De Gracieuse 18 July 1865 | Página 7

binnenzijde een belegsel van een reep der boven-

stof of van taf en zet daarna de mouw, zoo dat P

op P van het zijpand valt in het armsgat dat met

een ingeregen koordje is voorzien. Het belegsel be-

staat zooals wij hierboven reeds vermeld hebben uit

fluweel lint 1 tot 2 d. breed, waarop (zie de af-beelding No. 26) grootere en kleinere zwarte kralen

zijn genaaid. Men garneert er de taille mede volgens

de afbeeldingen No. 24 en 25 en zet aan de voor-

zijde eene rij knoopen.

Gehaakte kant.

Afbeelding No. 27. Haakgaren No. 80.

Deze kant haakt men in de dwarste heen en weder, keert dus het werk aan het einde van elken toer om

en begint met 40 kettingsteken op te zetten.

1ste toer. 1 dub. st., in den 12den opzetst., zoodat de laatste

11 steken zijn overgeslagen; dan afwisselend 3 kett., 1 dub. st., waarmede men 3 steken van het opzetsel overslaat, aan het

einde van den toer 4 kett.

2de toer. * 3 st. in de volgende opening van den vorigen

toer, 1 kett., van * nog 6 maal herhalen; dan 17 st., en 1 v. st. in de uit 11 kett.

bestaande opening.

3de toer. 6 elk uit 6 kettingst. En 1 v. st. bestaande bogen om den grooten stokjesboog van den vorigen toer, met den kett. telkens 2 st. overslaande; dan afwisselend 1 kett., 1 v. st.; de v. st. om den op elke 3 st. volgenden kett. van

den vorigen toer. Er moeten dus in het geheel 13 bogen zijn.

4de toer. * 6 kett., 1 v. st. om den middelsten steek van den naast aanlig-

genden kett. boog van den vorigen toer. Van * af nog 7

maal herhalen.

5de toer. 11 kett., 1 dub. st. in den middelsten steek van

den naast aanliggenden kettingst. boog van den vorigen toer,

3 kett. Van * af nog 7 maal herhalen.

Men herhaalt van den 2den tot den 5den toer totdat men

de vereischte lengte heeft verkregen.

Gehaakt tusschenzetsel.

Afbeelding No. 28. Haakgaren No. 60.

De uitvoering van dit tusschenzetsel is zoo eenvoudig, de afbeelding zoo juist, dat wij elken toer niet afzonderlijk zullen beschrijven,

maar slechts willen aanmerken, dat het tus-

schenzetsel in de lengte wordt

gehaakt en dat elke toer het-

zelfde getal steken moet heb-

ben. Men heeft dus uitgeno-

men het midden gedeelte

van de bloemen, met de

te haken kett. even zooveel

steken van den vorigen

toer over te slaan. Bin-

nen de bloemen telt de

1ste van de 4 middel-

ste toeren

9 kett.,

de 2de en 3de toer

11 kett., de 4de toer 5 kett., 1 v. st., 4 ket-

tingst.,

men vat

teven bij het werken van

den v. st. van dezen toer

de kett. van de 3 vorige toe-ren in hun midden te zamen,

zoo als de afbeelding duide-

lijk voorstelt.

Rond tafelkleed van reepen

laken met borduurwerk.

Afb. No. 29―31. Laken: donkerbruin, wit,

blaauw, rood, geel en paars; koordzijde

in dezelfde levendige kleuren, zwarte

geslepen en stalen kralen.

Afb. No. 29 stelt eene verkleinde helft van

het aaneengevoegde kleed voor, waarvan het werk vol-

gens ons origineel de moeite ruim beloont.

Het bestaat uit 7 verschillend gekleurde, met borduurwerk versierde reepen laken, afwisselend 2½ en 3 Ned. d. breed, die een insgelijks rijk geborduurden fond van achthoekigen vorm omgeven. De middelste van deze 7 strepen is zonder borduurwerk doch ingehaald, met een 1 d. breed overstekend

uitgepunt hoofd aangezet en vormt door de aan de buitenzijde aansluitende

reepen

rondom

het kleed een soort van vol-ant. Het

borduur-

werk van het kleed wordt ge-

deeltelijk van grootere en kleinere, uit gekleurd laken geknipte bloemen, deels met den platten-vischgraat- en steel-steek, als ook in point russe

met gekleurde koordzijde uit-

gevoerd. De wijze van het ap-

plicationwerk hebben wij reeds vroeger in den vo-

rigen jaargang bij het voetbankje zeer naauwkeurig beschreven; overigens kunnen de afb. 30 en 31,

die het borduurwerk in oorspronkelijke grootte ge-

ven, tot richtsnoer dienen. Bij het kiezen der kleuren

zoowel voor de reepen, als voor het borduurwerk moet de fantasie op den voorgrond staan, echter willen wij

de harmonische schikking van ons origineel eenigzins na-

der verklaren. Men begint met den middelsten fond van bruin laken volgens afb. No. 30. (Afb. No. 31 geeft nog

een daartoe behoorenden smallen rand in verband met de

nog aan te voegen reepen.) Het borduurwerk hiervan be-

staat vooreerst in eene 6 bladerige groote bloem van hoog-

rood laken, die met festonneer- en steelsteken van koord-

zijde in een eenigszins donkerder kleur op den fond wordt

genaaid; de kelk wordt vervaardigd van stalen kralen en een klein bloempje van oranjestof, met dezelfde kleur

zijde en eene zwarte kraal in het midden er op bevestigd. Rondom de

midden bloem groepeeren zich groene bladeren in verschillende scha-

keering, hetzij met zijde van dezelfde of van eene afstekende kleur

versierd, als ook grootere en kleinere bloempjes van wit, geel, blaauw

en paars laken; het opnaaien hiervan geschiedt volgens de afbeelding

insgelijks met een eenigszins afstekende kleur van zijde. Voor de bloempjes die zich dubbel voor-

doen, worden natuurlijk twee kleine laken gedeelten van afloopende grootte geknipt en

op elkander bevestigd. De vederachtige takken als ook het rozenknopje zijn met dubbele

zijde in verschillende groene schakeeringen vervaardigd, de moezen aan eenige takken,

die licht van kleur voorkomen, als ook het midden van het knopje worden met roode

zijde bewerkt. De opvolging der kleuren van de strepen is volgens ons origineel, van den

fond af beginnende: wit, bruin, blaauw, rood, blaauw, wit en bruin. Het borduurwerk

van deze wordt op dezelfde wijze als die van den fond uitgevoerd

en zal met behulp van de duidelijk voorgestelde afb. gemakkelijk

te vervaardigen zijn. Voorts willen wij nog doen opmerken, dat

de blaauwe reepen die zich aan de roode aansluiten met witte in

point russe vervaardigde sterren, de volgende witte reepen met

geappliqueerde grootere en kleinere bloemen van laken volgens

Afb. No. 29 zijn versierd. Nadat het borduurwerk voltooid is,

worden de reepen aan de verkeerde zijde over den kant aan elkan-

der genaaid en aan de bovenzijde langs de naden in

point russe met goudgele zijde aan beide zijden versierd. De buitenste bruine reep langs den bui-tenkant met kleine bogen uitgeslagen voltooit

het kleed, en kan wanneer het van eene voe-

ring wordt voorzien, met een gedraaid wollen

koord worden omzet.

Patroon in applica-

tion voor een rug-

stoel- of voetkussen.

Afbeelding No. 32.

Als men zich van het hier-

nevensgaande eenvoudige en

gracieuse patroon wil be-

dienen dan kunnen wij

de volgende schik-

king en keus der kleuren, daar deze

een bij-

zonder

fraai ef-fect te

weeg

brengen

bijzonder

aanbevelen. De arabesken-figuren van zwart fluweel

zijn op een hoogrood fond ge-

appliqueerd, aan beide zijden

door fijn goudkoord ingesloten

dat er met kleine dwarssteekjes

van zwarte koordzijde opge-

naaid en in het midden met een goudbruin zijden randje of koordje even als een kra-

lenrandje is versierd. Als men het patroon waar-van de afb. No. 32 slechts een gedeelte ― een

vierde dat echter gemakkelijk kan worden voort-

gezet ― geeft, geheel heeft afgeteekend, dan gaat

men met het appliqueeren op de volgende wijze te werk: het patroon wordt eerst op middelmatig

dik wit papier overgeteekend, en dan met arabische gom op het fluweel natuurlijk op de verkeerde zijde geplakt, waarna

men de figuren netjes langs de omtrekken uitknipt, en met

den kant waar zich het papier bevindt op de grondstof plakt. Nu

wordt het goud- en zijden koord naar de duidelijke aanwijzing op

de afb. er opgenaaid. Wij zullen wel niet behoeven aan te merken dat deze schikking met het oog op de stof en de kleur van de stof-

feering en het amenblement van de kamer op verschillende wijzen kan gevarieerd

worden.

Het zal ook niet

moeilijk

zijn om

den vorm

van het

patroon

ter ver-

siering

van andere voorwerpen eenigs-

zins te wijzigen.

2 randen in oostersch

borduurwerk.

Afb. No. 33 en 34.

De modellen van deze randen

[18 Julij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 135

No. 29. Helft v. een rond tafelkleed v. reepen laken met borduurwerk. Verkl.

No. 33. Rand in oostersch borduurwerk.

No. 32. Patroon in application voor een rug-

stoel- of voetkussen.

No. 34. Rand in oostersch borduurwerk.