De Gracieuse 17 February 1866 | Page 8

52 DE GRACIEUSE. [17 Februari 1866. 4e Jaargang.]

heen te halen waarbij men den draad nu eens onder, dan weder bo-

ven het stokje doorsteekt, zij worden door eenvoudige festonneer-

steken van een gescheiden.

Neteldoeksche jaquette met lint en kant

gegarneerd.

Afb. No. 55 en 56. ― Knippatr. keerz. v. h. Supplement No. IX,

Fig. 41―43.

Dit neteldoeksche ja-

quetje, in plaats van

mouwen slechts met epau-letten voorzien en zeer

smaakvol met blauw lint en nagebootst guipure kant gegarneerd, is wel geschikt om een jeudig zeer gekleed toilet, voor

soirées enz. op gracieu-se wijze te voltooien.

Het wordt gedragen over een wit of lichtkleurig kleedje met

laag uitgesneden taille en korte mouwen; of over eene witte

blouse. Om het te vervaardigen knipt men uit fijn neteldoek naar

elk der fig. 41 en 42 twee gedeelten, naar fig. 43 den rug aan-

een langs de dunne lijn in het midden. Als men al de gedeelten

volgens de overeenstemmende letters op de knippatronen, met een

dubbelen naad aan elkaar heeft gezet, dan legt men in den bui-

tenrand van het jaquetje een smallen zoom. Voor elke epau-

lette neemt men een reep ne-teldoek 84 d. lang en 12 d. breed, door een zoom of op-

naaisel 1½ en door 3 elk ½

d. breed, tot op eene breedte van 6 d. teruggebracht, en

aan den onderrand (aan den

breeden zoom) met een kantje 1 d. breed, dat er glad wordt aangezet, gegarneerd. Als de reep aan den bovenkant naar de einden toer, tot op 1 d. schuin is bijgeknipt, dan rim-pelt men hem in en zet de epaulette in het armsgat, dat vooraf met een ingeregen

koordje is voorzien, waarbij de einden op de

sterren van het voorstuk sluiten moeten. Hier-op bedekt men elk der naden van den rug

langs de glad-

de lijn tot aan het armsgat en aan den onder-

rand van het jaquetje voorgeteekend (zie fig.

41) met twee kanten 1 duim breed, die inge-

rimpeld en met de rechte randen tegen elkaar

zijn gekeerd. Volgens de gedeeltelijke aanwijzing

op de knippatronen, legt men om den buiten-

rand van het jaquetje en ook om de armsgaten

eerst een kanten entre-deux, waarin aan

ons model figuren in den vorm van lussen zijn

geweven, en waar een blauw taffen lint 2½ d. breed doorheen schijnt.

Aan beide zijden van het entre-deux sluit zich een ingerimpeld kantje

1 d. br. aan. Aan de voorzijde aan het uitsnijdsel van den hals zet men

een paar haken en oogen en bedekt het dichtmaken van de jaquette aldaar met een linten strik met twee einden elk 14 duim lang en vier lussen elk

4 duim lang.

Daar deze neteldoeksche jaquette met lint en kant gegarneerd uitmunt

door sierlijkheid, waarvan de afbeelding het voldoende bewijs levert, zoo achten wij het overbodig om hierover meer uit te weiden, en durven hem gerust onzen lezeressen aanbevelen. Eenige dames hebben ons weder een

nieuw model van dit kleedingstuk gevraagd; jaquetten en blousen worden

nog altijd veel gedragen

en daarom hebben wij niet geaarzeld onmiddellijk aan dien wensch te voldoen, wel wetende dat wij hier-

mede ook vele andere onzer

abonnées, wier getal da-

gelijks toeneemt, genoe-

gen geven. De redactie van

de Gracieuse beijvert zich

tevens om met den mees-ten spoed de nieuwste modes in haar tijdschrift over te nemen, zoodat de

dames die bijna op denzelf-

den datum als hare fran-

sche en duitsche naburen

ontvangen.

Paletot voor meisjes van 7-9 jaar.

Afb. No. 44. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. II, Fig. 7―10.

Dit model, zeer eenvoudig zoowel wat den vorm als het garnituur betreft ― een

nauwsluitende paletot met een ceintuur ― is daardoor recht geschikt om de kleine

eigenares bij haar dagelijkschen gang naar de school voor de koude te beveiligen.

Ons model bestaat uit donkerblauw fluweel, in de rondte met een dik zwart zijden

koord afgezet, en wordt van voren met groote gitten knoopen en met lussen van

hetzelfde koord dichtgemaakt. Om dit model na te maken, heeft men van fluweel,

tricot, dubbele stof of iets dergelijks, 160 d. stof,

138 d. breed noodig. Hier-

uit knipt men naar elk der

fig. 7, 8 en 9 twee gedeel-

ten, en naar fig. 10 voor elke mouw twee stukken,

waarvan het onderste den

juisten vorm verkrijgt door

de afwijkende lijnen te vol-gen. Tegen den voorkant

van elk der voorstukken zet men een reep taf, ongeveer 4 d. breed, maakt dan in

elk voorstuk op de daarvoor bestemde plaats eene insnijding voor het zakje, zet er

een naar binnen hangend zakje in, en bedekt de insnijding daarna met eene patte,

die met twee knoopen gegarneerd is. De beide gedeelten van den rug worden langs

het midden, de rug en voorstukken volgens de gelijkluidende letters op de knippa-

tronen met een achtersteeknaad aan elkaar verbonden; men moet de inslagen der

naden plat uit elkaar leggen en dan zoo op de stof vastzoomen. Nadat men in den

buitenrand van de jaquette een smallen zoom heeft gelegd, naait men er het koord om, voorziet elk der voorstukken met een rij

knoopen en hecht tegelijk aan el-

ken knoop een lus van koord, 12

d. lang en in het midden toege-knoopt. De mouw wordt van T

tot U, verder van V tot W toe-

genaaid, de onderrand gezoomd, van bin-

nen met een reep taf 4 d. breed, verder met

koord versierd en eindelijk zóó dat W op W

van het voorstuk valt, in het armsgat gezet.

Negen verschillende openge-

werkte randen.

Afb. No. 45―53.

Hoewel men zich hoe langer hoe meer van

naaimachines bedient, zoo kunnen toch eenige

soorten van fijn naaiwerk niet op deze mechani-

sche soms al

te snelle wijze vervaardigd worden, zoodat onze le-

zeressen er hare vlijtige handen wel toe leenen moe-

ten. De opengewerkten randen maken een niet onbe-

langrijk bestanddeel bij het fijne linnengoed uit, en

de wel wat moeilijk bewerking wordt ruimschoots door het fraaie effect vergoed. Een zakdoek, een kraag, met een smallen of breeden zoom in de rondte

krijgt een veel sierlijker en eleganter voorkomen

wanneer er een opengewerkte rand, waarmede de

zoom tevens wordt vastgehecht, boven loopt. Ook als tusschenzetsel of randje aan

andere wit linnen voorwerpen, zooals lingeriën voor négligé, kleine kleedjes enz. komt een opengewerkt randje goed te pas. Wij mogen het als bekend vooronder-

stellen dat men voor dit werk eerst een aantal draden uit de stof moet trekken, en wel naar de verlangde breedte en naar het patroon, in verschillende afdeelingen.

Voor het patroon No. 52 namelijk, dat een der eenvoudigste en meest bekende open-

gewerkte randen voorstelt, worden uit fijn neteldoek of batist driemaal 12 draden ge-

trokken, waar tusschen telkens 4 draden bewaard blijven. Dan haalt men met een draad

niet al te dik katoen, zooals de afb. No. 52 dit te zien geeft, telkens 8 draden in de lengte

tot een stokje te zamen, waarbij men tegelijk den zoom, wanneer die zich aan het werk

bevindt, vasthecht. Nadat men aan den tegenovergestelden kant dezelfde draden in de lengte ook bij elkaar heeft gehaald, legt men volgens de afb. No. 52 een kruisnaad

tegelijk over de lange draden onder de vier dwars-

draden die in de stof zijn gebleven, maar zóó dat

de stokjes of stijltjes verzet onder elkaar komen;

ook kan men eenvoudiger de draad waarmede

men werkt, slingervormig om de stokjes

halen zooals de afb. No. 45, 47, 49―51

dit voorstellen. Deze patronen zijn

natuurlijk tot in het oneindige te

varieëren. De patronen onder de

afb. No. 48, 51 en 53 maken een

bijzonder fraai effect, omdat

daarop de opengewerkte stre-

pen nogmaals met eene dik-

kere draad zijn omnaaid en

wel naar de afb. No. 53 in

den vorm van den platten

No. 45.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 44. Paletot voor meisjes van 7―9 jaar.

Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. II, Fig. 7―10.

No. 55. Neteldoeksche jaquette met een garnituur van lint en kant. Voorzijde.

keerz van het Supplement No. IX, Fig. 41―43.

No. 46.

No. 47.

No. 48.

No. 49.

No. 50.

No. 51.

No. 52.

No. 53.

No. 54. Corset voor niet tengere dames.

Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. X, Fig. 44―50.

No. 56. Neteldoeksche jaquette met een garnituur van lint en kant. Achterzijde.

steek met moesjes, naar de afb. No. 51 tel-

kens met 3 tegenover elkaar liggende feston-

neersteken, deze worden eerst van de linker

naar de rechter zijde, dan nogmaals, terwijl

men het borduurwerk omkeert, van de rech-

ter naar de linker zijde, dus aan de achter-

zijde van de draden, en verder naar de afb. No. 48, met een kruisnaad gewerkt. Bij het patroon afb. No. 50 moet, zooals men op de gravure zien kan, de stof in het midden voor

de regelmatige puntjes die er met den platten

steek in worden gewerkt ongeschonden blij-

ven. De patronen van de afb. No. 45―49,

die een zeer fraai effect maken, zullen naar

de duidelijke teekening zeer ge-

makkelijk kunnen worden uitge-voerd, wij merken slechts aan, dat het bij elkaar halen van 2 stokjes op No. 47 geschiedt door er den draad slingervormig door