met veel ingenomenheid in den kring van ons abonnées is ontvangen,

zoo vreezen wij toch dat de dames ons van partijdigheid

zullen beschuldigen, en geven dus hiernevens ook voor het

sierlijke voetje der vrouwen een pantoffel die oostersche pracht

verraadt. Wij houden ons verzekerd dat het hiernevensgaande

patroon (het voorblad benevens de twee doorloopende patro-

nen voor het hielstuk) opgang zullen maken omdat de figu-ren zeer gracieus zijn en de teekening uiterst smaakvol mag genoemd worden. De fond van ons model is van rood, de geappliqueerde gedeelten zijn van gekleurd laken, die er met

zijde van sterk sprekende kleuren op zijn vastgehecht. Bij

het vervaardigen van deze pantoffel moet men eerst den

omtrek van den schoen op de grondstof afteekenen waarvoor wij naar No. 15 Fig. 70 op het Supplement van den 3den

Juli verwijzen, hoewel men zoo als van zelf spreekt de

grootte van den voet in aanmerking moet nemen. Daarna

brengt men den omtrek van de verschillende afzonderlijke fi-

guren die men door de verschillende tinten duidelijk kan on-

derscheiden op den fond over en begint ze daarna te appli-

queeren, waarbij men de wijze van bewerking, bij den ve-

netiaanschen pantoffel voorgeschreven in praktijk moet bren-

gen. De partijen die op het patroon in een donkeren toon

voorkomen worden van zwart, de middelste rozet en de met

dezelfde tint geteekende bladeren en arabeskenfiguren van

groen laken geknipt. Het blad dat zich aan de punt

van voren aan de rozet aansluit, wordt even als de

fond van rood laken genomen, de bladeren en moe-

zen aan de tegenovergestelde zijde van de rozet daaren-

tegen met den platten steek met blauwe zijde ver-

vaardigd. De rozet is zoo als de afbeelding dit aan-

toont in de rondte met eene driedubbele rij schelpen

met festonneersteken uitge-voerd, versierd; voor de eerste rij neemt men gele zijde, waardoor men de ster nog-maals op de grondstof be-vestigt; voor de tweede rij roode, voor de derde echter bruine zijde. De twee laatste rijen werkt men zonder daarbij de stof mede te vatten, door slechts in de lussen van de

voorgaande rij te steken, zoo-dat de schelpen los op de

grondstof liggen. De rand die om de zwzarte figuren heenloopt bestaat uit festonneersteken met gele ― die om de groene, van roode ― die om het roode blad evenwel van blauwe zijde; de versieringen die zich

op het patroon in een lichten toon voordoen worden

met witte zijde met den

ketting en steelsteek ge-

werkt. Al bevelen wij deze kleuren aan, zoo wordt

het nogtans aan de phan-

tasie der dames overgela-ten om eene andere keus te doen; als de kleuren met smaak gerangschikt

en met elkaar in overeen-stemming zijn dan kan men toch een even fraai effect te weeg brengen. Voor het hielstuk geven wij met No. 39 en 40

twee verschillende door-loopende patronen waar-

van men er een naar ver-

kiezing nemen, de bei-

de figuren in regelma-

tigen afwisseling gebruiken of een en hetzelfde tel-kens herhalen kan, maar dan moet men die uit zwart en uit rood laken knippen en ze met feston-neer- en steelsteken van zwarte zijde vasthechten.

Tegen den herfst zullen

wij weder verschillende ar-tikelen tot het damestoilet behoorende uit wol ver-

vaardigd, aan onze abonnées aanbieden.

“Ik zou gaarne” zoo luidt menigmaal

het slot van een brief, waarin men ons

om het een of ander patroon of handwerk verzoekt, “ik zou gaarne het verlangde in

het eerstvolgende nummer van de Gracieuse ontvangen.” In het eerstvolgende nummer dat bijna ter verzinding gereed is! En dames

welke rustig in haar boudoir gezeten, op haar

gemak overdenken, hoe zij hare vraag zullen

inrichten, kunnen zich geen denkbeeld maken van de drukte die bij ons heerscht, van de

vele werkzaamheden aan de uitgave van één

nummer verbonden, en van de verschillende

krachten die daarbij in werking komen. Om

nog niet eens te spreken van de kleeding-

stukken en handwerken die wij steeds na-

maken om te zien of er ergens eene fout

mocht schuilen, moeten wij de patronen uit-

zoeken en opgeven en wel kleine maar ge-

trouwe afbeeldingen vervaardigen die wel

met een enkelen oogopslag worden overzien,

maar waaraan teekenaar en graveur toch dagen lang onaf-

gebroken werkzaam zijn. Als men nu verder let op de uit-voerige beschrijving en op den tijd die noodwendig aan het drukken moet worden besteed, als men bedenkt dat ons uit alle oorden van het land vele wenschen worden kenbaar gemaakt, dan zal men zich niet zoo licht verwonderen dat het gevraagde

nog niet in het “eerstvolgende” nummer verschijnt.

158 DE GRACIEUSE. [19 September 1865. 3e Jaargang.]

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende Borduur- en knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 37. Gehaakte rozet met kwasten voor

embrasses, garnituren voor kleedjes enz.

No. 39. Patroonfiguur. Bij

Afb. No. 38.

No. 38. Patroon in application oostersch borduurwerk, voor een damespantoffel.

No. 40. Patroonfiguur. Bij

Afb. No. 38.