6 DE GRACIEUSE. [17 December 1866. 5e Jaargang.]
draad, natuurlijk even lang als de kruiwagen breed is, men moet hierbij ook op de beide oogen rekenen die aan de einden van de as worden gebo-gen, om haar later aan den wagen te kunnen vastmaken. De aldus vervaar-digde as wordt nu met stalen kralen, op een draad blauwe zijde geregen om-woeld. Een achtvou-dig eind ijzerdraad even als de as met
kralen omwoeld,
vormt den hoepel van het wieltje; deze heeft 5 d. in door-snede. De spaken worden gevormd door 8 reepjes ijzer-draad met aangere-gen stalen kralen, die op regelmatige afstanden aan den buitensten ring van het wiel bevestigd, in het midden aan elkaar sluiten en hier aan de as wor-den vastgemaakt. Eindelijk wordt de as aan de voorste puntig bijgeknipte hoeken van de lange zijstukken verbon-den.
Kleederklopper.
Haakwerk. Afbeelding No. 31 en 32. Dik touw, grijs gedraaid garen, rood soutache,
spaansch riet.
De genoemde afbeeldingen zijn op eene verkleinde schaal voorgesteld, en boven-
dien van het hand-
vatsel slechts het
bovenste en on-
derste gedeelte.
Het gedeelte van
het mo-
del dat
voor het kloppen
moet die-nen, heeft ongeveer 20 duim lengte, 14 d. breedte in door-
snede en is uit touw met grijs garen over-haakt, en dan in el-kander gestrengeld, sa-mengesteld. Om het te vervaardigen, worden 6 gedeelten touw ver-eischt, twee einden moeten elk 91 d., twee elk 106 d., twee elk 158 d. lang wezen. Van elke twee gedeel-ten touw van gelijke lengte (aan het begin en einde worden zij 21 d. lang niet over-haakt) wordt eerst het eene met v. st. bedekt en hierop, terwijl men gedurig door den ge-heelen steek steekt, 1 toer v. st. gewerkt,
waarbij het tweede gedeelte touw van gelijke lengte voor inleggen moet dienen. Opdat evenwel de hierdoor
verkregen band in den 2. toer groo-
ter omvang heb-ben, en later bij het ineenstrenge-len zonder eenige moeite vlak gelegd
zou kunnen worden, meerdert men in elken 8. st. 1 st. Als op deze wijze de gedeelten touw zijn ver-bonden, dan begint het in elkander strengelen; het langste gedeelte is voor den bovensten slinger, van het aanzetten van het handvatsel af, naar de rech-ter zijde bestemd, het tweede langste gedeelte daarentegen is dat, hetwelk den naar boven loopen-den strengel vormt, en eindelijk op de verkeerde zijde, langs het midden, weder tot het handvatsel terug keert; hierna behoeft de ligging van het derde gedeelte niet verder uiteengezet te worden. Als nu alle in elkander gestrengelde gedeelten aan de kruispunten zorgvuldig aan elkander zijn ge-naaid, dan vervaardigt men van de einden touw die niet overhaakt zijn en door bijvoeging van een spaansch riet het handvatsel dat 21 d. lengte heeft. Dit ingelegde riet moet 28 d. lang wezen en wordt met het eene einde dat een weinig wordt afgespitst 7 d. hoog tusschen de dubbele laag van de middel-ste strengels geschoven en aldaar zorgvuldig beves-tigd. De einden van het touw worden in eene lood-rechte richting hier omheen geschikt, dan volgens aanwijzing van de afb. met rood soutache, ge-deeltelijk doorvlochten, deels omwonden; men moet nu aan den onderrand nog het handvatsel, onder afb. No. 32 voorgesteld, 9 d. lang, uit einden touw met grijs garen overgehaakt en met soutache om-wonden, aanbrengen, en de gezamenlijke deelen vooral zorgvuldig bevestigen.
weegbare staaf, met koord aan een stan-der, door afb. No. 28 voorgesteld wor-den vastgemaakt. Het patroon afb. No. 29 voor het bor-duurwerk, moet in de breedte met be-hulp der afb. No. 26, en in de hoogte volgens aanwijzing van de letters door-geteekend, en aldus tot een geheel ge-vormd, op de grond-stof (groen laken)
worden overge-
bracht. Men knipt al de figuren van het patr. Van zwart laken, en appli-queert ze langs de omtrekken met witte zijde met festonneer-steken op de grond-stof; de lijnen bin-nen in de figuren worden met steel- of stiksteken van witte zijde weerge-ven. Nadat de grondstof van de banier op deze wijze is versierd, voorziet men haar met een stuk carton er tus-schen met een zwart taffen voering en naait de bovenstof en de voering langs den buitenrand tegen el-kaar. Om den bo-venrand en langs de zijkanten van de ba-
nier legt men een dik zwart en groen zijden koord, dan onderrand versiert men
met een gedraaide zijden franje 14 d. breed van dezelfde kleur als het koord.
Lucifersbakje in den vorm van een
kruiwagen.
Afb. No. 30. Carton, blauw fluweel, blauw cachemir, sta-
len kralen, witte
koordzijde, dun
ijzerdraad, schuur-
papier.
Dit kruiwagen-tje, bestemd voor lucifersbakje, is ge-makkelijk na te maken. Het bestaat uit stukjes carton, met blauw fluweel bekleed, aan de buitenzijde kruis-gewijze met zijden draden overspan-nen en met figuren van opgenaaide sta-len kralen versierd. De as waaromheen zich het wieltje draait, is van ver-schillende reepjes fijn ijzerdraad ge-vormd en daarna
met aangeregen
stalen kralen om-woeld. De achter-ste dwarszijde die even als de buiten-zijde van den bo-dem met blauw ca-chemir is bekleed, als ook de dwars-
zijde aan den voorkant, zijn met donkerbruin schuurpapier bedekt. Bij het ver-
vaardigen van het kruiwagentje moet men drie stukjes carton knip-
pen en wel de beide lange zijstukken elk 17 ½ d. lang en 4 d. hoog en den bodem, die met de
beide dwarszijden aaneen wordt gesneden. Voor het laatstgenoemde gedeelte heeft men een vier-kant stuk carton 15 d. lang en 4 ½ d. breed noo-dig, waarin men voor de zijwanden, 4 d. van
het eene, 4 ½ d. van het andere eind af, tot op
de helft van de dikte eene insnijding maakt, en dan deze aldus afgedeelde stukken naar de hoogte ombuigt. Het laagste gedeelte vormt den voorsten loodrechten, het hoogste gedeelte den achtersten schuinen dwarskant. De lange zijden moeten zoo-danig worden geknipt, dat zij juist den vorm van de eenigszins verkleinde afbeelding verkrijgen. Daarna bekleedt men ze aan beide zijden met blauw fluweel, dit moet aan den bovenrand van elke lange zijde worden omgevouwen; aan de ove-rige buitenranden worden de beide gedeelten van de stof met overhandsche steken aan elkaar ge-naaid; elk gedeelte voor de buitenzijde van het lange zijstuk bestemd, moet echter vooraf met witte zijde en kralen worden versierd. Het carton voor de dwarskanten en den bodem, wordt op de binnenzijde van den bodem en van den voorsten dwarskant met blauw fluweel, voor het overige met blauw cachemir bekleed en dan aan de lange zijden aan elkaar genaaid. Eindelijk versiert men de laatsten in de rondte, den voorsten dwarsrand alleen van boven, volgens de afbeelding met schuine steken met kralen, (5 stalen kralen in 1 steek),
en plakt er, zooals wij vroeger hebben vermeld, het schuurpapier op. Nu vervaardigt men de as voor het wieltje van 6 tot 8 einden dun ijzer-
e
rb
rekenen die aan de einden van de as worden gebogen, om haar later aan den wagen te kunnen vastmaken. De aldus vervaardigde as wordt nu met stalen kralen, op een draad blauwe zijde geregen omwoeld. Een achtvoudig eind ijzerdraad even als de as met kralen omwoeld, vormt den hoepel van het wieltje; deze heeft 5 d. in doorsnede. De spaken worden gevormd door 8 reepjes ijzerdraad met aangeregen stalen kralen, die op regelmatige afstanden aan den buitensten ring van het wiel bevestigd, in het midden aan elkaar sluiten en hier aan de as worden vastgemaakt. Eindelijk wordt de as aan de voorste puntig bijgeknipte hoeken van de lange zijstukken verbonden.
No. 23. Geborduurde rand aan gordijnen, dekens, lambrequins enz.
No. 24. Gebreide slobkous met knie-
warmer voor kinderen van 3-5 jaar.
No. 28. Stander voor een
vuurscherm.
No. 27. Vuurscherm. Achterzijde.
No. 25. Kleedje van wasdoek.
No. 26. Vuurscherm. Voorzijde.