De Gracieuse 19 January 1867 | Page 12

kralen versierd zijn. De bladeren worden afzonderlijk volgens de beschrijving van het garnituur van de talma afb. No. 66

en het knippatr. fig. 4, maar iets kleiner vervaardigd. Het aanzetten van de bladeren wordt volgens de afbeelding bedekt met een schuinen reep van dezelfde stof. De ceintuur bestaat eveneens uit een geboorden reep popeline met eene agraffe van

bladeren dichtgemaakt.

De taille “perlée.” Afb. No. 75 en 76 bestaat uit blauw

foulard, van voren met wit parelmoeren knoopen dichtgemaakt.

Krijtwitte kralen, doorloopend en met een grieksch patroon er op genaaid, bootsen volgens de afbeelding op de taille een fichu na, van voren in het midden een breeden zoom, op de mouwen epauletten, en een revers. De ceintuur is van dezelfde stof als

de robe, met opgenaaide kralen, het dichtmaken wordt bedekt

met eene rozet van de stof met een parelmoeren knoop.

Blouse van neteldoek, lint en guipure.

Afb. No. 78. (Zie ook afb. No. 31).

Deze elegante blouse is vervaardigd van neteldoek, van gui-

pure tusschenzetsel 3 d. breed aan de beide lange zijden met

een kantje 1 d. breed afgesloten, bovendien van guipure kant

4, en lilas taffen lint 2½ d. breed. Zij wordt naar het knippa-

troon van de blouse afb. No. 79 en 80, echter

slechts tot aan de taille reikende, eerst van ne-

teldoek geknipt. Daarna legt men volgens de af-

beelding, de reepen tusschenzetsel en lint op den rug en op de voorstukken, maar zoodanig dat de kant die het tusschenzetsel afsluit steeds ½ duim

breed over het lint ligt. Aan den voorrand wor-

den de voorstukken geboord met een reep neteldoek 2 duim breed

met knoopen en knoopsgaten voor-

zien, die van het rechter voor-

stuk wordt met lilas lint bedekt. Als de rug en de voorstukken volgens de overeenstemmende cij-

fers met elkaar zijn verbonden,

dan zet men de blouse aan het uitsnijdsel van den hals tusschen de dubbele stof van een neteldoeksch boordje 2½ d. breed volgens de afbeelding met lint

en kant bedekt, het lint moet

aan de voorste hoeken 35 duim

lang afhangen, en aan den on-

derrand tusschen een ceintuur (boord) 4 d. breed. De mouw op dezelfde wijze als de taille, op

een tullen fond, van tusschenzet-sel en lint samengesteld, wordt aan den onderrand in de rondte met een taffen lin met een breede kant bedekt, versierd en daarna volgens de overeenstemmende cij-fers in het armsgat, met een in-

geregen koordje voorzien gevoegd.

zijden lint, dat zooals wij dit hebben voorgeteekend voorbij den onder-rand van de berthe komt, en met een kralen grelot en afzonderlijke op-genaaide kralen versierd is. Het uitsnijdsel van den hals van de berthe alsook de voorrand is gegarneerd met een smal geplooid tullen strookje 2 d. breed, waarvan het aanzetten wederom wordt bedekt met een taf-fen lintje met opgenaaide kralen, de onderrand echter met een zwarte kant 6 d. breed een weinig ingerimpeld, die naar de voorzijden van de

berthe toe tot op 2 d. schuin is bijgeknipt. Aldaar is de berthe bovendien met twee rozetten met afhangende einden van het breede zwart taffen

lint versierd.

Hooge tailles met verschillende garnituren.

Afb. No. 71―76. Knippatr. van den schoot van de taille “à l’Afri-

caine.” voorz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 30.

Benevens nauwtoeloopende kleedjes, van welke zooals bekend is,

de taille en de rok aan elkaar sluiten en de laatste bijna geheel zonder plooien is, blijven nog altijd geplooide rokken met eene blouse of eene

gladde hooge taille stand houden en daarom bieden wij onzen lezeres-sen met deze modellen, een keus van zulke tailles met de nieuwste en

meest gezochte garnituren aan. De nieuwste wijze waarop de rok moet worden geplooid, met zoogenaamde queue-plooien, zal in het volgende nummer, op het knippatroon van zulk een rok aangewezen worden. Het zeer oorspronkelijke garnituur van de taille à l’Africaine afb. No. 71 en 72 is aan ons model van zwart en wit gevlamd toile de laine van reepen van dezelfde stof gevormd, die in empire plooien (zie de be-

schrijving bij afb. No. 10) gelegd, met schuine reepen zwarte taf geboord, en gedeeltelijk met zwarte kralen grelots zijn afgesloten. Het zeer onge-meene van de taille wordt verhoogd, door een schoot op dezelfde wijze gegarneerd, waarvan wij met fig. 30 het knippatroon geven, en die er volgens de afbeelding aan de voorzijde aan is gezet. hieraan ontleent de taille haar naam. De rok is aan beide zijden met soortgelijke reepen gar-nituur (zie de afbeelding) voorzien, zij worden echter naar onderen toe breeder. De taille wordt met ronde gitten knoopen dichtgemaakt. De

ceintuur wordt gevormd van een reep der stof waarin empire plooien

zijn gelegd.

De taille “à feuil-

les” met afb. No. 73 en 74 voorgesteld bestaat uit paars popeline, en wordt aan den voorkant met ronde knoopen met paarse taf overtrokken dichtge-

maakt; het garnituur uit schuine reepen en blade-

ren van paarse taf, welke met een reepje zwart satijn geboord en met krijtwitte

Collier “à l’Africaine.” Afb. No. 60.

Deze fraaie collier bestaat uit groote en kleine geslepen zwarte kralen en

gitten plaatjes. Uit de beide laatsten is volgens de afbeelding een soort van

franje gevormd, die in twee rijen punten afhangt en aan den bovenrand aan

een dubbelen schuinen reep zwarte taf 36 d. lang en 1½ d. breed bevestigd is.

Deze reep is langs het midden met groote geslepen kralen gegarneerd, de

randen in de rondte met kleine kralen afgesloten. De collier wordt met ha-

ken en oogen dichtgemaakt.

Beschrijving van de parijsche modeplaat.

Baltoilet. Coiffure Hortense. Rondom de geheele voorzijde van

het hoofd, bevinden zich ligt gegolfde doffen van ongelijken vorm met gekleurd taffen lint en strikken er tusschen, op het voorhoofd

kleine krulletjes. Het achterste gedeelte van de coiffure is samenge-steld uit twee groote doffen met een ingerimpelde rouleau en eindjes lint er omheen. ― Taffen kleedje; rok zonder plooien, van achteren zeer lang van voren kort. Corsage, mouwen en dubbele rok van witte

tulle. Op de corsage eene berthe, samengesteld uit geplooide tulle en schuine reepen taf, de bovenste nauwlijks 1 d. de onderste 2 d. breed. De biais vormen op elke mouw, van achteren en van voren op de corsage, ronde punten. Rond ceintuur van achteren met lange einden. ― Bovenste rok van tulle; van onderen geheel in de rondte omgeslagen en aan elken kant opgenomen onder een taffen biais, die van onderen een klaverblad vormt. Tweede rok mede van tulle van onderen aan elke zijde, alsook van achte-ren ― waar hij in overeenstemming met den taffen rok, veel langer is ―

in drie groote schelpen uitgesneden.

Wandeltoilet in de stad. Fluweelenhoed, gevoerd en geboord

met witte taf. Deze hoed bestaat uit twee gedeelten; het achterste gedeelte is slechts aan eene zijde geboord en gegarneerd, het bovenste glad en met

garnituur voorzien. Taffen strikbanden, langs de wangen gegarneerd met een ruche. ― Robe van dubbel popeline, zoowel van voren als van ach-teren geheel zonder plooien. Gladde mouwen. De corsage en de mouwen

zijn gegarneerd met galon en gitten passement dat een kraag en revers

aangeeft. De achterzijde van den kraag is vierkant, fatsoen matelot,

de fond met zwarte kralen

versierd. Aan de punten, met

gitten geborduurde palmen. Ceintuur met kralen en van voren met een kralen rozet versierd. ― Knoopen van gitten passement van voren, onder aan de corsage en van boven op den rok. ― De rok is van voren kort, van ach-

teren lang zonder crino-line. Zeven spitse punten met gitten geborduurd en met galon en agrement af-

gesloten, zijn van onderen

op den rand gezet en loo-

pen langs den rok op.

36 DE GRACIEUSE. [19 Januari 1866. 5e Jaargang.]

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 78. Blouse van neteldoek, lint en guipure. Hierbij afb. No. 31.

No. 79. Blouse van fijn shirting en neteldoek met borduurwerk. Voorzijde.

Beschrijving en knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. III, Fig. 5―7.

No. 80. Blouse van fijn shirting en neteldoek met borduurwerk. Achterzijde.

No. 81. Onderlijfje voor dames. Beschrijving en knippatr. voorz.

v. h. Supplem. No. V, Fig. 14―17.

No. 82. Corsage van tullen doffen en fluweel. Beschrijving en knippatr.

keerz. van het Supplem. No. XX, Fig. 48―51.

No. 83. Corsage van tulle, fluweel en kant. Beschrijving en knippatr.

keerz. van het Supplem. No. XXI, Fig. 52―56.