Jaquette “à revers.”
Afb. No. 46. Knippatr. keerz. van het Supplement No. II, Fig. 5―9.
Ons model is uit donkerbruin cachemir vervaardigd, en met zwart zijden soutache en
een rand met zwarte grelots gegarneerd. Bij het vervaardigen knipt men uit de gekozen
stof en uit zwart lustrine voor voering naar Fig. 5 en 6 de beide voorstukken en zijpan-den, naar Fig. 7 den rug langs het midden aaneen. Voor de mouw knipt men naar Fig. 8 twee gedeelten en let hierbij op de afwijkende lijnen voor het uitsnijden van de onderste helft, en eindelijk naar Fig. 9 de beide revers voor de mouwen. Eerst legt men op de gedeelten bovenstof volgens de afb. het soutache, rijgt daarna de bovenstof op de voering
en naait in elk voorstuk de voorgeteekende plooi. Nu verbindt men volgens de overeen-
stemmende cijfers den rug zoodanig met de zijpanden en voorstukken, dat de afgeknipte
randen tusschen de voering en bo-
venstof liggen, en naait de beide
laatstgenoemden aan den bui-
tenrand van de jaquette tegen elkaar. Op de re-
vers van het voorstuk, volgens aanwijzing op
Fig. 5 langs de gepunte lijn omgeslagen,
wordt bovenop een lap cachemir naar den
vereischten vorm geknipt, gelegd. Men
verbindt de beide gedeelten van de
mouw, volgens de overeenstemmende cijfers, versiert den onderrand van de mouw, mede naar aanwijzing van de cij-fers met de revers, en zet haar dan met een ingeregen koordje er tusschen in het armsgat. Eindelijk wordt het tot dus-verre voltooide jaquetje op de wijze der
afb. met een rand met grelots versierd.
Jaquette voor meisjes van 13―15 jaar.
Afb. No. 47 en 48. Knippatr. keerzijde van het Supplement No. III, Fig. 10―15.
Dit jaquetje zonder mouwen is uit blauw cotton silk vervaardigd en
om de buitenranden met kralen grelots versierd; het krijgt een zeer eigenaar-dig voorkomen door het garnituur op den rug, dat uit twee patten, kruise-lings over elkaar liggende bestaat. Als men het echter eenvoudiger wenscht
te nemen, dan kan men de patten weglaten, zonder aan de sierlijkheid schade te doen. ― Men knipt uit de gekozen stof en zwart lustrine voor voering naar
Fig. 10 en 11 de beide voorstukken en zijpanden, naar Fig. 12 den rug langs het midden aaneen, naar elk der Fig. 13, 14 en 15 twee gedeelten voor de epauletten en de patten op den rug. Als al deze gedeelten zijn geknipt, dan rijgt men de bovenstof op de voering, voert in elk der voorstukken de voorgeteekende borstplooi uit, en verbindt ze volgens de overeenstemmende cijfers met de zijpanden en den rug. Bij het aaneen voegen van de laatsten moet men tevens de patte voor den rug medevatten, waarvan vooraf de bovenstof en de voering tegen elkaar worden ge-naaid. Bij al de buitenranden van de jaquette worden de dubbele randen van de stof zoodanig met elkaar verbon-den, dat de inslagen van de naden, tusschen de voering en de bovenstof liggen. Dit geschiedt ook met de epaulet-ten, die volgens de overeenstemmende cijfers in het arms-gat worden gezet. Eindelijk zet men in de rondte om de jaquette, die met haken en gefestonneerde lussen wordt
dichtgemaakt den rand met grelots.
Négligékleedje “Altesse.”
Afb. No. 49. Knipp. keerz. v. h. Supp. No. I, Fig. 1―4.
Aan vele van onze lezeressen zal dit négligékleedje afb.
No. 49 welkom zijn. Het is met geeren gesneden, de rok en de
taille aaneen, de voorstukken blijven glad, terwijl in den rug diepe
plooien zijn gelegd, die van het uitsnijdsel van den hals af naar onde-
ren los uitloopen. Men kan over dit kleedje een ceintuur of naar verkie-
zing een dik koord met kwasten om de taille dragen. Ons model bestaat uit
grijs flanel, met reepen paars flanel 7 d. breed op de wijze der afb. gegar-
neerd. Wij hebben het knippatroon van den rug en van de voorstukken niet in de volle lengte kunnen
geven, men moet dus in de richting van de omtrekken aan den buitenkant, doorknippen tot dat men
de noodige lengte heeft; daarna moet de onderrand van het kleedje 480 d. wijd zijn. Nadat men de
teekens voor de plooien, ook op de andere helft heeft overgebracht, legt men de plooien in den
rug, door elk kruis op het punt, met hetzelfde cijfer geteekend, te hechten. Hierna wordt de
rug met de voorstukken op den schouder met een ingeregen koordje er tusschen, van 3 tot
4, verder onder den arm van 1 tot aan den rand van onderen verbonden. Aldaar legt
men tegen het kleedje een reep der bovenstof, verbindt het uitsnijdsel van den hals
met den kraag, die uit eene dubbele laag der bovenstof vervaardigd en er opstaande
aan gezet wordt. De beide gedeelten van de mouw naar Fig. 4 geknipt, worden
van 7 tot 8 en van 9 tot 10 aan elkaar genaaid, men voorziet den onderrand
van de mouw aan de binnenzijde met een reep taf 5 d. breed en zet haar zoo
dat 10 op 10 van het voorstuk valt in het armsgat. Het garnituur moet
volgens de afbeelding en de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatro-
nen op het négligékleedje worden gelegd.
Gehaakte kant.
Afbeelding No. 50. Fijn garen.
[16 October 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 185
De 3de en 4de toer worden als de 1ste en 2de toer gewerkt, doch aan de andere zijde
van het opzetsel. De middelste rand van de kant is nu voltooid; daar de uitvoering hier-van zeer eenvoudig en uit de afbeelding duidelijk te zien is, willen wij slechts nog den 1sten toer van den rechten rand, voorts den 1sten toer van den bogenrand van de kant beschrijven. Beide toeren sluiten den rand in. ― 1ste toer van den rechten rand.
* 1 dubb. st. in den h. v. st. die zich tusschen de beide blaadjes bevindt (en elk uit 2 v. st. en 5 st. bestaan), 1 kett., 1 h. v. st. in de bovenste punt van den volgenden tak, 3 kett., 1 st. in den picot die zich aan de linkerzijde van denzelfden tak bevindt, 5 kett., 1
st. in den picot aan de rechterzijde van den volgenden tak, 3 kett., 1 v. st. in de punt van denzelfden tak, 1 kett. Van * af herhalen. ― 1ste toer van den bogenrand. * 1 v. st. in den h. v. st. die zich tusschen de beide volgende blaadjes bevindt, 5 kett., 1 v. st. in de punt van den volgenden tak, 9 kett., 1 v. st. in de punt van den daarop-
volgenden tak, 5 kett. Van * af
herhalen. ― Over de uitvoering
van de kruisstokjes die in den
3den toer van den bogenrand voorkomen (in el-
ken boog 3 kruisstokjes) leze men de be-
schrijving van afb. No. 61 op bladz.
177 in het vorige nummer gegeven.
Geborduurd overtrek
voor een hoofdkussen.
Afbeelding No. 51 en 52.
Aan vele onzer lezeressen zal voorzeker de wijze op afb. No. 51 voorgesteld zeer nieuw voorkomen,
waarop het overtrek niet aan den bui-tenrand, maar op een weinig afstand
van dezen, aan de verkeerde zijde door kleine knoopen gesloten wordt. Ons model van fijn linnen is op de
bovenste vlakte rondom aan den buitenrand en een weinig boven het midden met fransch borduurwerk ver-
sierd. Intusschen kan men, om moeite te besparen, ook alleen de eene of de andere van deze versieringen op de
afb. voorkomende nemen. In plaats van het vignet kan men ook het familie-
wapen of in elkander geslingerde naamcijfers kiezen; voor het borduurwerk, dat den buitenrand omgeeft, vindt men geschikte patronen op het Supple-ment van dit nummer. Een open tusschenzetsel rondom het overtrek ingezet zal het schoone hiervan verhoogen, en komt op een gekleurd tijk isngelijks
goed uit; het kan door brei- of haakwerk vervaardigd wor-
den; geschikte patronen voor het laatstgenoemde, geven wij onder afbeeld. No. 58 en 59. Verkiest men een ele-
ganter versiering, dan neemt men een kanten entre-deux.
Handschoenenpers.
Afb. No. 53―56. Knippatr. keerz. v. h. Supplement
No. XIII, Fig. 32. Carton, cerise en witte taf, cerise
en wit taffen lint 1 d. breed; fijne chenille in cerise
en groen, de laatste kleur in 4 nuancen, was- en
stalen kralen.
De handschoenenpers kan bij nieuwe handschoenen den
vorm bewaren en ze glad houden, en dezen aan gedragene
terug geven. Zij bestaat uit twee lankwerpige bladen car-ton, met taf overtrokken, die van binnen geparfumeerd, met banden 1 d. breed op elkaar geperst, de daar tusschen gelegde handschoenen niet slechts glad maken, maar ze met een aangenamen geur doortrekken. De buitenzijde van de bovenste laag is met een borduurwerk met chenille en kleine rozetten van lint, die bloemen nabootsen ver-sierd; om den buitenrand van de beide bladen carton, is
een ruche van smal lint gelegd.
Men knipt naar Fig. 32 4 gedeelten elk langs het mid-
den aaneen, uit niet te dik wit carton, verder vier stukken uit
taf ― 3 ged. uit cerise 1 uit lichtgrijze taf ― en rekent op 1 d.
voor de inslagen van de naden; met deze gedeelten taf wordt later
elke zijde van het carton overtrokken, de grijze taf is voor de boven-
zijde van het blad bestemd. Het laatste wordt volgens de afbeeldingen de
gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen op de volgende wijze versierd:
de bloemen die zich in het midden van den krans bevinden worden uit wit taffen lint vervaardigd, men
heeft voor elke bloem een stuk 5 d. lang noodig, aan den eenen langen kant wordt fijne chenille ge-
zet, de andere ingerimpeld. Door de plooien dicht in elkaar te schuiven krijgt het lint den vorm
van eene rozet. Elke kelk binnen in de bloem, wordt door een wasparel met stalen kralen er
omheen gevormd. Afb. No. 55 stelt dit duidelijk voor. Eer men echter de bloemen volgens
de afbeelding en de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen, op den grijzen fond be-
vestigt, moeten de blaadjes die er telkens tusschen in voorkomen en ook de rozeknop-
jes ter zijde van den krans, zie afb. No. 56 met chenille met den platten steek wor-
den uitgevoerd. Hierna versiert men drie der bovengenoemde gedeelten carton
met een dun kussentje watten en bekleedt twee op de gewatteerde zijde, met de
taf, voor de bovenste helft bestemd. De bekleeding van binnen, van het bo-
venste blad wordt naar afb. No. 54 met 4 rijen wit gefestonneerde insnij-
dingen voorzien. Nu verbindt men de beide gedeelten carton langs den
buitenrand met wijde festonneersteken van witte zijde, het spreekt
van zelf dat de bekleede gedeelten naar buiten vallen, en legt om
het bovenste blad eene ruche van het cerise taffen lint, met eene
rij waspaarlen. De gedeelten carton voor het onderste blad
bestemd, worden op dezelfde wijze met taf bekleed en in de
rondte op de binnenste gewatteerde zijde met eene ruche
van wit taffen lint omgeven. Om het bovenste met het
onderste blad te verbinden bedient men zich van 4
rood taffen linten elk 55 d. lang, die men volgens
de afb. No. 54 aan het onderste blad vast-
naait, en dan door de insnijdingen die zich
aan de binnenzijde van het bovenste vlak
bevinden, in eene tegenovergestelde
richting heensteekt.
Gehaakt garnituur voor kus-
sensloopen.
Afb. No. 58. Linnen
puntjes veterband, de
breedte volgens de afbeel-
ding; garen tusschen beide van
grofte.
Verklaring der teekens: zwart, eerste (donkerste), tweede, derde bruin, lichtgeel (zijde),
eerste (donkerste), tweede, derde kleur paars, eerste (donkerste), tweede, derde
grijs, wit (zijde), donker, licht groen (de laatste kleur zijde).
No. 57. Tapisseriepatroon voor een kussen.
No. 52. Geborduurd overtrek voor een hoofdkussen. Onderzijde.
No. 54. Handschoenenpers. Verkleind. Van binnen gezien. Bij afb. No. 53.
No. 50. Gehaakte kant.
No. 58. Gehaakt garnituur voor kussensloopen.
No. 51. Geborduurd overtrek voor een hoofdkussen. Bovenzijde.
No. 53. Handschoenenpers.
Verkleind. Van buiten gezien.
Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XIII, Fig. 32.
Men begint deze kant van het midden af, dat met
een opzetsel op de volgende wijze wordt uitgevoerd.
Opzetsel. Afwisselend 13 kett., 1 picot stokje,
voor het laatste werkt men 3 kett., 1 stokje in
den 1sten van deze 3 kett. ― 1ste toer. * 1
v. st. in den 1sten steek van het opzetsel,
7 kett., hiermede 5 opzetsteken over-
slaan, 1 st. in den daaropvolgenden
steek, nogmaals 7 kett., 5 steken over-
slaan, 1 v. st. in den daaropvolg. opzetsteek.
In het hierop volgende picotstokje werkt men:
1 v. st., 1 h. st., 1 st.,
1 dubb. st., 1 st., 1 h.
st., 1 v. st. Van * af her-
halen. ― 2de toer. * 1 h. v.
st. op den 1sten v. st. van den
vor. toer, op de 7 volgende kett.
haakt men 1 v. st., 5 st., 1 v. st., dan
1 h. v. st., op het volgende st., nog-
maals 1 v. st., 5 st., 1 v. st., op de 7 vol-
gende kett., 1 h. v. st. in den volgenden v.
st. Tot aan het midden van de volgende stokjes-
figuur 4 h. v. st., dan volgt de tak: 3 kett., 1 pic.
(dat is 3 kett., 1 h. v. st. in den eersten van deze 3
kett.), 4 kett. daarop terug en den laatsten hiervan over-
slaande, 3 h. v. st., 1 pic.,
3 h. v. st. in de 3 volgende
kett., een tweede tak, dan in den middelsten en de volgende steken van de stokjesfiguur in elk 1 h. v. st. Van * af herhal.
No. 59. Gehaakt garnituur voor kussensloopen.
Ter garneering van een overtrek
worden twee gehaakte gedeelten van
gelijke grootte vereischt, die met de rechte
randen rondom de beide helften van de stof
worden aangenaaid. Aan drie zijden van het
overtrek worden beide gehaakte gedeelten, met de
punten van de buitenranden een weinig over elkander
komende, verbonden, terwijl zij aan de vierde zijde met
knoopen en knoopsga-
ten worden voorzien,
waarmede het overtrek wordt dichtgemaakt. Men kan naar verkiezing de
knoopen rondom voortzet-
No. 55. Bloem voor
het borduurwerk op
de handschoenen-
pers. Bij afb. No. 53.
No. 56. Rozeknop v.
h. borduurwerk op
de hand-
schoen-
pers. Bij
afb. No.
53.