De Gracieuse 17 December 1866 | Page 11

[17 December 1866. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 11

Gehaakte mof en kraag voor kleine

meisjes.

Afbeelding. No. 56 en 57. Knippatr. van den kraag:

keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 58. 9 lood

grijze zephirwol, roode lustrine, watten, 2 ned.

el rood zijden koord, 6 chenille kwasten,

eene fijne haaknaald.

Deze beide modellen, mof en kraaf, zijn eene nabootsing van een gekrulden rand, met grijze wol met den lussensteek gehaakt, met een dun gewat-

teerde lustrine voering en chenille kwasten versierd.

Afbeelding No. 56. Mof.

Het haakwerd voor de mof voert men in de lengte in heen- en teruggaande toeren uit, en begint met een opzetsel van 63 steken.

hierop haakt men den

1. toer van den 1. patroontoer. In elken opzetsteek 1 lus,

die even als bij den tunischen haaksteek op de naald blijft.

2. toer. Na telkens 5 ket-

tingst. gehaakt te hebben werkt men 1 steek van de naald af. De volgende pa-

troontoeren worden op ge-lijke wijze vervaardigd, ter-wijl men in elken 1. toer van een patroontoer gedu-rig in de loodrechte lus

van den steek steekt, waar-door de kettingsteeklossen naar de verkeerde zijde van het werk komen, die later evenwel voor de rechte zij-

de moet dienen. Na vol-

tooiing van den 90. pa-

troontoer naait men op de verkeerde zijde de steken van den laatsten toer met de opzetsteken te zamen,

haalt daarna de zijeinden van de tot dusverre voltooide mof een wei-

nig in en verbindt haar aldaar met de lustrine voering, die met wat-

ten voorzien en een weinig nauwer als de gehaakte bekleeding moet wezen. Bij het uitvoeren van dezen naad, naait men tegelijkertijd een schuine strook lustrine van 3 d. breedte, tot op de helft toegevouwen mede in, die even als een zoom naar buiten uitsteekt en tot schuif

moet dienen. Het koord dat hier wordt doorgeregen, is aan de ein-

den met kwasten voorzien.

Afbeelding No. 57. Kraag.

Het fatsoen voor den kraag wordt door bovengenoemd knippatroon

fig. 58 (helft van den kraag) gege-ven, men begint hem aan den on-derrand van den rug met een op-zetsel van 18 ste-ken. Om den gege-ven vorm voor den kraag te ver-

krijgen, meerdert of mindert men aan het einde van

den toer al naarmate zulks wordt vereischt. Langs den buitenrand van den kraag haakt men in el-ken kantsteek 1 v. st., na elken

v. st. 4 kett. Daarna verkijgt

de kraag eene met watten door-

regen lustrine voering, voorts aan de pun-

ten aan den hals de koorden, die met kwas-

ten zijn voorzien.

Nieuwerwetsche stoelen.

Afbeelding No. 58―60.

Nog altijd wil men meubels

gaarne met borduurwerk ― met

den kruissteek of wel met

application ― versieren.

De afbeeldingen geven

het een en ander in dit

genre naar den nieuwsten smaak te zien. De stoel, afb. No. 58, bijzonder

geschikt in kamers voor heeren, bestaat

uit bamboes, de zitting is met donker brons-kleurig leder bekleed, in het midden met een breeden geborduurden rand versierd,

waarvoor zich afbeelding No. 36 op bladz. 200 van het vorige nummer een geschikt patroon bevindt, en in de rondte met een

dik bruin koord omgeven; van dit laatste is aan elken hoek

een rondte gevormd, waaruit in het midden een kwast afhangt. Hetzelfde koord, ruitsgewijze door elkaar gevlochten, en op elk

der kruispunten met een vlakken lederen knoop versierd, vult de rugleuning van den stoel; van onderen worden de ruiten volgens de afbeelding afgesloten met eene bruine franje met kwasten, terwijl eindelijk nog een afzonderlijke kwast aan den knop in het midden tusschen de kruisstijlen van den stoel is

aangebracht.

Afb. No. 59 stelt een tabouret voor met een voet van ge-

bronsd hout, met rijk beeldhouwwerk en een hoog gevuld kus-

sen, waarvan de oppervlakte geheel met borduurwerk naar het patroon afb. No. 61 is bekleed, terwijl de rechte buitenranden

uit een reep laken in de kleur van den fond van het borduur-

werk bestaan. De rand is wederom versierd met een dik koord

en afzonderlijke geappliqueerde figuren.

De stoel afb. No. 60 eindelijk bestaat uit gebruind eiken-

hout, de zitting en de rand zijn met blauw reps bekleed en

met figuren van blauw satijn geappliqueerd. Een bladvormig

garnituur van blauw satijn sluit den rand van onderen af.

Gestikte onderrok voor dames.

Afb. No. 62. Knippatroon, voorz. van het Supplem. No. I, Fig. 1―4.

Deze gewatteerde rok, met gee-

ren geknipt, is van zwart cache-

mir vervaardigd en met een veering van licht grijs cachemir voorzien. Ons model is met kettingsteken van witte zijde doorgenaaid, die aan den onderrand een zoom vormen, de fond echter met horizontale, evenwijdig loopende lijnen. De rok wordt aan een recht boord gezet

en van achteren in het midden met haken en oogen dichtgemaakt. Men knipt uit de genoemde bovenstof en voering naar fig. 1, een ge-

deelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, naar elk der fig.

24 twee gedeelten en verbindt zowel de bovenstof als de voering van de fig. 13 elk

afzonderlijk volgens de overeenstemmende cijfers. Hierna wordt het patroon, gedeel-

telijk op de knippatronen voorgeteekend, op de bovenstof overgebracht, en

dan de gewatteerde voering er onder gehecht. Nadat men nu deze dubbele laag stof van achteren in het midden van 5 tot 6 aan

elkaar heeft gevoegd, waarbij men het eene gedeelte van de voe-

ring niet meevat, maar er later zóó dat de inslagen bedekt zijn,

plat op zoomt, naait men aan den onderrand als ook aan de

split, de voering tegen de bovenstof. Als de rok tot dusverre is voltooid, dan wordt hij volgens aanwijzing op het patroon met ketting- en voorsteken doorgenaaid. In den bovenrand van den

rok legt men aan beide zijden van de split, door elk kruis op

punt te hechten 2 dubbele stolpplooien, en zet hem dan tusschen

de dubbele stof van een boord, met stijf gaas er tusschen en in de

rondte met een ingeregen koordje geboord. De onderrand van den rok

wordt met een dik wit en zwart zijden koord voorzien.

Gehaakte rozet.

Afb. No. 63.

Grof haak-

garen.

De rozet waarvan ge-

noemde af-

beelding de

helft aantoont, kan hetzij onder verschillende voorwer-pen, of voor een overtrek van een toiletkussen, ook wel voor antimacassers ge-

bezigd worden. In het laat-

ste geval voert men een getal rozetten naar

vereischte uit, naait ze in recht rijen ver-

zet of in eene gelijke volgorde aan elkander en vult de ontstane openingen tusschen de rozetten door kleine rozetten aan, waar-

voor het binnenste gedeelte van ons mo-

del, ongeveer tot aan den dichten

rand, zeer geschikt is.

Men begint de rozet in het mid-

den met een opzetsel van 6

steken, die tot eene ronding

gesloten worden, en haakt

steeds in afgesloten toe-

ren voort; men moet daar, waar de toer met 1 st. (stokje) begint, in plaats hiervan 2 of 3 ketting-

steken haken. ― 1. toer. * 1 v. st. in

den opzetsteek, 13 kett. Van * af nog 3

maal herhalen.

2. toer. 1 v. st. in elken v. st. van den

vorigen toer en tegelijk in den opzetsteek, 1 v. st. in elken

kettingsteek.

3. toer. * 4 elk door 3 kettingsteken gescheiden st. in den middelsten steek van het eerste blad, dit vormt eene stokjes-

figuur, dan 3 kett., 1 dubb. st. in den volgenden v. st. van den

No. 59.

No. 60.

No. 57. Gehaakte kraag voor kleine

meisjes. Knippatr. keerz. v. h.

Supplem. No. XIII, Fig. 58.

No. 55. Gebreide

handschoen voor

kinderen van

13 jaar.

No. 56. Gehaakte mof voor

kleine meisjes.

No. 58.

No. 5860. Moderne

stoelen.

Verklaring der teekens: donkergroen, eerste (donkerste), tweede, derde,

vierde, vijfde reebruin (de laatste zijde), zwart.

No. 61. Tapisserie-patroon voor een tabouret, kussens enz. Ook voor afb. No. 59.