De Gracieuse 17 January 1866 | Page 12

naast den tweeden tak, het tweede oor, waarna men den draad

aan de verkeerde zijde bevestigt. De hals zal gemakkelijk vol-

gens de afbeelding vervaardigd kunnen worden, die men over

het geheel bij de uitvoering van den kop tot richtsnoer nemen

kan; terwijl men den bovensten omtrek van den hals, als ook

de afzonderlijke afloopende strepen daaraan, met een afzonderlijken

op nieuw aangelegden draad werkt en met eenige afloopende toe-

ren van h. v. st. invult. Bij het opnaaien van de figuren geeft

men tevens aan de afzonderlijke gedeelten de bogten, en vormt met

fijne zijde den kring om het oog dat uit een zwarte kraal be-

staat, als ook aan de bovenkaak het zwarte knoopje met de ge-

bogen lijn.

De tak bloemen. Dit application figuur wordt op de vol-

gende wijze

vervaar-

digd: * 6 kett., de 3

laatste

overslaan-

de, in den 4den steek 1 gr. st. (met vijfmaal doorhalen), in den volgenden kett. 1 kl. st.

(met driemaal doorhalen), in den laatsten kett.

1 h. v. st. Dit vormt een van de 4 blaadjes

van een bloem, elk volgend blaadje moet zich

aan het voorgaande aan de rechter zijde aan-

sluiten. Men herhaalt 3 maal van * af, werkt

met kett. den steel van de bloem en gaat den

tot de tweede bloem over. De derde bloem

wordt afzonderlijk gehaakt, en in verbinding

met deze de onderste rank uitgevoerd.

Het aan elkander zetten van de gedeel-

ten geschiedt volgens aanwijzing

van de afb. tegelijkertijd bij het

opnaaien op de tullen ruiten.

Na voltooiing van een ge-

noegzaam aantal ruiten verbindt men deze volgens afb. No. 70 door elk afzonder-

lijk met een gehaakt entre-deux af te zetten, daar men eerst een ruit met

20 bogen ― aan elke zijde 5 en elke boog uit 11 ket. Bestaande ― omgeeft,

dan op dezen toer 1 toer open stokjes (afwisselend 1 st., 1 kett.) werkt en

daarbij tegelijk van het middelste st. van elken boog af, 1 v. st. in

de met dezen te verbinden ruit werkt. Afb. No. 70 zal hier-

voor tot richtsnoer dienen die tevens de verdere voortzetting

van het entre-deux aantoont. Zijn al de ruiten verbon-

den, dan omgeeft men ook het geheel met deze 2 toeren

en sluit hier de uit 5 toeren bestaande kant aan.

1ste toer van de kant. In den middelsten steek van elken

stokjesboog 1 v. st., met 7―9 kett. er tusschen, naarmate

de tusschenruimte het vereischt. ― 2de toer. Afwisselend: 1 st., 1 kett.,

waarmede men telkens 1 steek overslaat. ― 3de toer. * 4 v. st. in 4 steken

van den vor. toer, 11 kett. waarmede men 7 steken overslaat. Van * af

herhalen. ― 4de toer. 3 kett. waarmede men 4 v. st. van den vor.

toer overslaat en in den volgenden boog het volgende haakt: 1 v.

st., 3 kett., 3 v. st., 3 kett., 3 v. st., 3 kett., 3 v. st., 3 kett.,

3 v. st., 3 kett., 1 v. st. Van * af herhalen. ― 5de toer. h.

v. st. tot aan den middelsten steek van de eerste lus uit 3

kett. bestaande van een boog, * 5 kett., de 2 laatsten

hiervan overslaande, in den derden 1 h. v. st., 2

kett., 1 h. v. st. in de volgende kett. lus. Van

* af herhalen. De 3 kett. van den vorigen

toer, die zich tusschen de twee groote bo-

gen bevinden, worden gedurig overge-

slagen.

De middelste ster van het kleed

wordt op de volgende wijze ge-

haakt:

1ste toer. * 10 kett., in

den voorlaatsten hiervan 1 v. st., zoodat er 1 steek is over-geslagen, 7 kett., 1 h. v. st. in den eersten van de 10 kett., waardoor eene lus gevormd is.

Van * af nog 5 maal herha-

len, men werkt dezen toer van

de linker naar de rechter zij-

de, zoodat elke nieuwe lus zich aan de rechter zijde van

de voorgaande aansluit.

2de toer. * In dezelfde richting van de linker naar de rechter zijde gaande werkt men in den rechter kett.boog in de naar de rech-ter zijde gaande lus 12 v.

st., 1 v. st. in de bovenste

punt van de lus, 2 kett., 1

v. st. n den eersten van deze

2 kett. (1 kett. overslaan),

dan 12 v. st. in den nog ledigen kett.boog van de lus, en eindelijk 1 h. v. st., waarmede men de lus aan zijnen wortel omvat. Van *

af nog 5 maal herhalen.

Men naait de ster aan de punt van elk blad op het

kleedje vast.

Wij willen vertrouwen dat

dit tullen kleed aan ieder on-

zer lezeressen welkom zal

zijn, en menig ronde

tafel er mede ver-

sierd zal worden.

36 DE GRACIEUSE. [17 Januari 1866. 4e Jaargang.]

breed heenloopen zijn er zooals de afb. dit te zien geeft van rood en

wit gestreept perkaal om gelegd. Deze puntjes kunnen ook afzon-derlijk dienen om er kinderkleeren mee te garneeren en naar goed-

vinden uit de een of andere gestreepte stof, verder uit fluweelen

lint, turkschen rand of iets dergelijks vervaardigd worden. Zij zijn

voor verschillende doeleinden geschikt.

Tullen kleed met application van haakwerk

voor antimacassers of kleeden over ronde tafeltjes, enz.

Afbeelding No. 70―72. Tulle die goed gewasschen kan worden,

haakgaren No. 40.

Ofschoon verkleind, geeft de afb. echter een trouw geheel van het

oorspronkelijke werk te zien. Het bestaat uit schuine tullen ruiten,

die met ge-haakte figu-ren versierd en door haak-

werk aan elkander verbon-den zijn. Wanneer men het

kleed grooter verkiest te

maken, dan vergroot men

de tullen ruiten of zet de

schikking hiervan zooda-

nig voort, dat elke 6 rui-ten weder tot eene ster aan elkander gevoegd worden. Alle tullen ruiten moeten wat de grootte betreft nauwkeurig overeenkomen en op zich zelf geheel re-gelmatig gevormd worden, zoodat de vier zijden eene

gelijke lengte hebben. Men

voorziet ze alle met een

zoom een stroohalm breed, daarna met een toer stokjes, die gedurig door 1

kett. gescheiden zijn. Vervolgens voert men de application figuren uit.

De hertekop. Men zet zeer los 12 steken op, slaat de 2 laatste over en haakt

in den derden steek 1 h. st., in de beide volgende in elk 1 kl. st., in den daarop-

volgenden 1 st. (met viermaal doorhalen), dit vormt de bovenkaak en den neus.

In de bovenste kett. lus van het laatst gehaakt st. werkt men 1 h. v. st., dan

voor het onder kakebeen 4 kett., daarop terug, met overslaan van den laatsten

kett. 2 h. v. st., dan 2 v. st. in een steek en nog 5 v. st., waarbij men in de af-

zonderlijke lussen van het laatste st. steekt, 2 h. v. st. in de 2 volgende nog over-

gebleven steken van het opzetsel. Dit noemen wij den 1sten toer, die op de rechte

zijde van het werk gehaakt wordt. Men werkt nu gedurig heen en weder, op de

rechte zijde in de achterste, op de verkeerde zijde in de voorste lus van den steek stekende. ― 2de toer. 6 v. st., er moeten hierna nog 3―4 steken van de onderkaak overblijven. Men haakt 1 kett., neemt een afzonderlijken draad

van het haakgaren, maakt aan een eind hiervan een knoop, haalt den draad tot

aan den knoop door de op de naald zijnde lussen, haakt van den laatsten steek

af, met den op nieuw aangelegden draad 11―12 kett. voor den ondersten

omtrek van den hals. Het einde van den draad haalt men door den laat-

sten steek waarmede hij bevestigd wordt. Dan neemt men den te-

ruggebleven draad weder bij de hand en begint den 3den toer.

8 v. st., waarvan de eerste in den afzonderlijken kett. aan

het einde van den vor. toer moet komen, in de twee

volgende steken van het opzetsel in elk 1 h. v. st. ―

4de toer. 9 v. st., 1 h. v. st. in den eersten

kett. van den omtrek van den hals. ― 5de

toer. 9 v. st., 1 h. v. st. in den laat-

sten opzetsteek. ― 6de toer. 1

kett. waarmede men 1 steek overslaat, 7 v. st. ― 7de toer.

5 h. v. st. Van den laatsten

van deze 5 h. v. st. af begint men het linker oor met een

dubbel opzetsel: Men

haalt hiervoor 1 lus door den

volgenden steek van den kop en haalt beide lussen met nog-maals doorhalen te zamen. * Tusschen deze beide lussen neemt men den draad die de

beide lussen verbindt als tweede

lus op de naald, haakt ze ins-gelijks te zamen en herhaalt nog 2 maal van *, haakt dan 1 kett., en werkt op het dubbel opzetsel terug: 2 h. v. st., 2 v. st., dan nog 1 of 2 v. st. in den volgenden steek van den kop. Voor den eersten tak van de horen maakt men een enkel op-zetsel van 10 steken, haakt

daarop terug, de 2 laatste ste-ken overslaande: 2 h. v. st., 1 v. st., dan 4 kett., daarop te-

rug: 2 h. v. st., 1 v. st., 1 h.

st. in den v. st. die de 4 kett. voorafgaat, 3 v. st. op de 3 volgende kett. van het opzet-sel, 3 kett., daarop terug: 1

h. v. st., 1 v. st.; 1 h. st. in den

v. st. voor de 3 kett., nog 3

v. st. op de 3 overige steken van het opzetsel, 1 v. st. in

den volgenden steek van den

kop. Dan werkt men den

tweeden tak op dezelf-

de wijze als de eer-

ste beschreven

is, en dicht

No. 71. Gedeelte van den

tullen antimacasser.

Oorspr. grootte.

No. 66. Garnituur voor kleedjes, blousen enz.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 70. Tullen antimacasser met application

van haakwerk. Verkleind.

Bericht.

In den laatsten tijd hadden wij de dames zulk een overvloed van

verschillende voorwerpen aan te bieden, dat wij ons herhaaldelijk ge-

noodzaakt zagen aan elke aflevering van de Gracieuse nog een vel toe te voe-

gen. Wij meenen echter vooral onze nieuwe abonnées te moeten doen opmerken,

dat elk gewoon nummer slechts twee vel bevat, en al wat wij bovendien geven, als geheel

vrijwillig van onze zijde, moet beschouwd worden. Hoewel de bijvoegsels nu gedurende

eenigen tijd achterwege zullen blijven, zoo beloven wij toch, er de Gracieuse weder meê te

zullen verrijken, zoodra wij dit in het belang der geabonneerden noodig achten.

De Redactie van de Gracieuse.

No. 67. Garnituur voor kleedjes, blousen enz.

No. 68. Garnituur voor kleedjes, blousen enz.

No. 69. Dameslaars “Cothurne.”

No. 72. Gedeelte van den

tullen antimacasser.

Oorspr. grootte.