De Gracieuse 17 February 1865 | Page 7

[17 Februarij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 39

Geborduurde letters van

T tot Z.

Afbeelding No. 31.

Op bladz. 14 en 30 van dezen jaar-gang van de Gracieuse gaven wij de

letters welke tot dit alphabet behoorden tot aan S. Wij laten nu onder afb. 31

het vervolg en slot volgen en verwijzen wat de uitvoering van het borduur-

werk betreft, naar de beschrijving op bladz. 14.

Kinderschoen.

Afb. No. 32. Knip- en borduurpatr.

voorzijde v. h. Suppl. No. III—V.

Dit sierlijke schoentje, dat men van eene witte of gekleurde wollen

stof, bijv. van cachemir dun gewatteerd, of met eene flanellen voering

of iets van dien aard, kan vervaardigen, en een borduursel te zien geeft

met den ketting- of steelsteek, dat ook met soutache kan worden nage-bootst, wordt naar het patroon dat men vindt onder No. III geheel, dat wil zeggen met zool, voorschoen en hielstuk aaneen geknipt.

Daarna voert men op de bovenstof het borduurwerk of het belegsel met

soutache naar het borduurpatroon uit, legt het overtrek op de voering,

naait de zijranden te zamen, en zet dan de verschillende stukken , vol-

gens de overeenstemmende letters aaneen. Nadat de twee gedeelten der

stof van het overslag insgelijks op elkaar zijn gehecht, legt men er naar

aanwijzing op het borduurpatroon het belegsel op, maakt de knoopsga-

ten er in en stikt het overslag van b tot c op de helft van het voetblad;

de andere helft wordt me knoopen voorzien om den schoen te kunnen digt maken. desverkiezende kan men het borduurwerk ook naar het

patroon dat wij onder No. 5 geven, uitvoeren.

Lampenkleedje met madelieven.

Haakwerk. Afb. No. 33. Dik wit koord, zephirwol 5 nuancen

blaauwgroen, 3 nuancen carmozijn-rood, 2 nuancen geel-

achtig-grijs en zwarte brillantwol.

Dit lampenkleedje dat een zeer goed effect maakt, geeft een met

groene wol gewerkten fond te zien, omgeven door een krans van ge-

kleurde rozetten, in den vorm van asters en madelieven, zoo als wij die reeds op bladz. 13 van dezen jaargang voor de versiering van een

bloempot-stander hebben te zien gegeven. Men begint den fond van het lampenkleedje in het midden en haakt, over een koord altijd in de

rondte werkende, eerst een toer met zwarte brillant-wol, dan de vol-

gende 20 toeren met de 5 nuancen van de groene wol; op de afbeelding kan men duidelijk zien hoe de kleuren elkaar moeten opvolgende. De-

zelfde schakering komt alzoo viermaal terug, de donkerste nuance gaat in de lichtste, en daarna weder in de donkere kleur over. Om voor den fond eene gelijkmatig rondte en gladde oppervlakte te verkrijgen, moet men bij het haken nu en dan eenige steken in de rondte meerderen, het koord niet te los inleggen en ook niet te veel aanhalen, omdat men den

fond anders intrekt of te ruim maakt. In den achtsten groenen toer, op de

plaats waar het kleine driehoekje komt, maakt men tusschen de stralen van de ster van binnen de witte wol vast (den

draad onder de groene wol mede

werkende), en haakt in regelma-

tige tusschenruimte van 8 of 9 steken 1 witte steek, waarbij men niet in den steek van den

eersten, maar wel in dien

van den tweeden voor-

afgaande toer en

door de twee bo-

venste lussen van

den steek moet

steken.

ning van het blad; 5 kettingst., 1 dub.

st. in de volgende opening; 4 kettingst.

2 door 3 kettingst. geschieden st. in de

beide volgende openingen; 3 kettingst. Men herhaalt van * af. Aan het einde van den toer 1 h. v. st. in het eerste

st. van dezen toer.

19de toer. * 5 kettingst., 1 st. in

de eerste tusschen de 2 st. zich bevin-dende opening van den vorigen toer;

5 kettingst., 1 st. in de volgende ope-ning; 5 kettingst., 1 dub. st. in de daarop volgende opening; 5 kettingst.

2 door 5 kettingst. gescheiden dub. st. in de bovenste op middelste opening

van het blad; 5 kettingst., 1 dub. st. in de volgende opening; 5 ket-tingst., 1 st. (door 5 kettingst. gescheiden) in de twee volgende openin-gen; 5 kettingst., 1 v. st. op het st. in de diepte van het blad. Van * af wordt herhaald.

20ste toer. in den kettingsteekboog aan beide zijden van de v. st.

werkt men 5 v. st. en in elk van de overige bogen 1 v. st. 7 st., en 1 v. st.

Het overtrek wordt vervolgens van boven aan de kwast bevestigd zooals de afbeelding aantoont.

Gehaakte rand met grelots, ter garnering

van gordijnen, spreijen enz.

Afbeelding No. 30.

Deze kant die aan de bogen van grelots voorzien is, maakt hierdoor een uitmuntend effect, en is bijzonder geschikt om zoowel in grof als in fijn garen gehaakt te worden, waardoor zij ter garnering van vele voorwer-pen zooals lambrequins, tafel of sophakleeden, anti-macassers enz. ge-bezigd kan worden.

Daar deze kant in de lengte doch niet heen en weder gehaakt word zet men een aantel steken voor de vereischte lengte op.

1ste toer. 3 kettingst. als 1 st., 1 st. in den eersten opzetsteek, * 2 kettingst. waarmede men 2 steken van den opzettoer overslaat, 2 st. in de beide volgende opzetsteken. Van * af wordt herhaald.

2de toer. 1 v. st. in het eerste st., * 1 kettingst., in den 2den steek 1 v. st. Van * af den geheelen toer.

3de tot den 8sten toer. als de 2de toer. Doch men steekt hier-bij gedurig door de beide lussen van den v. st. van den vorigen t.

9de toer. 1 v. st. in den 1sten v. st. van den vorigen toer (ge-

durig in den geheelen steek stekende), 1 kettingst. in den

2den steek 1 v. st. * 5kettingst., 3 v. st. in den 4den steek van den vori-gen toer, elke v. st. door 5 kettingst. gescheiden, 5 kettingst., 3 steken

overslaande 4 door 1 kettingst. en 1 steek van den vorigen toer geschei-den v. st. Van * af herhaalt men den geheelen toer.

10de toer. 2 door 1 kettingst. gescheiden v. st. op de beide eerste v. st. van den vorigen toer, * 1 kettingst., 1 v. st. in den eersten ketting-steekboog van den vorigen toer; 5 kettingst., 3 door 5 kettingst. ge-scheiden v. st. in de 3 volgende kettingsteekbogen; 1 kettingst., 3 door 1 kettingst. gescheiden v. st. op de 3 v. st. van den vorigen toer. Van * af wordt herhaald.

11de toer. 3 elk door 1 kettingst. gescheiden v. st.

op de 3 eerste v. st. van den vorigen toer, * 2 door

1 kettingst. gescheiden v. st. in den naast bijzijn-

den kettingsteekboog, 5 kettingst., 1 v. st. in

den volgenden boog; 5 kettingst., 2 v. st.

door 1 kettingst. gescheiden in den daar-opvolgenden boog; 7 kettingst., 1 v. st. op den middelsten van de 5 v. st. van den

vorigen toer; 7 kettingst. Van *

af wordt herhaald.

12de toer. 5 door 1 kettingst. gescheiden v. st. op de 5 eerste v. st. van den vorigen toer, * 1 ket-tingst., 2 door 5 kettingst. geschei-

den v. st. in de beide volgende bogen; 1 kettingst., 2 door 1 kettingst. gescheiden v. st. op

de 2 v. st. van den vorigen toer;

1 kettingst., 2 door 7 kettingst. gescheiden

No. 33. Lampenkleedje met madelieven. Gedeelte van het haakwerk in oorspronkelijke grootte.

v. st. in de beide volgende bogen; 1 kettingst.; 2 door 1 kettingst. ge-scheiden v. st. op de beide volgende v. st. van den vorigen toer. Van * af wordt herhaald.

13de toer. 1 st. op den 1sten v. st. van den vorigen toer. * 7 kettingst. waarmede men 7 steken overslaat, 2 door 1 kettingst. gescheiden v. st.; 1 kettingst., 3 door 1 kettingst. gescheiden v. st. in de uit 5 kettingst.

bestaande opening van den vorigen toer; 1 kettingst., 2 elk door 1 ket-

tingst. gescheiden v. st. op de beide volgende v. st. van den vorigen toer;

7 kettingst., 1 v. st. in den vol.

boog. Van * af herhalen.

De nu nog volgende 3 toe-

ren zijn volgens Afb. No.

30 duidelijk te werken,

zoodat wij hiervan de

beschrijving ach-

terwege zullen

laten. De gre-lots

waarvan de grootste in de opening van 5 kettingst. en de kleinste in de

holte van den boog zijn aangebragt, worden met vaste steken van bin-

nen af in de rondte gehaakt, daar men van onderen in hetmidden begin-

nende, hiervoor 4 kettingst. opzet, tot eene rondte verbindt en door aan

het begin te meerderen als ook door later te minderen de peervormige

grelots die volgens de afbeelding in oorspronkelijke grootte zijn voorge-steld verkrijgt.

De grootste zijn van 12 toeren gewerkt, waarvan de wijdste 23 st. in

de rondte heeft; elke kleine

van 9 toer., waarvan

de wijdste ron-

ding 17 st.

telt.

No. 32. Kinderschoentje.

Knip- en borduurpatroon. Voorzijde van het Supplem. No. 3—5.

No. 31. Geborduurde letters van T tot Z. De letters A—K. van ditzelfde alphabet vindt men op bladz. 14 de letters

L—S op bladz. 30 van de twee laatste nummers.