De Gracieuse 17 August 1866 | Page 8

zwart wollen veterband gegarneerd, en met zwarte kogelvormige knoopen dicht gemaakt.

Bij het vervaardigen van de slopkous, knipt men naar Fig. 37 (de stof schuin genomen) uit piqué voor de bovenstof en van shirting voor de voering, van elk twee gedeelten, naar

Fig. 38 uit bovenstof en voering van elk een stuk. Op een der gedeelten bovenstof

naar Fig. 37 geknipt, wordt het patroon overgeteekend en dan met soutache uitge-

voerd. Als de beide gedeelten der boven-stof met de voering zijn voorzien, dan

worden zij van achteren aan de lange zijde

met een achtersteeknaad aan elkaar gezet,

waarbij men een gedeelte voering niet me-devat, maar er later, zóó dat de inslagen bedekt zijn op vastzoomt. Nu worden de twee reepen voor de knoopsgaten naar

Fig. 38 geknipt, aan de lange zijde die den buitenrand vormt aan elkaar genaaid,

men maakt er met wit garen de knoopsgaten, op de knippatronen voorge-

teekend in en zet hierna met een stiksteeknaad de bovenstof van het binnenste

gedeelte van de slopkous aan dat van den reep voor de knoopsgaten. De voe-

ring van de beide gedeelten wordt met een zoomnaad met elkaar verbonden.

Nu eerst voert men zooals dit gedeeltelijk op Fig. 38 is voorgeteekend het

garnituur van soutache uit, daarna worden op het buitenste gedeelte van de

slopkous in overeenstemming met de knoopsgaten de knoopen gezet. voor den

sous-pied neemt men een dubbelen reep

der stof 3½ d. breed en 10 d. lang en hecht

hem volgens aanwijzing op de afbeelding, aan de slopkous. Twee kleine kwasten,

welke even als die in het laatste nummer

van de Gracieuse blz. 145 beschreven is,

worden vervaardigd, voltooien het smaak-

volle garnituur van de slopkous.

Stijfselzakje.

Breiwerk. Afb. No. 36. Wit katoen, tus-

schenbeide van dikte.

Hoezeer wij ons beijveren onzen abonnées niet slechts artikelen van

weelde maar ook practische voorwerpen, die in het huishouden onontbeerlijk zijn te leveren,

daarvan strekt het stijfselzakje onder No. 36 afge-

beeld weder ten bewijze. Het is van wit katoen ge-

breid, en alzoo zonder naad, en verdient daarom

boven een genaaid zakje de voorkeur. Men moet

echter niet al te los breien, opdat het zakje goed

aan zijne bestemming zou kunnen beantwoorden.

Wij laten het geheel aan den persoonlijken smaak over, of men het geheel recht of

met figuren wil breien. Ons model heeft een patroon; dit bestaat uit 6 loodrecht loo-

pende gladde strepen, die tot aan de punt reiken en daar tusschen in een doorloopend patroon, het zooge-

naamde gebroken stokje. Om den bovenrand van het zakje loopt eene gebreide kant, de twee rijen verzette

stokjes die zich daaronder bevinden, dienen om er een koord doorheen te steken. Men

begint voor de kant 198 st. (steken) op te zetten en breit daarop in de rondte den:

1sten toer van de kant. * 1 r. (1 steek rechts), omsl. (omslaan), 1 r., omsl.; 1 r., afh. (afhalen), 2 r. te zamen breien, den afgehaalden steek er overhalen ― waardoor

men 2 st. mindert ― 1 r. van * tot aan het einde van den toer. ― 2de toer. Geheel

rechts, den omgeslagen draad van den vorigen toer

als 1 st. breien. Nadat deze beide toeren nog 4 maal

herhaald zijn, heeft de kant de genoegzame breedte

verkregen. Nu volgen 3 toeren (averechts). In den

eersten dezer toeren moet men het getal steken,

door twee te meerderen tot op 200 brengen ―

1 toer r., verder den eersten toer gaatjes die

op de volgende wijze gebreid wordt: voort-

durend telkens 4 r., omsl. minderen (2 st.

bij elkaar breien). Hierop 3 toeren r., dan

weder eene rij gaatjes; men moet echter

zorgen dat de gaatjes verzet onder de

eerste komen. Verder 2 toeren r., 3 toer aver., 2 toer r. ― in den laatsten moeten uithoofde van het patroon 2

st. geminderd worden. ― Hiermede

is de rand voltooid en nu begint het

patroon van het zakje.

1ste toer van den zak. * 3 r. (voor

de gladde streep) daarna voor het pa-

troon: driemaal 6 aver., 2 r., weder 6

aver. Van * herhalen tot aan het einde

van den toer.

2de toer. Als de eerste toer.

3de en 4de toer. Geheel recht.

5de en 6de toer. * 3 r., 2 aver., 2 r.,

3 maal 6 aver., 2 r., weder 6 aver. Van

* in de rondte herhalen. Hierdoor is

het patroon verzet gevormd.

7de en 8ste toer geheel recht. Men

herhaalt nu den 1sten tot den 8sten toer nog 25 maal, men moet echter

al voortwerkende minderen om den

puntigen vorm van den zak te ver-

krijgen; dit minderen heeft na elke 20 toeren aan beide zijden van elke recht gebreide streep plaats. Het komt in de geheele lengte van den zak 10

maal voor, daarna mindert men in el-

ken 2den toer aan beide zijden van elke streep, tot er eindelijk nog slechts 6

steken overblijven. Nadat men deze op

de bekende wijze heeft afgekant, steekt

men twee gehaakte koorden (ketting-

steken) elk 56 d. lang door de rijen

gaatjes en versiert de verbonden eindpunten van het koord volgens de afbeelding met

een wit katoenen kwast.

154 DE GRACIEUSE. [17 Augustus 1866. 4e Jaargang.]

echter met koordzijde in sterksprekende kleuren op uitgevoerd. de arabesken (zie de afbeel-

ding) zijn met blauwe, de ruit in het midden en de ster met ponceau zijde, gedeeltelijk met den

kettingsteek, gedeeltelijk met den point russe geborduurd; het traliewerk en de kruisste-

ken op de verbindingspunten van de af-

zonderlijke draden zijn met goudgele, de

kruissteken en de ruiten daarentegen, als

ook de omtrek van het figuur met den ket-

tingsteek met paarse zijde gewerkt. Aan

de smalle randen aan de beide buitenkanten komen zelfde kleuren voor. Het spreekt van zelf dat men zich aan deze kleuren niet behoeft te houden, en zij naar de grondstof van het voorwerp dat men er

mede versieren wil, of naar den persoon-

lijken smaak veranderd kunnen worden.

Deze fraaie en sierlijk bewerkte rand in oostersch borduurwerk, zal voorzeker door

iedereen vervaardigd kunnen worden.

Algemeene aanmerkingen ten opzichte der

knippatronen.

Wanneer wij ons ten doel stellen door het Supplement al onze abonnées,

ook die nog niet in het knippen geoefend zijn, de gelegenheid te verschaffen

zelve hare kleederen te vervaardigen, en door veel te geven, aan elk-een

iets te brengen, dan moeten wij in de eerste plaats zorgen, dat de dames zich niet radeloos van dien doolhof van lijnen

en verschillende teekens afwenden. Wij

willen haar daarom met de navolgende aanmerkingen een zekeren leidraad geven.

Het overnemen der knippa-

tronen van het Supplement.

1) Ten einde den omtrek van elk afzon-

derlijk gedeelte gemakkelijk te kunnen volgen, niettegenstaande de lijnen van de

andere knippatronen die elkaar kruisen en over elkander liggen, ge-

bruiken wij voor elken omtrek een verschillend

teeken, die allen op elk Supplement bij de beschrij-ving der knippatronen worden opgegeven. Op

deze wijze kan men het eene patroon zeer gemak-

kelijk van het andere onderscheiden.

2) Wanneer men de patronen uit het blad

knipte, dan zouden de overige patronen bescha-

digd worden, men moet ze dus copieëren. Men kan dit op gaas, of op door-

schijnend papier zeer eenvoudig met een potlood of met rood krijt doen, maar op niet doorschijnend door middel van het copieermachinetje, waarvan wij op het

Supplement het model en op bladz. 152 in dit nummer de beschrijving geven.

3) De knippatronen die te groot zijn voor het Supplement, worden met een of met meer omslagen uitge-

teekend. De lijn die de vouw van het omslag aangeeft bestaat even als die voor het midden van

het patroon uit kleine streepje, wij wijzen dit echter woordelijk aan. De zekerste en eenvou-

digste manier is, om het omslag afzonderlijk over te nemen en dan aan het geheel te hechten.

Het knippen van de stof.

4) Bij niet een der knippatronen is op een inslag voor de naden gerekend.

5) Bij die gedeelten waarvoor wij slechts de

helft van het knippatroon geven, is de lijn die het midden aanduidt, en waar langs de stof niet wordt doorgeknipt door kleine streepjes (- - - -) aangegeven. Bij het knippen vouwt men de stof

recht langs den draad toe, en legt er de middel-

lijn van het patroon langs, waardoor men een stuk aaneen gesneden, dus den geheelen vorm verkrijgt. Als de stof schuin genomen moet worden, dan vermelden wij dit uitdrukke-

lijk bij de beschrijving.

Beschijving van de parijsche

modeplaat.

Toilet op badplaatsen. Hoed van

rijststroo; de randen à la grecque uitge-tand, zijn omgeven met een smal lintje dat er à cheval op is gelegd en met eene zwarte een weinig ingerimpelde kant. De hoed is van voren, tusschen de holten door de kant ge-

vormd, gegarneerd met madeliefjes, bovenop met korenbloemen. Een breed wit lint met gekleurde randen is op den hoed gelegd, en loopt, na eerst een paar keeren te zijn omgedraaid

in strikbanden uit.

Het costuum bestaat uit een fantasiestof. De

paletot, zeer weinig sluitend is in punten uitge-sneden. De zeer korte rok, van voren zonder plooien is even als de paletot mede in punten uitgeknipt. ― Tweede rok van dezelfde stof, ein-

digende in een volant, waarop de punten van het

kleedje neervallen. De paletot is gegarneerd met

een agrement met gitten, onder de punten loopen

eene rij kralen en gitten grelots. Tusschen elke

twee punten een geborduurd figuur benevens

eenige rijen geborduurde moezen. ― Het

kleedje is op dezelfde wijze versierd, en

heeft tusschen elke punt een gebor-

duurd figuur. ― De rok is effen.

Wandeltoilet in de stad.

Stroohoed met kralen gegar-

neerd, van voren, op zijde

en van achteren een weinig

ingebogen; de rand van het

stroo is met een smal agré-

mentje met kralen en gitten omzet en eindigt in eene volle krippen ruche.

Eene barbe van point d’Alençon, die op de taffen strikbanden neerhangt,

is boven op den hoed gelegd, en hierop aan de eene zijde een bouquet ro-

zen vastgehecht.

Costuum van taf

met dentelle

d’Irlande gegar-

neerd. De tamelijk lange rotonde loopt van achteren aan elke zijde in twee punten uit, zij is met

witte taf geboord.

De rok met gee-

ren, van voren ge-

heel glad, is zonder plooien aan de cein-

tuur gezet. Glad lijf en gladde mouwen.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 28. Kraag van piqué voor kinderen van

2―6 jaar. Knippatr. keerz. van het Suppl.

No. XIV, Fig. 45.

No. 33. Gedeelte van een gehaakt koord, voor fijn

linnengoed. Oorspronkelijke grootte.

No. 36. Stijfselzakje. Breiwerk.

No. 30. Keukenschort. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XII, Fig. 43.

No. 31. Pelerine met een ceintuur

voor meisjes van 8―10 jaar. Voor-

zijde. Knippatr. keerz. v. h. Suppl.

No. VIII, Fig. 35 en 36.

Rand in

oostersch

borduurwerk.

Afb. No. 37.

De rand waarvan

wij met No. 37 het patroon geven, zal als garnituur aan mandjes en étagè-

ren als ook aan ver-

schillende kleeding-

stukken een fraai ef-

fect maken. De grondstof van ons model bestaat uit wit cachemir, het borduurwerk is er

No. 34. Zakje voor klampen. Knip- en bor-

duurpatr. keerz. v. h. Suppl. No. XIII, Fig. 44.

No. 29. Kraag van entre-deux v. kinderen

van 4―6 jaar. Knippatr. keerz. van het

Supplem. No. XV, Fig. 46.

No. 32. Pelerine met een ceintuur

voor meisjes van 8―10 jaar.

Achterzijde.

No. 35. Slopkous voor kinderen van 4―5 jaar. Knippatr.

keerz. van het Supplem. No. IX, Fig. 37 en 38.

No. 37. Rand in oostersch borduurwerk.