De Gracieuse 19 March 1866 | Page 8

Het model van dit sierlijke kleedje, afb. No. 45, bestaat uit fijn

wit nansoek, het garnituur uit breed guipure entre-deux en

soortgelijke smalle kant. De rok van het jurkje is 234 d. wijd en 37

d. lang. Boven een zoom 6½ d. breed aan den onderrand van het

kleedje, is tusschen de stof een guipure entre-deux 5 d. br.

gezet, waar zich aan beide zijden een guipure kantje 3 d. breed met

de rechte randen aansluit, en glad op de stof liggende met een schuin

reepje ½ d. breed met eene rij vischgraatsteken vastgehecht, aan het

entre-deux is verbonden. Om de taille te vervaardigen knipt

men eerst uit een lap der stof waarin smalle opnaaisels zijn geregen,

en waartusschen guipure entre-deux is gezet, naar Fig. 17 een gedeelte aaneen, naar Fig. 19 twee stukken. Deze laatsten krijgen

aan den rand van achteren een zoom ¾ breed. Eerst geeft men aan het voorstuk de noodige lengte, door er een

gedeelte van het boord naar Fig. 18 van geborduurd entre-deux, van de noodige breedte geknipt, volgens de overeenstemmende cijfers aan te zetten; deze naad wordt met een smal schuin reepje der stof, met visch-

graatsteken vastgehecht bedekt. Tegen elk der gedeelten van den rug zet men aan den onderrand aan den ver-

keerden kant een reep der stof 2½

d. breed, rijgt hem met vier rijen

op de bovenstof door, en steekt er

smalle trekbanden doorheen om

de taille beter te kunnen toehalen. Nu worden de gedeelten van den

rug van achteren in het midden

met kleine knoopjes en gefeston-

neerde lussen voorzien, met zet Fig. 17 en 19 van 37 tot 38 en

van 39 tot 40 aan elkaar en bedekt

den naad op den schouder met een

smal reepje der stof met den visch-

graatsteek er op gehecht. Op het voor

stuk legt men eene guipure kant 3 d. br.,

op de afb. No. 45 ziet men dit voorgesteld,

deze loopt van het midden van den rand van onderen op Fig. 17 naar beide zijden naar ster

tot aan het armsgat. Het aanzetten wordt met

een smal schuin reepje met den vischgraat-

steek vastgehecht, bedekt. Een gelijke reep

loopt om het uitsnijdsel van den hals en dient

tevens om een kant 3 d., en een 1½ d. breed er

volgens de afb. op te hechten. De dof langs de

dunne lijn in het midden, naar Fig. 21 aaneen

geknipt, wordt aan den rand van onderen van

het midden af naar beide zijden tot 41, met een

rolzoompje ingerimpeld naar de wijdte van het

ondermouwtje, naar Fig. 20 gesneden, en vol-

gens de overeenstemmende cijfers op het on-

dermouwtje gehecht. Daarna verbindt men de

68 DE GRACIEUSE. [19 Maart 1866. 4e Jaargang.]

beide gedeelten van de stof van de mouw aan den rand van onderen met een

geborduurd entre-deux, waar zich als de buitenrand van het garnituur,

een guipure kantje aansluit. Als de dof ook aan de bovenzijde is ingerim-

peld, dan naait men de mouw van 41 af, toe, en zet haar dan met een in-

geregen koordje in het armsgat, waarbij 41 op 41 van het voorstuk moet

vallen. Eindelijk verbindt men de taille met den rok die eerst is geplooid,

en zet om het kleedje te kunnen toestrikken aan elken zijnaad een reep

der stof 50 d. lang en 8 d. breed; deze worden in de rondte gezoomd

en aan het eene einde puntig bijgeknipt.

Jurkje met strookjes voor kinderen van 1―2 jaar.

Afb. No. 46. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. IX, Fig. 31―37.

Met het rooskleurig gezichtje van eene kleine eenjarige wereld-

burgeres is dit lieve jurkje uitnemend in overeenstemming; het be-

staat geheel en al uit wit neteldoek en is gegarneerd met gefeston-

neerde strookjes, geborduurd tusschenzetsel, plooitjes en smalle

schuine reepen met den vischgraatsteek versierd. Voor het vervaar-

digen van de taille legt men eerst naar aanwijzing op Fig. 31, helft

van het voorstuk, dat langs de dunne lijn in het midden aaneen

wordt gesneden, in een lap neteldoek smalle loodrechte plooitjes,

voegt er zooals

wij dit mede op het

knippatroon hebben

voorgeteekend, drie

geborduurde reepen

tusschen, en zet ook

nog een soortgelijken

naar fig. 32 gesneden

reep langs den onder-rand van de taille.

Men knipt naar

Fig. 33 de twee

gedeelten van

den rug en

rekent bij

elk op een

zoom 2

d. breed

aan den rand

van achteren,

men naait er den

zoom in, rimpelt

elk gedeelte aan den

bovenrand van 11 tot 12 in, hecht er het geborduurde

tusschenzetsel aan en zet van onderen tegen den rand een

reep neteldoek ongeveer 1½ d. breed; deze wordt langs de

dunne gladde lijnen op Fig. 33 met de stof doorgeregen,

waarna men door de aldus verkregen schuiven trekban-

den steekt. Nu verbindt men de voorstukken met den rug van 9 tot 10 en ook volgens de overeenstemmende

cijfers met den schouderreep, naar Fig. 35 uit geborduurd entre-deux geknipt, en legt op het voorstuk

het garnituur. Dit bestaat uit een reep neteldoek 2 d. breed, waarin

aan de eene lange zijde twee smalle plooitjes of opnaaisels zijn gelegd,

en verder met spitse punten gefestonneerd; hij loopt om den boogvor-

migen bovenrand van de taille, doch afhangende heen, maar wordt

er langs de gladde geschelpte lijn op Fig. 31 omhoogstaand opgezet.

Het aanzetten der strookjes geschiedt door middel van een smal

schuin reepje dubbel neteldoek, met den vischgraat-steek met wit katoen versierd; door een soortgelijk

reepje wordt tevens de naad waarmede de onderrand

van het voorstuk aan het tusschenzetsel is gezet, be-

dekt. Als ook voor elke mouw naar elk der Fig. 36 en 37 twee gedeel-

ten, elk der laatste aaneen zijn geknipt, dan rimpelt men fig. 37, den

dof, aan de beide lange zijden in, zet er aan den onderrand een reepje

tusschenzetsel als boordje, 25 d. wijd, op, naait de dwarszijden 17 aan

17 toe en zet de mouw met een ingeregen koordje er tusschen in het

armsgat, zóó dat 17 op 9 van het voorstuk valt. De buitenrand van de

taille en ook van de mouw worden met een neteldoeksch strookje nauw-

lijks 1 d. breed en een weinig ingerim-

peld versierd, het is even als de andere strookjes gefeston-neerd. De rok van ons model is 218 d. wijd en 36 d. lang,

met een zoom (omslag) 6 d. breed voorzien en boven dezen

volgens de afb. gegarneerd met drie in boogvormige lijnen

aangezette neteldoeksche strookjes, even als die van de taille,

elk echter 4 d. breed, zij moeten te zamen eene hoogte van

14 d. innemen. De bovenrand van den rok wordt gelijkmatig

ingerimpeld, de split van achteren in het midden gezoomd

en met een eind band aan de taille gezet. Het lijfje wordt om

het te kunnen dichtmaken, met twee knoopjes en gefeston-

neerde lussen voorzien. Bovendien worden in de zijnaden aan

de einden van het tusschenzetsel on-

der in het voor-

stuk, twee gezoomde neteldoeksche banden elk 46 d. lang en 2 d.

breed gezet, men vouwt ze aan het eene einde tot 2 d. breedte toe en

stikt ze dan op de taille. Met deze banden wordt van achteren in het

midden van het jurkje, een strik gelegd.

Beschrijving van de parijsche modeplaat.

Patroon in application voor een rugkussen.

Afbeelding No. 43.

Afb. No. 43 stelt een vierde gedeelte van het patr. voor een rugkus-

sen in applicationwerk voor, waarvan de uitvoering als ook de schikking

der kleuren eenvoudig en toch zeer schoon is. Volgens het oorspr. is de

gronstof van fijn grijs laken, de applicationfiguren zijn van havana-

kleurig fluweel, met dun goudkoord omgeven en van binnen met een

aar van zeer fijn dun bruin zijden koord voorzien.

Bewaarplaats voor touw in den vorm van

een wijnvat.

Afb. No. 44. Knip- en borduurpatr., keerz. v. h. Suppl. Fig. 1―3.

Een ton van carton, 18 d. hoog, 40 d. in omvang van boven en van

onderen, en 50 d. in het midden; laken of reps in 2 schakeeringen

houtbruin, groene genuane. Zijde, goud veterband, goud koord enz.

De afb. stelt een wijnvat in miniatuur voor en is met bor-

duurwerk versierd, dat de wijngaardranken, merkletters enz., ge-

trouw wedergeeft. Ter vervaardiging hiervan moet men eerst een

ton van carton geplakt en van de opgegeven grootte hebben, die

men in het midden van eene ronde opening voorziet om er het

touw door te laten, voorts maakt men in

het midden van het

deksel een lus onge-veer 2 d. lang, om

het er gemakkelijk

te kunnen aflichten. Deze ton kan zeer

goed door een ronde

doos vervangen wor-

den, die men, door

watten in gaas in naaien,

de vereischte welving

geeft. Ter bekleeding

van de ton knipt men

volgens de oorspron-

kelijke maat naar fig.

1 (echter alleen den

omtrek van het knippatr. volgen-

de) 6 gedeelten van

donker en 6 ge-

deelten van licht houtbruin laken of reps, elk hiervan

evenwel aan de boven- en onderdwarszijden ongeveer 1

d. breedte toevoegende, om het later naar binnen te kun-

nen inslaan. Op al de 12 gedeelten voert men de reeds

genoemde teekening die zich op het knippatr. bevindt

uit, de bladeren met groene genuanceerde zijde in point

russe, met den schuinen steel-, ketting- of met den platten steek, de ranken, aderen en stelen met goud-

draad. Vervolgens naait men de gedeelten behalve het eerste en laat-

ste zoodanig aan de verkeerde zijde met kleine steekjes aaneen, dat

telkens een licht en een donker gedeelte aan elkander komt bedekt

de naden aan de buitenzijde met een dun goud koord en naait op al de

gedeelten in verbinding met elkander, volgens de voorgeteekende

gladde lijn op fig. 1 een goud veterband, dat de hoepels van het vat

nabootst. Daarna wordt het overtrek, waarin op de juiste plaats eene

opening is gemaakt, in de ton van den bodem bevrijd, geplakt. De

bodem en het deksel worden van het lichte laken vervaardigd en

naar Fig. 2 en 3 met borduurwerk versierd, de bladeren voert men

even als op de bekleeding uit, de druiven met fijne zwarte of gouden

kralen, de nummers en letters daarentegen met gouddraad. De ge-

kruiste wijnflesschen kunnen met blauwe zijde met den platten steek

gewerkt of van blauw of groen laken geappliqueerd worden. Als het

deksel en de bodem zijn overtrokken, dan plakt men den bodem in de

ton en omgeeft den buitenrand met een goud veterband. Ter vereen-

voudiging kan de bodem ook zonder borduurwerk blijven.

Jurkje met guipure voor kinderen van 1―2 jaar.

Afb. No. 45. Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. V, Fig. 17―21.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 45. Jurkje met guipure voor kinderen van 1―2 jaar.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 17―22.

Eerste figuur. Kleedje met een rok met geeren, hoog lijf met

ceintuur, gladde mouwen met epauletten; deze en ook de onderrand

van de mouw zijn met passement van de kleur van het kleedje gegar-

neerd. Groote gewerkte knoopen aan den voorkant van de corsage. Met lange einden blauw fluweelen lint wordt een medaillon om

den hals vastgehouden. Eenvoudige coiffure.

Geborduurde vlaamsch linnen kraag en mou-

wen. Gemslederen handschoenen.

Twee figuur. Roze taffen rok. Kort

lijfje van zwart fluweel of zwarte taf, gegar-

neerd met guipure Cluny. Chemisette van

geplooid neteldoek.

Bericht.

De beschrijving bij de afbeelding

No. 47, Deksel in den vorm

van eene hen, moeten wij uit

gebrek aan ruimte in dit nummer,

voor de volgende aflevering bewaren.

No. 44. Bewaarplaats voor touw in den vorm van een wijnvat.

Tweederde der oorspronkelijke grootte.

Knip- en borduurpatr., keerz. v. h. Supplement, Fig. 1―3.

No. 46. Jurkje met strookjes voor kinderen van 1―2 jaar.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 31―37.

No. 49. Veder van de staart van de hen. Oorspronkelijke grootte.

No. 50. Bewerking van de vederen van de hen.

No. 48. Bewerking van het pluche borduursel

voor de hen. Oorspronkelijke grootte.

No. 47. Deksel in den vorm van eene hen, om gekookte eieren warm te houden.

Verkleind. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 48―50.