schillende andere voorwerpen te bezigen als: van wol vervaardigd voor lampe-
kleedjes, rugkussens, enz.; van fijn garen (No. 150) gehaakt, met weglating van
den cartonnen ring, waarvoor men dan in plaats een draad grove katoen of koord
neemt is zij ook bijzonder voor lingeriën geschikt.
Blouse “Violetta.”
Afb. No. 35 en 36.
Wij geven van deze blouse eene afbeelding omdat zij zoo
eenvoudig en toch zoo lief is opgemaakt, en men zoo doende
met geringe hulpmiddelen een uitnemend goed effect verkrijgt.
Deze blouse uit wit neteldoek vervaardigd is met breede plooien
voorzien en zooals de gravure dit voorstelt met een gepijpt
strookje en met zwart fluweel lint 2 d. breed gegarneerd.
Dit lint komt in verschillende breedte en in strikken met
lange einden aan het uitsnijdsel van den hals, op de schou-
ders, en aan de mouwen voor. De blouse wordt met een
breed fluweelen ceintuur afgesloten. Men kan het fluweelen
lint natuurlijk ook in eene lichte, levendige kleur nemen.
Voor eene soortgelijke blouse hebben wij onlangs een knippa-troon gegeven bij de blouse Créole op bladz. 109 van de
Gracieuse.
Gehaakte rozet met kwasten voor gordijn-
banden, ter garneering van kleeding-
stukken enz.
Afbeelding No. 37. Haakgaren No. 30 en No. 150,
dik inlegkoord.
Genoemde afbeelding stelt eene rozet in oorspronkelijke
grootte gegeven met kwasten voor, die volkomen het passementwerk nabootst; voor gordijnbanden uit dik
koord of galon bestaande, wordt zij aan beide einden ter garneering aangebracht. Ons model is van wit
garen vervaardigd, terwijl men het ook van rood ga-
ren kan uitvoeren wanneer het met de kleur van de
gordijnen overeenkomt en in dit geval wordt het ge-
ruite patroon in de 4 rozet-bladeren door fijne zwarte zijde gevormd. Men begint met het bovenste van ge-
noemde bladeren, neemt hier-
voor een eind inlegkoord on-geveer 45 d. lang en omhaakt het met dik garen op de vol-gende wijze: 6 v. st. * 6
kett., 1 st. in het 2de van
de 6 kett., 1 v. st. in den
1sten kett. (dit vormt een moes), 3 v. st. om het koord.
Van * af nog ongeveer 15 maal herhalen, zoodat
het koord 10 d. lang omhaakt is. Dan werkt men
nog 6 v. st. om het koord, legt dit overhaakte ge-
deelte tot eene lus en bevestigt deze, door in den
1sten v. st. insgelijks 1 v. st. te haken; daarna voert
men op dezelfde wijze
en volgens de duidelijke aanwijzing van de afb. de 3 overige lussen uit, waarvan die aan beide
zijden een weinig kleiner als de bovenste en on-derste zijn; knipt het overgeblevene koord af en
naait het eind koord van de laatste lus met dat van
de eerste aan de verkeerde zijde te zamen. Deze 4 lussen of bladeren vult men volgens de afbeel-ding met een net van kettingsteken, daar men
met het fijne garen de
uit kett. bestaande net draden eerst in de eene,
dan in de tegenoverge-
stelde richting, elk over-
kruisend werkt, en aan ieder kruispunt de zich op de naald bevindende kett. door den over te kruisen draad van het net haalt. Daarna werkt men insgelijks over het koord,
den rand om de bladfi-guur; omhaakt dit koord ter lengte van 8½ d. tot vorming van de bovenste
lus, insgelijks afwisselend met 3 v. st. en
eene naar buitenstekende moes, voegt
deze lus te zamen, haakt 1 v. st. in een
van de langste bladfiguren, terwijl men
achter de bovenste moes hiervan in den v. st. steekt en werkt dan alleen over het
koord: * 4 v. st., 1 moes, 4 v. st., dan
8 kett., 1 st. in den 4den van de 8 kett.,
zoodat er 4 steken worden overgeslagen,
1 v. st. in den 3den van de 8 kett., dan
5 kett., 1 st. in den 2den, 1 v. st. in den
1sten van de 5 kett.; nogmaals 5 kett., 1
st., in den 2den, 1 v. st. in den 1sten
hiervan; 5 kett., 1 st. in den 2den, 1 v.
st. in den eersten van deze, 1 v. st. in den
kett. vóór de eerste zoo even uit 4 blade-
ren gevormde moes; 2 kett. 4 v. st. over
het koord, 1 moes, 4 v. st., 1 moes, 4
v. st., 1 vierbladige moes, zooals reeds be-
schreven is; 4 v. st., 1 moes, 4 v. st., 1
moes, 4 v. st., 1 vierbladige moes, 4 v.
st., 1 v. st. in het volgende blad van de middenfiguur, daar men weder achter de
bovenste moes doorsteekt. Van * af nog 3 maal herhalen. Volgens de afbeelding versiert men de rozet met 5 van dik garen gevormde kwasten en bevestigt eerstgenoemde aan het koord voor het gordijn bestemd, dat ongeveer 110 d. lang
moet wezen, en waarvan beide einden elk afzonderlijk met 7 of 8 toeren v. st. overhaakt worden, om het losgaan van
het koord te voorkomen.
Patroon in application (oostersch borduurwerk) voor
een damespantoffel.
Afb. No. 38 tot 40. Rood, groen, zwart laken; koordzijde, blauw,
rood, geel, wit, bruin.
Hoewel de venetiaansche heeren pantoffel op bladz. 112 van de Gracieuse voor-
gesteld met veel ingenomenheid in den kring van ons abonnées is ontvangen,
zoo vreezen wij toch dat de dames ons van partijdigheid
zullen beschuldigen, en geven dus hiernevens ook voor het
sierlijke voetje der vrouwen een pantoffel die oostersche pracht
verraadt. Wij houden ons verzekerd dat het hiernevensgaande
patroon (het voorblad benevens de twee doorloopende patro-
nen voor het hielstuk) opgang zullen maken omdat de figu-ren zeer gracieus zijn en de teekening uiterst smaakvol mag genoemd worden. De fond van ons model is van rood, de geappliqueerde gedeelten zijn van gekleurd laken, die er met
zijde van sterk sprekende kleuren op zijn vastgehecht. Bij
het vervaardigen van deze pantoffel moet men eerst den
omtrek van den schoen op de grondstof afteekenen waarvoor wij naar No. 15 Fig. 70 op het Supplement van den 3den
Juli verwijzen, hoewel men zoo als van zelf spreekt de
grootte van den voet in aanmerking moet nemen. Daarna
brengt men den omtrek van de verschillende afzonderlijke fi-
guren die men door de verschillende tinten duidelijk kan on-
derscheiden op den fond over en begint ze daarna te appli-
queeren, waarbij men de wijze van bewerking, bij den ve-
netiaanschen pantoffel voorgeschreven in praktijk moet bren-
gen. De partijen die op het patroon in een donkeren toon
voorkomen worden van zwart, de middelste rozet en de met
dezelfde tint geteekende bladeren en arabeskenfiguren van
groen laken geknipt. Het blad dat zich aan de punt
van voren aan de rozet aansluit, wordt even als de
fond van rood laken genomen, de bladeren en moe-
zen aan de tegenovergestelde zijde van de rozet daaren-
tegen met den platten steek met blauwe zijde ver-
vaardigd. De rozet is zoo als de afbeelding dit aan-
toont in de rondte met eene driedubbele rij schelpen
met festonneersteken uitge-voerd, versierd; voor de eerste rij neemt men gele zijde, waardoor men de ster nog-maals op de grondstof be-vestigt; voor de tweede rij roode, voor de derde echter bruine zijde. De twee laatste rijen werkt men zonder daarbij de stof mede te vatten, door slechts in de lussen van de
voorgaande rij te steken, zoo-dat de schelpen los op de
grondstof liggen. De rand die om de zwzarte figuren heenloopt bestaat uit festonneersteken met gele ― die om de groene, van roode ― die om het roode blad evenwel van blauwe zijde; de versieringen die zich
op het patroon in een lichten toon voordoen worden
met witte zijde met den
ketting en steelsteek ge-
werkt. Al bevelen wij deze kleuren aan, zoo wordt
het nogtans aan de phan-
tasie der dames overgela-ten om eene andere keus te doen; als de kleuren met smaak gerangschikt
en met elkaar in overeen-stemming zijn dan kan men toch een even fraai effect te weeg brengen. Voor het hielstuk geven wij met No. 39 en 40
twee verschillende door-loopende patronen waar-
van men er een naar ver-
kiezing nemen, de bei-
de figuren in regelma-
tigen afwisseling gebruiken of een en hetzelfde tel-kens herhalen kan, maar dan moet men die uit zwart en uit rood laken knippen en ze met feston-neer- en steelsteken van zwarte zijde vasthechten.
Tegen den herfst zullen
wij weder verschillende ar-tikelen tot het damestoilet behoorende uit wol ver-
vaardigd, aan onze abonnées aanbieden.
“Ik zou gaarne” zoo luidt menigmaal
het slot van een brief, waarin men ons
om het een of ander patroon of handwerk verzoekt, “ik zou gaarne het verlangde in
het eerstvolgende nummer van de Gracieuse ontvangen.” In het eerstvolgende nummer dat bijna ter verzinding gereed is! En dames
welke rustig in haar boudoir gezeten, op haar
gemak overdenken, hoe zij hare vraag zullen
inrichten, kunnen zich geen denkbeeld maken van de drukte die bij ons heerscht, van de
vele werkzaamheden aan de uitgave van één
nummer verbonden, en van de verschillende
krachten die daarbij in werking komen. Om
nog niet eens te spreken van de kleeding-
stukken en handwerken die wij steeds na-
maken om te zien of er ergens eene fout
mocht schuilen, moeten wij de patronen uit-
zoeken en opgeven en wel kleine maar ge-
trouwe afbeeldingen vervaardigen die wel
met een enkelen oogopslag worden overzien,
maar waaraan teekenaar en graveur toch dagen lang onaf-
gebroken werkzaam zijn. Als men nu verder let op de uit-voerige beschrijving en op den tijd die noodwendig aan het drukken moet worden besteed, als men bedenkt dat ons uit alle oorden van het land vele wenschen worden kenbaar gemaakt, dan zal men zich niet zoo licht verwonderen dat het gevraagde
nog niet in het “eerstvolgende” nummer verschijnt.
158 DE GRACIEUSE. [19 September 1865. 3e Jaargang.]
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende Borduur- en knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 37. Gehaakte rozet met kwasten voor
embrasses, garnituren voor kleedjes enz.
No. 39. Patroonfiguur. Bij
Afb. No. 38.
No. 38. Patroon in application oostersch borduurwerk, voor een damespantoffel.
No. 40. Patroonfiguur. Bij
Afb. No. 38.