Fig. 3. Wandelcostuum. Kleedje met schoot van zilvergrijze
taf. De schoot is met wit lustrine gevoerd, en volgens de afbeel-
ding met oploopende patten van witte guipure kant gegarneerd.
De Fig. 9―11, geven het fatsoen van den schoot. Bij het ver-
vaardigen met men dus naar elk der Fig. 9, 10 en 11 twee ge-
lijke gedeelten uit bovenstof en voering knoppen, verder de twee gedeelten van Fig. 11 van achteren langs het midden, daarna de overige stukken, volgens de overeenstemmende cijfers aan een zet-
ten, voering en bovenstof langs den buitenrand tegen elkaar naaien en hem dan tusschen de dubbele stof van een recht boord ongeveer 5 d. breed zetten, dat van voren dichtgemaakt en aldaar met een
rozet van guipure kant versierd wordt. De kant aan ons model is 2½
d. breed en elke patte daaruit gevormd, langs de rechte randen van
de kant tegen elkaar gekeerd met kralen versierd.
Patte van knoopwerk, ter versiering van
ceinturen, enz.
Afbeelding No. 9 en 10.
Voor het bovengenoemde gebruik van deze patte geeft de beschrijving van de ceintuur eene nadere verkla-
ring. Aan ons model is de fond van
de patte met zwart, de buitenste
rand met wit zijden guimpe gewerkt. Bij de uitvoering van den rond werkt men gedurig de knoopen bij den rand
No. 5 genoemd in verzet liggende rijen,
men begint hiervoor aan de boven
punt van den fond met 2 ein-
den guimpe, waarvan men elk tot 2 einden van gelijke lengte dubbel legt, zoo-
dat men in het geheel 4 einden heeft. Twee van deze (van elk gedeelte een)
neemt men voor het inleggen, de beide andere voor het knoopen en laat,
zooals op de afbeelding zichtbaar is boven den knoop van elk gedeelte
eene lus staan. Voor de tweede rij knoopen legt men op dezelfde wijze
aan beide zijden een gedeelte (2 einden) aan, verdeelt de 4 einden
van den eersten knoop naar beide zijden en maakt nu op dezelfde
wijze twee knoopen, in de 3de rij drie, in de 4de rij vier knoo-
pen; dan mindert men volgens aanwijzing van de afbeelding aan
beide zijden weder af, terwijl men hiervoor telkens 2 draden weg-
laat, die later bij het werken van den rand vast ingeknoopt en afge-
knipt worden. Deze rand bestaat uit de beide rijen lussen van eene
helft van den rand No. 6 en zal met behulp van de afbeelding in
oorspronkelijke grootte gegeven, gemakkelijk te vervaardigen zijn. Einde-
lijk versiert men de patte in het midden met eenige kleine rozetten van
rijen franje, die naar afb. No. 10 met twee kleuren van filozelle zijde
gewerkt, vervaardigd worden, daar men deze door er een draad in te leg-
gen den vorm van afbeelding No. 9 geeft.
Canesou “Ilse.”
Afbeelding No. 11. Knippatr. voorzijde v. h. Supp. No. II, Fig. 4―8.
Twee smalle gekleurde taffen linten, die van onderen van den rug af bijna
Afbeelding No. 7. Deze rand, kan van onderen aan de punten
met grelots van glas of passementwerk, of ook met afzonderlijke ronde kralen versierd worden. Men voert eerst met dubbele guimpe eene rij knoopen (de onderste punten van den rand) uit, daar men voor elken knoop het dubbele guimpe in 2 lussen ― de eene wa-
terpas, de andere loodrecht ― legt, zoodanig als de afbeelding het aan den laatsten ondersten knoop aan de rechterhand aantoont, waarna het dubbele guimpe in dezelfde richting op genoemde plaats van de afbeelding door dunne lijnen voorgesteld, weder door de lussen wordt gestoken. Daarna haalt men een enkel guimp in
naast elkander zijnde lussen door den bovensten rechten rand van
de rij knoopen en verbindt deze rij lussen door eene 2de kleinere;
de afbeelding toont eenige van deze kleine lussen door eene gestipte
lijn aan. Als men kralen of grelots wenscht aan te brengen, dan wordt
er bij de uitvoering van elken knoop een op het dubbele guimpe geregen en in het midden van de loodrechte lus geschoven, zoodat de kraal
of de grelot aan de onderste spits van elke punt komt.
Beschrijving van de mode-
plaat.
Afb. No. 8. Knippatr. voor de ceintuur voor Fig. 1. voorzijde v. h. Supplement
No. VI, Fig. 25―27. Knippatroon
van den schoot voor Fig. 3, voorzijde van h. Supplem. No. III, Fig. 9―11.
Fig. 1. Zomercostuum voor
een jong meisje. Wit neteldoeksch
kleedje, met fijn groene strepen.
Epauletten en breed ceintuur van
lichtgroene taf, de laatste met 4 lange gespleten écharpes, die met een ronden
kristallen knoop zijn vastgehecht. Van voren is de punt versierd met eene patte
van zijden guimpe geknoopt, zie afb. No. 9 en de daarbij behoorende beschrij-
ving, om den buitenrand van de ceintuur en van de echarpes is een rand
op dezelfde wijze als afb. No. 6 gezet, vervaardigd. Van beide geven wij
het fatsoen met Fig. 25―27. Bij het namaken van dit model moet
men uit bovenstof, stijf gaas en voering, (lustrine of iets dergelijks)
naar Fig. 25 een gedeelte aaneen langs de dunne lijn in het midden naar Fig. 26 twee gedeelten, naar Fig. 27, echter zonder stijf gaas,
vier gelijke gedeelten knoppen, de Fig. 25 en 26 worden op de be-
kende wijze van 49 tot 50 aan elkaar gezet waarna men tegen dezen
naad een dun baleintje hecht, vervolgens de bovenstof en de voering van
de ceintuur met stijf gaas er tusschen, langs den buitenrand tegen elkander
naait, en alsdan het bovengenoemde garnituur uitvoert. Onder de ge-
knoopte patte kan de stof worden weggeknipt. De echarpes moeten volgens
aanwijzing op Fig. 26 aan de ceintuur worden gehecht. Het aanzetten van
de echarpes kan men in plaats van de hierboven aangegeven kristallen knoo-
pen, bedekken met een soortgelijke rozet, maar iets grooter als op de
geknoopte patte voorkomt.
Fig. 2. Costuum voor een meisje van 8 jaar. Nauwtoeloopend
kleedje van wit en zwart gebloemd alpacca; het garnituur dat er volgens de
afbeelding op wordt gelegd, bestaat uit geweven zwart en wit breed, ― als
ook uit smal turksch zijden galon. Het kleedje wordt aan de voorzijde met
zwarte gesneden hoornen knoopen dichtgemaakt.
[17 Augustus 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 149
No. 6. Rand van knoopwerk als garnituur voor
kleedjes enz.
No. 8. Modeplaat.
Fig. 2. Costuum voor meisjes van 8 jaar.
Fig. 1. Zomercostuum voor een jonge meisje. Knippatr. van de cein-
tuur voorz. van het Supplem. No. VI, Fig. 25―27.
No. 5. Rand van knoopwerk als garnituur voor kleedjes enz.
No. 9. Patte van knoopwerk
der versiering van ceinturen
enz. Bij afb. No. 8, Fig. 1.
No. 10. Bewerking van de
rozet v. de patte. Bij afb. No. 8.
No. 7. Rand van knoopwerk als garnituur voor
kleedjes enz.
Fig. 3. Wandelcostuum. Knippatr. van den schoot voorz. van het
Supplement No. III, Fig. 9―11.