eene, dan op de andere zijde van het op-zetsel gehaakt wordt, met elken kett. 1 opzetsteek overslaat; in de volgende toeren haakt men gedurig de v. st. om de kett. van den vorigen toer (zie afb. No. 6). In de 6 eerste toeren meerdert men naar ver-eischte aan de dwarszijden van het werk, zoodat met deze 6 toeren de voltooide bo-dem een omvang van 16 d. verkregen heeft; in de 22 volgende toeren voor den rand van den korf, die naar boven langzaam wijder wordt, meerdert men niet meer op de twee genoemde plaatsen, maar in re-gelmatige tusschenruimten, zoodat de bo-venste wijdte van den korf 22 d. bedraagt. Op de 17 laatste steken van den 22. toer haakt men gedurig heen en weder 23 toe-ren voor den rug van den korf, waarbij
men aan het einde van elken toer den stroorand zoodanig keert, dat de rechte zijde hiervan gedurig aan de voorzijde van den korf komt. Daarna wordt de rand en
de bodem van den korf met een rand van dubbel ijzerdraad, met witte wol omwoeld omgeven; van een eind ijzerdraad aan den rand van den bodem aangebracht, worden gelijktijdig de beide voorste pootjes van
den korf elk 1 d. hoog gebogen. Aan de achterzijde van den korf worden aan de beide lange zijden van boven van den rug tot aan den bodem, twee stijltjes van ijzer-draad bevestigd, die, aan beide einden elk in een lus (poot) uit- gaan en insgelijks met wol omwoeld, van boven door een dwarsstokje 6 d. lang verbonden zijn. Eindelijk versiert men den korf volgens de afb. met een randje van 3 einden stroo gevlochten, vormt van zoo-danigen rand ook de beide beugels van den korf, elk ter lengte van 20 d., die aan de beide over elkan-der komende lussen van ijzerdraad bevestigd worden, en brengt ein-delijk strikken van groen taffen
lint ter versiering aan.
Gebreid overtrek voor een
waterflesch om de voeten
in bed warm te houden.
Afb. No. 7. 5 lood witte breiwol.
Ons model van witte wol ge-breid, wordt om de flesch goed
warm te houden, met eene voering voor-zien. Het buitenste werk is volgens het patroon van de afbeelding, de voering daarentegen geheel recht gebreid. Ter ver-vaardiging van den voetenwarmer, dien men aan den bovenrand begint, zet men met de dubbele wol 60 steken op en sluit deze tot eene ronding. Van elken steek van het opzetsel breit men nu met een enkelen draad 2 steken, namelijk 1 recht, 1 averecht,
zoodat na voltooiing van dezen toer het
getal steken 120 bedraagt. Nu volgen 33
toeren voor den rand, afwisselend 4 r., 4 aver. Hieraan sluit zich nu het volgende patroon: 1. toer. Afwisselend 6 r., 6 aver.
3.―7. toer. Als de 1. toer; doch men moet telkens den 1. van de 6 stek., die de figuur van het patroon vormen, bij elken toer 1 steek naar de linkerzijde vooruit laten sprin-
gen (zie de afbeelding).
Hiermede is het 1. patroon voltooid. Het 2. patroon, insgelijks uit 7 toeren bestaande, wordt weder afwisselend met 6 r., 6 aver. gewerkt, doch de 6 r. stek. moeten nu op de 6 aver. stek. van den vorigen toer ko-
men, ook heeft het verspringen van deze figuren in eene tegenovergestelde richting plaats, dus naar de rechterzijde. Deze beide patronen worden nog 11 maal herhaald. Bij de 9. herhaling van het tweede patroon-figuur begint men echter het werk aan beide zijden te minderen, hetgeen op de volgende wijze worden uitgevoerd: in de 3 eerste toe-ren breit men telkens de beide eerste ste-
ken van de 1. en 3. naald als 1 st. te zamen af, in de 3 volgende toeren worden telkens de beide laatste steken van de 2., alsook van de 4. naald te zamen gebreid (namelijk overhalen). Deze beide soorten van minderingen (elke 3 toeren) worden nog 4 maal aan elke zijde van het werk herhaald, dan kant men af, (telkens de beide tegen-over elkander liggende steken te gelijk), waardoor de voetenwarmer van onderen wordt afgesloten. De voering hiervoor be-stemd, wordt in overeenkomende vorm op
grove naalden gebreid.
Breipatroon.
Afb. No. 11.
Naarmate dit breipatroon, afb. No. 11, met fijner of grover grondstof wordt uit-gevoerd, kan het voor kousenbanden, kin-stemd, wordt in overeenkomende vorm op grove naalden gebreid.
No. 5. Horlogehanger in den vorm van een draag-
mand. Haakwerk. Verkleind.
No. 4. Bewerking van een blad.
Bij afb. No. 3.
No. 6. Bewerking van het haakwerk.
Bij afb. No. 5. Oorspr. grootte.
No. 7. Gebreide bedvoetenwarmer.
2 DE GRACIEUSE. [17 December 1866. 5e Jaargang.]
No. 3. Geborduurde rand. Nabootsing van de gobellins.