De Gracieuse 17 February 1866 | Page 7

elken reep nog 3 st. welke in den 34sten toer in 1 st. worden samenge-breid. Met twee aver. gebreide st.

wordt de rand aan den bovenkant af-

gesloten.

Etagère van

mandewerk.

Afbeeld. No. 43. Knippatr. tevens voor een zakje: keerz. v. h. Sup-

plem. No. XI,

Fig. 51―53.

Wij nemen gaarne elke gele-

genheid waar, om

onze abonnées met iets nieuws ook

ten opzichte van

het ameublement

bekend te maken, vooral wanneer dit door de hand

der vrouw ver-

vaardigd kan wor-

den. Het mande-

werk dat wij lieten afteeke-

nen is zulk een nouveauté. De

étagère is geheel en al samengesteld uit wil-

genrijs en heeft drie verdiepingen waarvan de bo-

venste met een tamelijk hoogen, de middelste met een minder hoogen rand omgeven is, terwijl de onderste ge-

heel vlak afsnijdt. Elk dezer vlakten zijn bovenop met een overtrek van ponceau satijn, dun gewatteerd en

met ruiten doorgestikt bedekt, in elk der hoeken van de bovenste verdieping is vol-

gens de afbeelding een ronde lap van dezelfde stof bevestigd, die een diep zakje

met een revers vormt. Voor den vorm en de schikking der zakjes vindt men

op de knippatronen fig. 51―53 de noodige aanwijzing. Fig. 51 stelt name-

lijk een vlakken hoek van de bovenste verdieping, fig. 52 een gedeelte

van den omhoogstaanden rand van de étagère voor, dat met een gelijk

gedeelte van S tot T aan elkaar genaaid den omhoogstaanden hoek

vormt. Naar fig. 53 knipt men echter langs de dunne lijn die op

het knippatroon het midden aangeeft, elk der 4 zakjes uit twee

dubbele stof en watten aaneen. Nadat de taschjes zijn doorgestikt

en aan den buitenrand aan de boven en binnenzijde met ruches

van ponceau zijden lint zijn versierd naait men ze aan den rand

van onderen langs de gladde

lijn op Fig. 51 voorgetee-kend en aldaar zóó dat U op U en V op V valt

vast, en ook aan den om-

hoogstaanden zijrand van U tot punt. Langs de ge-

punte lijn op Figuur 53

wordt het bovenste gedeelte

van het zakje daarna als

een revers omgeslagen. De

buitenrand van de beide bo-

venste vlakten is ook aan den

buiten en binnenkant met pon-

ceau zijden lint gegarneerd, de on-

derste vlakte echter alleen bovenop

langs den buitenrand. Men kan ter

versiering van de étagère in plaats van

satijn ook wel eenvoudiger stoffen, zooals

de een of andere wollenstof of gekleurd per-

kaal, maar dan niet gewatteerd, en voor de

ruches uitgepunte schuine reepen van de stof

of van wollenband gebruiken. Ook zouden lambrequins in over-

eenstemming met het overige garnituur vervaardigd, en rondom

den buitenrand van de étagère gehecht, niet alleen veel tot sier-

lijkheid bijdragen maar ook zeer doelmatig zijn als men de

étagère als négligé of werkmandje wilde gebruiken.

Wij durven verwachten, dat deze sierlijke en zeer

fraai bewerkte étagère van mandewerk, door vele van

onze lezeressen zal vervaardigd worden, en hoewel er

eenige moeite aan verbonden is, zal men door eene

nette uitvoering de moeite hieraan bestaat dubbel beloond zien; menigeen toch zal zich

dit rijk en élégante meubelstuk willen aanschaffen. Het is tevens zeer geschikt om er

allerlei kleine voorwerpen in te bewaren.

Gedeelte van een armband

van kralen.

Afb. No. 40. Geciseleerde bronzen of was-

paarlen in twee verschillende grootten,

fijn wit elastiek koord.

Naar dit model kunnen onze jeugdige

lezeressen zich met weinig moeite en kos-

ten een lieven armband die bij een eenvou-

dig toilet behoort van bronzen-, satijn-, was-,

koraal- of kristallen kralen aanschaffen. Om

deze bracelet na te maken neemt men twee

einden elastiek koord die de noodige lengte

hebben, en rijgt op elk hetzelfde aantal kra-

len, van dezelfde grootte als de afbeelding

dit aangeeft. De gravure toont tevens duide-

lijk aan, door welke kralen het koord moet

worden gestoken, men moet echter zorgen dat

de openingen groot genoeg zijn om er het koord

tweemaal doorheen te kunnen halen.

Bij alle volken, zoowel de ruwste als de be-

schaafdste, vindt men de gewoonte om dit ver-

siersel, hetzij aan den benedenarm of ook aan den

bovenarm te dragen. Naar den trap van bescha-

ving der volken verschillen de stoffen waarvan

de armbanden vervaardigd worden. De groote

verscheidenheid in den vorm der braceletten laat zich tot twee grondvormen bepalen, dien

van een ring en van een band. Sedert de in-

voering van het Christendom veranderde de spiraalvorm in dien van een slang. In de 2de

helft der 16de eeuw won de Spaansche mode

veld om den arm met de kostbaarste armban-

den in den stijl der renaissance te overladen. Onder Lodewijk XIV droegen de vrouwen

slechts één armband aan iederen arm. Sedert

heeft het gebruik van één of meer armbanden

aan één of beide armen zich telkens afgewisseld.

[17 Februari 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 51

Négligéjas

voor dames.

Afb. No. 38. Knip-

patr. voorz. v. h.

Suppl. No. I,

Fig. 1―6.

Dit model dat

zich onderscheidt

door een eenvoudi-gen vorm en een

elegant garneersel is van bruinachtig

grijs lynsey

woolsey ver-

vaardigd, en van voren in het mid-den met een be-legsel, dat een re-vers nabootst, van bruin cotton-silk versierd; uit deze stof bestaat mede de kraag en het garnituur op de mouwen. De rok en de taille langs den voorkant zijn met

kogelvormige pa-

relmoeren knoopen dichtgemaakt, en de eerste om de

taille met een bruin zijden

koord bij elkaar gehouden; voor het

overige kan de rok naar verkiezing hetzij ge-

heel open blijven, van voren langs de geheele lengte

met knoopen en knoopslussen dicht gemaakt, of ook wel geheel toegenaaid worden. De rand van onderen is

met een ingeregen koordje geboord. Een rok van cachemir, engelsch flanel of iets dergelijks, dun gewatteerd

zou zeer warm zijn en zich zeer goed voegen, in dit geval zou men ook doorgestikte taf als

belegsel kunnen gebruiken. Naar de hierboven vermelde knippatr. knipt men eerst naar

Fig. 1 de voorstukken, en wel zooveel langer als dit noodig is. Daarna knipt men naar

elk der Fig. 2 en 3 twee gelijke stukken, naar Fig. 4 den rug, echter een stuk aaneen,

langs de dunne lijn die het midden aangeeft. Het gedeelte van den rok dat zich aan

den rug aansluit, wordt van onderen voor een kleinen sleep afgerond, op de noo-

dige lengte en wijdte geknipt, waarna men later in den rand van boven stolp-

plooien legt en hem dan aan den rug en aan de zijpanden zet. Voor elke mouw

knipt men twee gedeelten, waarbij men op de afwijkende lijnen van het

onderste gedeelte moet letten. Als men in de voorstukken de borstplooien

van ster tot punt heeft genaaid, en deze met knoopen en knoopsgaten

heeft voorzien, dan zet men ze volgens de gelijkluidende letters aan

de overige gedeelten van de taille

en ook aan het bovenvermelde ge-

deelte van den rok, en legt er met

behulp van de afb. het garnituur op, terwijl daarvoor op Fig. 1

bovendien eene gladde lijn is voor-

geteekend. Men knipt den kraag Fig. 5 afzonderlijk en naait hem

volgens de overeenstemmende tee-

kens op de knippatronen op den

jas. Bij het aan elkaar naaien van de

gedeelten van den rok, blijft in den

zijnaad van kruis tot het dubbele punt

een split open voor het zakje. Hierop

worden de gedeelten van de mouw die bij

elkaar behooren van J tot K en van L tot M

aaneen verbonden, tegen den rand van onde-

ren aan de binnenzijde een schuine reep der stof

4 d. breed gezet, zij wordt verder met garnituur

voorzien en in het armsgat genaaid, waarbij M op M van het voorstuk moet vallen. Eindelijk moet men den ochtendjas langs het uitsnijdsel van den hals en aan den

rand van onderen met een ingeregen koordje in een reepje der stof van het

garnituur boren.

Gebreide rand voor rokken.

Afbeelding No. 39.

Deze rand met gewone brei- of zephirwol uit-

gevoerd, is zeer geschikt om rokken te garnee-

ren; met fijn katoen gebreid kan men dit garni-

tuur ook aan tafelkleeden, gordijnen enz. zetten. Men kan den rand in heen- en te-

ruggaande toeren maar ook in de rondte breien, in het eerste geval moet men zorgen

dat de rechte en averechte steken steeds op elkaar komen. Men begint den rand aan

den onderkant, zet het noodige aantal steken op, welk getal door 31 st. deelbaar

moet zijn, daarna breit men het bekende

muizetandje: 4 toer r., 5de toer afwis-

selend omsl. overhal. namelijk twee r. te zamen breien; daarna weder 5 t.

rechts. De opzetsteken worden nu met

de gebreide steken te zamen gebreid,

vervolgens begint het patroon van den

rand.

1ste toer. * omsl., 1 st. verdraaid (men

steekt daarbij van voren naar achteren en wel

in de richting van de rechter naar de linker-

zijde door den steek) † 5 aver. 1 verdr. van †

nog 4 maal herhalen dan van * tot aan het einde

van den toer. ― 2de toer. Als de eerste toer be-

halve het omslaan. Op elken omgeslagen draad

van den vor. t. wordt 1 steek gebreid. ― 3de

toer. * 1 r., omsl.; 1 verdr., † 5 aver., 1 ver-

draaid. Van † nog 4 maal herhalen, dan omsl.

Van * tot aan het einde van den toer. ― 4de

toer. Als de 2de toer.

De verdere bewerking van den rand kan

men duidelijk op de afb. No. 39 zien; het

meerderen, door een steek op den omslag-

draad te breien, wordt in elken 2den toer re-

gelmatig herhaald, zoodat de ruimte tusschen

de gemeerderde steken naar boven toe steeds

wijder wordt. De figuur tusschen de hooglig-

gende ribben wordt daarentegen naar boven

wigvormig kleiner: dit wordt verkregen

door 5 maal te minderen en wel in den

6den, 12den, 18den en 24sten toer terwijl men

telkens de twee aver. gebreide steken van eene

averechts gebreide ribbe aver. te zamen breit zoodat elk geribd ge-

deelte in den 25sten toer nog slechts 11 st. telt. In den 28sten toer

breit men telkens 1 aver. en 1 verdr. steek te zamen, zoodat er in het

geribde gedeelte nog slechts 6 st. overblijven. Deze worden gezamen-

lijk in den 29sten en 30sten toer verdraaid gebreid. In den 31sten toer

breit men telkens 2 aan 2 van deze steken te zamen. Er blijven nu in

No. 43. Étagère van mandewerk. Knippatr. en ook voor een

zakje keerz. v. h. Supplem. No. XI. Fig. 51―53.

No. 39. Gebreide rand voor onderokken enz.

No. 42. Gedeelte van den lampsluier.

Oorspronkelijke grootte.

No. 40. Gedeelte van een armband

van kralen. Oorspronkelijke

grootte.

No. 41. Tullen lampsluier met gekleurde

zijde doorgestopt. Verkleind.