3de toer. 1 h. v. st., 1 v. st., 1 st.
in de 3 eerste steken van den vori-
gen toer, dan in elken steek 1 st. en
tusschen elke 3 st., 1 pic., een zoo-
danige moet ook juist op de punt van het blad komen, er worden om dit
uit te doen komen, voor en na dezen
picot 2 st. in 1 kett. van den vorigen toer gehaakt. De afsluiting van het
blad aan het ondereinde van de ader
is in omgekeerde wijze even als het
begin van dezen toer: 1 st., 1 v. st.,
1 h. v. st. Daarna werkt men 5 v.
st. op den hoofdsteel van den tak,
dan dezen met 1 h. v. st. overkrui-
sende werkt men weder een blad als het laatst beschrevene, dat aan de tegenovergestelde zijde van het eerste moet liggen, en eindelijk v.
st., in de nog overgeblevene opzet-
steken van den steel.
Om nu de kroon van de bloem te vormen, legt men den
draad weder op nieuw aan
en haakt 4 heen- en terug-gaande toeren als volgt:
1ste toer. 1 v. st. in den
picot aan de punt van het
bovenblad dat zich aan de
rechterzijde bevindt, na-
melijk die den kelk van de bloem vormen; dan 12
kett., 1 h. v. st. in den
4den picot (die aan de punt van het blad medegere-
kend), 1 h. v. st. in den
tegenoverliggenden picot
van het andere blad, 10 kett., daarop terug den laatsten steek overslaande: 1 v. st., 1 h. st., 2
st., 1 h. st., 1 v. st., waarmede men een van de
4 kleine blaadjes, die de stofdraden van de
bloem nabootsten, gevormd heeft, deze moeten
op de rechte zijde van het werk met de ver-
keerde zijde voorkomen. Nogmaals 1 v. st. in den tegenoverliggende steek op vier na den laatsten van de 12 kett. aan het begin van dezen
toer gehaakt, dan hierop voortwerkende 1 blaadje als het hiervoor beschrevene, men keert het werk om: 9 kett., 1 h. v. st. in de opening
tusschen de beide blaadjes, 7 kett., hierop terug, weder het werk om-
keeren 1 blaadje, voorts, een zoodanig op de 6 eerste van de 9 kett., nogmaals omkeerende 3 kett., 1 h. v. st. in de punt van het derde
blaadje, 3 kett., 1 h. v. st. in het vierde blaadje, 3 kett., 1 h. v. st. in
de punt van het tweede kelkblad. ― 2de toer. Men haakt v. st. over den
geheelen boog die uit kett. en v. st. bestaat.
3de toer. 9 kett., waarvan de 5 eerste als een groot st. gerekend wor-
den, * 1 steek overslaande 2 gr. st. (met 2 maal omslaan) in de 2 vol-
gende steken van den vor. toer, 5 kett. Van * af tot aan het einde van
den toer herhalen.
106 DE GRACIEUSE. [16 Mei 1866. 4e Jaargang.]
zetsel doorvlochten, samengesteld
en aan beide zijden door een zeer
smal kantje, (picots) afgesloten.
Bij het vervaardigen van dit en-
tre-deux dat naar verkiezing verbreed kan worden, hecht men
eerst de einden van stukjes fluwee-
len lint in de vereischte lengte ge-
knipt, niet al te dicht naast elkaar
en ook niet te strak liggende, op
een stuk carton, wasdoek of iets
dergelijks en vlecht er dan vol-
gens de afbeelding het tus-
schenzetsel door. Men neemt zwart
fluweelen lint of anders de kleur
van de stof, waarvoor men het
garnituur noodig heeft.
Het garnituur Afb. No.
41 bestaat uit sterren die in den
vorm van mozaïek in afzonderlijke
stralen zijn afgedeeld, met aange-regen krijtwitte kralen met den platten steek uitgevoerd, en met
zwarte kralen omgeven, welke
laatste ook elk der stralen van elkander scheiden. De ligging der steken in de
stralen wordt door de afbeelding aange-geven. De rij sterren wordt aan elken
langen kant afgesloten door een randje
zwarte en een randje krijtwitte kralen.
Men kan het garnituur hetzij op de stof
zelve uitvoeren (het is op zwart zeer in
de mode en komt er bijzonder goed op uit) of anders op een reep taf, die dan
later op de stof wordt genaaid.
Afb. No. 42. Eene ruche uit een reep
zwarte taf 4 d. breed gevormd, die aan de beide lange zijden is uitgepunt en waarin dan rozetplooien zijn gelegd,
(namelijk dubbe-le plooien, waar-
van elk der bo-
venste lagen aan
de tegenoverge-
stelde is vastge-
hecht) deze ruche
ligt op twee gui-
pure kanten met
de rechte randen
tegen elkaar gekeerd, die er aan beide zijden onge-
veer 1 d. breed onderuit komen. Tusschen elke plooi
is een groote ronde kristallen kraal gehecht.
De vlecht, welke de afb. No. 44 te zien geeft, is
uit drie reepen schuine taf elk 4 d. breed gevormd,
die elk aan de lange zijden een weinig over elkaar
liggende zijn toegenaaid, zooals men dit op de af-
beelding aan de einden die nog niet gevlochten zijn, kan waarnemen.
Bij het uitvoeren van deze vlecht moet men zorgen dat de schuine ree-
pen niet gedraaid, maar altijd op een en dezelfde zijde liggen. Men
verkrijgt een nog fraaier effect door een der reepen in eene afstekende
kleur te nemen.
De Afb. No. 44 geeft het gedeelte van een borduursel van chenille te
zien, waarmede het costuum, No. 24 in dit nummer voorgesteld, is ge-
garneerd. De hoofdlijnen, op onze teekening breeder aangegeven, wor-
den met middelmatig dikke chenille uitgevoerd, en met dwarssteekjes
op de stof genaaid. De kruisen worden met zeer dunne chenille weerge-
geven, men steekt de laatste in een naald en haalt ze alzoo door de stof
heen; elk dezer steken wordt door eene opgenaaide kleine zwarte glazen
kraal afgesloten.
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 33. Parasol met een
garnituur van taffen
patten.
No. 38. Bla- dertak. Nagebootste kant.
Bij Afb. No. 34.
No. 40―44. Garnituur voor parasols, kleedingstukken enz.
No. 39. Gehaakte bloementak.
Nagebootste guipure. Bij afb. No. 34.
Knippatroon voor een gedeelte, voorz. v. h. Supplen. No. III, Fig. 21.
No. 34. Parasol met een garnituur van
guipure en kant.
No. 40.
4de toer. In elken steek van den vor. toer 1 v. st., in het midden van elken kett. boog 2 v. st. met 1 pic. er tusschen, aan het einde van den toer 1 gr. st. naast het 1ste st. van den vorigen toer. De dra-
den worden zorgvuldig vastgenaaid.
Garnituren voor parasols, verschillende
kleedingstukken enz.
Afbeelding No. 40―44.
Voor de hiernevens afgebeelde parasols, geven wij tegelijkertijd
verschillende lieve garnituren die zeer gemakkelijk te vervaardigen en bovendien ook ter versiering van kleedjes, paletots, blousen,
schortjes enz. geschikt zijn.
Afb. No. 40. Dit garnituur vormt een entre-deux uit zwart fluweelen lint, in schuinloopende rijen met smal guipure tusschen-
No. 35. Parasol
met chenille
geborduurd.
No. 36. Parasol
met een garni-
tuur van taffen
volants.
No. 37. Parasol met
een garnituur van
guipure en
kralen.
No. 41.
No. 42.
No. 43.
No. 44.