Het model van dit sierlijke kleedje, afb. No. 45, bestaat uit fijn
wit nansoek, het garnituur uit breed guipure entre-deux en
soortgelijke smalle kant. De rok van het jurkje is 234 d. wijd en 37
d. lang. Boven een zoom 6½ d. breed aan den onderrand van het
kleedje, is tusschen de stof een guipure entre-deux 5 d. br.
gezet, waar zich aan beide zijden een guipure kantje 3 d. breed met
de rechte randen aansluit, en glad op de stof liggende met een schuin
reepje ½ d. breed met eene rij vischgraatsteken vastgehecht, aan het
entre-deux is verbonden. Om de taille te vervaardigen knipt
men eerst uit een lap der stof waarin smalle opnaaisels zijn geregen,
en waartusschen guipure entre-deux is gezet, naar Fig. 17 een gedeelte aaneen, naar Fig. 19 twee stukken. Deze laatsten krijgen
aan den rand van achteren een zoom ¾ breed. Eerst geeft men aan het voorstuk de noodige lengte, door er een
gedeelte van het boord naar Fig. 18 van geborduurd entre-deux, van de noodige breedte geknipt, volgens de overeenstemmende cijfers aan te zetten; deze naad wordt met een smal schuin reepje der stof, met visch-
graatsteken vastgehecht bedekt. Tegen elk der gedeelten van den rug zet men aan den onderrand aan den ver-
keerden kant een reep der stof 2½
d. breed, rijgt hem met vier rijen
op de bovenstof door, en steekt er
smalle trekbanden doorheen om
de taille beter te kunnen toehalen. Nu worden de gedeelten van den
rug van achteren in het midden
met kleine knoopjes en gefeston-
neerde lussen voorzien, met zet Fig. 17 en 19 van 37 tot 38 en
van 39 tot 40 aan elkaar en bedekt
den naad op den schouder met een
smal reepje der stof met den visch-
graatsteek er op gehecht. Op het voor
stuk legt men eene guipure kant 3 d. br.,
op de afb. No. 45 ziet men dit voorgesteld,
deze loopt van het midden van den rand van onderen op Fig. 17 naar beide zijden naar ster
tot aan het armsgat. Het aanzetten wordt met
een smal schuin reepje met den vischgraat-
steek vastgehecht, bedekt. Een gelijke reep
loopt om het uitsnijdsel van den hals en dient
tevens om een kant 3 d., en een 1½ d. breed er
volgens de afb. op te hechten. De dof langs de
dunne lijn in het midden, naar Fig. 21 aaneen
geknipt, wordt aan den rand van onderen van
het midden af naar beide zijden tot 41, met een
rolzoompje ingerimpeld naar de wijdte van het
ondermouwtje, naar Fig. 20 gesneden, en vol-
gens de overeenstemmende cijfers op het on-
dermouwtje gehecht. Daarna verbindt men de
68 DE GRACIEUSE. [19 Maart 1866. 4e Jaargang.]
beide gedeelten van de stof van de mouw aan den rand van onderen met een
geborduurd entre-deux, waar zich als de buitenrand van het garnituur,
een guipure kantje aansluit. Als de dof ook aan de bovenzijde is ingerim-
peld, dan naait men de mouw van 41 af, toe, en zet haar dan met een in-
geregen koordje in het armsgat, waarbij 41 op 41 van het voorstuk moet
vallen. Eindelijk verbindt men de taille met den rok die eerst is geplooid,
en zet om het kleedje te kunnen toestrikken aan elken zijnaad een reep
der stof 50 d. lang en 8 d. breed; deze worden in de rondte gezoomd
en aan het eene einde puntig bijgeknipt.
Jurkje met strookjes voor kinderen van 1―2 jaar.
Afb. No. 46. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. IX, Fig. 31―37.
Met het rooskleurig gezichtje van eene kleine eenjarige wereld-
burgeres is dit lieve jurkje uitnemend in overeenstemming; het be-
staat geheel en al uit wit neteldoek en is gegarneerd met gefeston-
neerde strookjes, geborduurd tusschenzetsel, plooitjes en smalle
schuine reepen met den vischgraatsteek versierd. Voor het vervaar-
digen van de taille legt men eerst naar aanwijzing op Fig. 31, helft
van het voorstuk, dat langs de dunne lijn in het midden aaneen
wordt gesneden, in een lap neteldoek smalle loodrechte plooitjes,
voegt er zooals
wij dit mede op het
knippatroon hebben
voorgeteekend, drie
geborduurde reepen
tusschen, en zet ook
nog een soortgelijken
naar fig. 32 gesneden
reep langs den onder-rand van de taille.
Men knipt naar
Fig. 33 de twee
gedeelten van
den rug en
rekent bij
elk op een
zoom 2
d. breed
aan den rand
van achteren,
men naait er den
zoom in, rimpelt
elk gedeelte aan den
bovenrand van 11 tot 12 in, hecht er het geborduurde
tusschenzetsel aan en zet van onderen tegen den rand een
reep neteldoek ongeveer 1½ d. breed; deze wordt langs de
dunne gladde lijnen op Fig. 33 met de stof doorgeregen,
waarna men door de aldus verkregen schuiven trekban-
den steekt. Nu verbindt men de voorstukken met den rug van 9 tot 10 en ook volgens de overeenstemmende
cijfers met den schouderreep, naar Fig. 35 uit geborduurd entre-deux geknipt, en legt op het voorstuk
het garnituur. Dit bestaat uit een reep neteldoek 2 d. breed, waarin
aan de eene lange zijde twee smalle plooitjes of opnaaisels zijn gelegd,
en verder met spitse punten gefestonneerd; hij loopt om den boogvor-
migen bovenrand van de taille, doch afhangende heen, maar wordt
er langs de gladde geschelpte lijn op Fig. 31 omhoogstaand opgezet.
Het aanzetten der strookjes geschiedt door middel van een smal
schuin reepje dubbel neteldoek, met den vischgraat-steek met wit katoen versierd; door een soortgelijk
reepje wordt tevens de naad waarmede de onderrand
van het voorstuk aan het tusschenzetsel is gezet, be-
dekt. Als ook voor elke mouw naar elk der Fig. 36 en 37 twee gedeel-
ten, elk der laatste aaneen zijn geknipt, dan rimpelt men fig. 37, den
dof, aan de beide lange zijden in, zet er aan den onderrand een reepje
tusschenzetsel als boordje, 25 d. wijd, op, naait de dwarszijden 17 aan
17 toe en zet de mouw met een ingeregen koordje er tusschen in het
armsgat, zóó dat 17 op 9 van het voorstuk valt. De buitenrand van de
taille en ook van de mouw worden met een neteldoeksch strookje nauw-
lijks 1 d. breed en een weinig ingerim-
peld versierd, het is even als de andere strookjes gefeston-neerd. De rok van ons model is 218 d. wijd en 36 d. lang,
met een zoom (omslag) 6 d. breed voorzien en boven dezen
volgens de afb. gegarneerd met drie in boogvormige lijnen
aangezette neteldoeksche strookjes, even als die van de taille,
elk echter 4 d. breed, zij moeten te zamen eene hoogte van
14 d. innemen. De bovenrand van den rok wordt gelijkmatig
ingerimpeld, de split van achteren in het midden gezoomd
en met een eind band aan de taille gezet. Het lijfje wordt om
het te kunnen dichtmaken, met twee knoopjes en gefeston-
neerde lussen voorzien. Bovendien worden in de zijnaden aan
de einden van het tusschenzetsel on-
der in het voor-
stuk, twee gezoomde neteldoeksche banden elk 46 d. lang en 2 d.
breed gezet, men vouwt ze aan het eene einde tot 2 d. breedte toe en
stikt ze dan op de taille. Met deze banden wordt van achteren in het
midden van het jurkje, een strik gelegd.
Beschrijving van de parijsche modeplaat.
Patroon in application voor een rugkussen.
Afbeelding No. 43.
Afb. No. 43 stelt een vierde gedeelte van het patr. voor een rugkus-
sen in applicationwerk voor, waarvan de uitvoering als ook de schikking
der kleuren eenvoudig en toch zeer schoon is. Volgens het oorspr. is de
gronstof van fijn grijs laken, de applicationfiguren zijn van havana-
kleurig fluweel, met dun goudkoord omgeven en van binnen met een
aar van zeer fijn dun bruin zijden koord voorzien.
Bewaarplaats voor touw in den vorm van
een wijnvat.
Afb. No. 44. Knip- en borduurpatr., keerz. v. h. Suppl. Fig. 1―3.
Een ton van carton, 18 d. hoog, 40 d. in omvang van boven en van
onderen, en 50 d. in het midden; laken of reps in 2 schakeeringen
houtbruin, groene genuane. Zijde, goud veterband, goud koord enz.
De afb. stelt een wijnvat in miniatuur voor en is met bor-
duurwerk versierd, dat de wijngaardranken, merkletters enz., ge-
trouw wedergeeft. Ter vervaardiging hiervan moet men eerst een
ton van carton geplakt en van de opgegeven grootte hebben, die
men in het midden van eene ronde opening voorziet om er het
touw door te laten, voorts maakt men in
het midden van het
deksel een lus onge-veer 2 d. lang, om
het er gemakkelijk
te kunnen aflichten. Deze ton kan zeer
goed door een ronde
doos vervangen wor-
den, die men, door
watten in gaas in naaien,
de vereischte welving
geeft. Ter bekleeding
van de ton knipt men
volgens de oorspron-
kelijke maat naar fig.
1 (echter alleen den
omtrek van het knippatr. volgen-
de) 6 gedeelten van
donker en 6 ge-
deelten van licht houtbruin laken of reps, elk hiervan
evenwel aan de boven- en onderdwarszijden ongeveer 1
d. breedte toevoegende, om het later naar binnen te kun-
nen inslaan. Op al de 12 gedeelten voert men de reeds
genoemde teekening die zich op het knippatr. bevindt
uit, de bladeren met groene genuanceerde zijde in point
russe, met den schuinen steel-, ketting- of met den platten steek, de ranken, aderen en stelen met goud-
draad. Vervolgens naait men de gedeelten behalve het eerste en laat-
ste zoodanig aan de verkeerde zijde met kleine steekjes aaneen, dat
telkens een licht en een donker gedeelte aan elkander komt bedekt
de naden aan de buitenzijde met een dun goud koord en naait op al de
gedeelten in verbinding met elkander, volgens de voorgeteekende
gladde lijn op fig. 1 een goud veterband, dat de hoepels van het vat
nabootst. Daarna wordt het overtrek, waarin op de juiste plaats eene
opening is gemaakt, in de ton van den bodem bevrijd, geplakt. De
bodem en het deksel worden van het lichte laken vervaardigd en
naar Fig. 2 en 3 met borduurwerk versierd, de bladeren voert men
even als op de bekleeding uit, de druiven met fijne zwarte of gouden
kralen, de nummers en letters daarentegen met gouddraad. De ge-
kruiste wijnflesschen kunnen met blauwe zijde met den platten steek
gewerkt of van blauw of groen laken geappliqueerd worden. Als het
deksel en de bodem zijn overtrokken, dan plakt men den bodem in de
ton en omgeeft den buitenrand met een goud veterband. Ter vereen-
voudiging kan de bodem ook zonder borduurwerk blijven.
Jurkje met guipure voor kinderen van 1―2 jaar.
Afb. No. 45. Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. V, Fig. 17―21.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 45. Jurkje met guipure voor kinderen van 1―2 jaar.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 17―22.
Eerste figuur. Kleedje met een rok met geeren, hoog lijf met
ceintuur, gladde mouwen met epauletten; deze en ook de onderrand
van de mouw zijn met passement van de kleur van het kleedje gegar-
neerd. Groote gewerkte knoopen aan den voorkant van de corsage. Met lange einden blauw fluweelen lint wordt een medaillon om
den hals vastgehouden. Eenvoudige coiffure.
Geborduurde vlaamsch linnen kraag en mou-
wen. Gemslederen handschoenen.
Twee figuur. Roze taffen rok. Kort
lijfje van zwart fluweel of zwarte taf, gegar-
neerd met guipure Cluny. Chemisette van
geplooid neteldoek.
Bericht.
De beschrijving bij de afbeelding
No. 47, Deksel in den vorm
van eene hen, moeten wij uit
gebrek aan ruimte in dit nummer,
voor de volgende aflevering bewaren.
No. 44. Bewaarplaats voor touw in den vorm van een wijnvat.
Tweederde der oorspronkelijke grootte.
Knip- en borduurpatr., keerz. v. h. Supplement, Fig. 1―3.
No. 46. Jurkje met strookjes voor kinderen van 1―2 jaar.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 31―37.
No. 49. Veder van de staart van de hen. Oorspronkelijke grootte.
No. 50. Bewerking van de vederen van de hen.
No. 48. Bewerking van het pluche borduursel
voor de hen. Oorspronkelijke grootte.
No. 47. Deksel in den vorm van eene hen, om gekookte eieren warm te houden.
Verkleind. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 48―50.