De Gracieuse 16 August 1865 | Page 8

ren maar ze ook in huiskamer kweeken en verzorgen willen, zal het model van een mand of

bak die zeer gemakkelijk van de eene plaats naar de andere kan gedragen worden welkom zijn,

en wel zooveel te meer omdat men er tegelijkertijd de gelegenheid tot het vervaardigen van

een lief handwerkje door vindt. De jardinière is uit houten staven ― nagebootst bamboes ― tot

een ovaal bij elkaar gevoegd vervaardigd, die naar de afb. No. 49 op regelmatigen

afstand een aantel leêge tusschenruimten, een soort van traliewerk te zien geven.

Van onderen aan de kruispunten is een houten bodem in dit ovaal gezet terwijl de

rand van boven uit in een gevoegd hout of bordpapier met goud papier beplakt,

bestaat. Voor de stevigheid zet men er een zinken bak in. De jardinière is

aan de buitenzijde met rood laken lambrequins met application en

borduurwerk versierd die in diepe schelpen tot op 2 d. breed van

den bovenkant af zijn uitgesneden, aan de buitenranden uitgetand, en

van onderen aan de punt elk met een kleine laken kwast versierd

zijn. De staven die tusschen de insnijdingen van de punten van

het lambrequin tevoorschijn komen zijn met smal blauw zijden

veterband omwoeld, en hebben aan de bovenzijde een strik van blauw

taffen lint 2 d. breed die er met een kleinen ivoren knoop

in den vorm van een rozet op is vastgehecht. Fig. 40 op

het Supplement bij dit nummer geeft het knippatroon van

het lambrequin met borduurpatroon, onder Fig. 41 heb-

ben wij bovendien nog een borduurpatroon gegeven zoo-

dat men deze twee patronen met eene regelmatige afwisse-

ling beiden kan gebruiken. Naarmate der breedte van de

grondstof knipt men naar Fig. 40 elk der lambrequins

hetzij afzonderlijk, verbindt ze aan de korte zijkanten

met kleine overhansche steken of wel aaneen en voert er

het borduurwerk op uit. Nu wordt het medaillon in het

midden van elk lambrequin van wit laken geknipt en met

het gekozen borduurwerk met koordzijde in eene levendige

kleur, echter in overeenstemming met het geheel versierd,

daarna werkt men een rand of lijst om het medaillon naar

het een of ander model op de verschillende borduurpatro-nen, v. zwart fluweel vervaardigd, naait er volgens aanwij-

zing op het patroon stalen kralen op en plakt dan het me-

daillon zoowel als de rand met wit papier er tusschen op

de grondstof naar aanwijzing van de afbeelding. Om het

medaillon wordt een goudkoordje gelegd en dit met kleine

dwarssteken van zwarte zijde bevestigd, het fluweel wordt

in de rondte langs den buitenrand met bruine zijde op de

grondstof gefestonneerd en door een tweede rij festonneer-

steken van goudgele zijde afgesloten die in tegenoverge-

stelde richting van de eerste kan worden uitgevoerd. Om

den buitenrand van het lambrequin loopt op eenigen af-

stand een blauw zijden veterbandje dat er met wijde kruis-

steken van gele zijde op is genaaid. Voor elk der kwastjes

wordt een reep rood laken 12 d. breed aan eenen kant zoodanig in

franje een stroobalm breed geknipt dat er een randje ½ d. breed overblijft dat

men dicht ineen rolt en naar de afbeelding eenige malen zeer vast met blauwe

zijde omwoelt. Met het eind van den blauwzijden draad wordt tevens de kwast

vastgehecht. Deze sierlijke bloemenmand zal door iedere lezeres geprezen worden.

Gebor-

duurde bor-

stel van

zelfkant

van laken

voor zijden

stoffen.

Afb. No. 50 en 51. Zelfkant van laken; een lapje gekleurd laken; zwart fluweel;

goudkoord;

zwarte koordzijde; 120 d. rood

wollen band 2 duim breed.

Het zal aan onze lezeressen zeker overbekend wezen dat scherpe borstels nadeelig zijn voor zijden

stoffen. Om deze zwarigheid uit den weg te ruimen, bieden wij haar

heden een nieuw soort van borstel aan, die in de huishouding en bij

het damestoilet vele goede diensten zal kunnen bewijzen, daar hij de

stoffen in geenerlei opzicht beschadigt, deze van stof reinigt en bo-

vendien zonder de hulp van vreemden, zeer gemakkelijk door de

vrouwenhand kan vervaardigd worden. Ons model bestaat uit zelfkant; de afb. No. 51 geeft een gedeelte van den borstel te zien.

Men begint het werk in het midden waarbij men eerst van twee ein-

den zelfkant elk 30 d. lang twee stijve rollen elk 2½ d. in doorsnede

maakt en de einden vasthecht. Aan een der einden maakt men dan

op nieuw een reep zelfkant vast, en windt die regelmatig, zie de

afbeelding om beide rollen, die omstreeks 3 d. van elkaar verwij-

derd moeten zijn. De verschillende lagen van het zelfkant worden hier en daar met een steekje vastgehecht. Bij het begin moet het

werk den vorm van No. 51 hebben, aan de eene helft hebben wij om

de duidelijkheid de eene rol wat lichter van kleur geteekend en laten hem bij de andere helft geheel ontbreken. Door er het zelfkant aan-

houdend om heen te wikkelen verkrijgt het de grootte van de afb. No. 50 behalve natuurlijk het garnituur van de ruche. Naar deze

afb. knipt men dan het overtrek of het ge-deelte voor het borduurwerk van rood laken waarbij men echter op een omslag rekent en alzoo de stof 1 d. grooter knipt.

Het borduurwerk bestaat uit zwart

fluweelen bladeren waaromheen

goudkoord loopt, hier-mede en met gouden kralen worden de aderen

van de bladeren nagebootst

en het smalle met goud-

koord omboorde fluweelen lint versierd, dat den rand van den borstel omgeeft. Als het borduurwerk is uitgevoerd dan bekleedt men, na er alvorens een

stuk carton naar denzelf-

den vorm geknipt, tusschen gevoegd te hebben, den

borstel mede door den over-

slaanden rand van het la-

ken in de rondte op de bo-

venste laag van het zelf-kant te naaien. Deze naad wordt met een ruche van rood wollen band bedekt.

In plaats van dit gebor-

duurde overtrek kan men

ook gekleurd pluche nemen.

Voor het gemakt bij het gebruik zou men dwars over den borstel een lus

van dik koord en aan de eene zijde een

taschje kunnen aanbrengen. Een koordlus aan een der ronde zijden van den borstel

dient om hem te kunnen ophangen.

Patroon in application voor ronde stoelen, kussens enz.

Afb. No. 43. Helft v. h. borduurpatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVI. Fig. 39. Laken, zwart,

wit en rood, bruinzijden veterband in eene lichte en eene donkere nuance, koordzijde, zwart

en twee nuancen rood, geel en bruin, vloszijde paars en groen.

Getrouw aan onze belofte, geven wij met de hiernevensgaande afb. een zeer fraai patr.

dat om de oorspr. teekening bijzonder geschikt is tot het overtrek van de goth. stoe-

len, op bl. 118 van dezen jaarg. Voorgesteld. Daar de omtrekken van de arabes-

ken op het patr. evenwel door den ronden vorm van de stoelen eene kleine

wijziging ondergaan, zoo hebben wij onder Fig. 39 eene helft van het over-

trek op het Suppl. afgeteekend, dat men alzoo gemakkelijk tot een geheel zal

kunnen vormen. Het borduurwerk dat op een zwarten grond wordt uitge-

voerd, geeft hoofdzakelijk arabesken te zien. De drie bladeren waaruit elke

arabeske bestaat, worden afzonderlijk, het middelste uit wit de beide andere

aan de zijkanten uit hoogrood laken geknipt, en met een stuk papier er on-

der op de grondstof vastgeplakt. Elk blad is er met festonneersteken nog-

maals op bevestigd en wel het middelste met kerseroode en elk der beide

andere bladeren met goudgele zijde. De afb. toont duidelijk aan

hoe de festonneerst. zich daar waar de omtrekken der bladeren in

elkander loopen, in eene rij vereenigen. Aan de festonneerst.

sluit zich eene rij steelst. in eene eenigszins lichtere nuance

aan. De bladeren aan de zijkanten zijn in het midden met

moesjes van zwarte zijde, het middelste echter met den

vischgraatst. in twee verschillende kleuren, namelijk roo-

de en zwarte zijde versierd. de vederachtige takken tus-

schen de bladeren en naar het midden van het borduur-

werk worden met groene, de bessen met paarse zijde uit-

gevoerd, de eersten met den vischgraat- de laatsten met

den platten steelst. Met deze rijke kleurenpracht van het

middelstuk vormen de omtrekken der schelpen aan den

buitenkant van het patr. van donker- en lichtbruin zijden

veterband die er met festonneerst. van dezelfde kleur en een

kruisnaad van zwarte zijde op zijn bevestigd, een schoon

geheel. De vischgraatsteken tusschen de lijnen der schel-

pen in zijn er met twee nuancen ― licht en donker ― van

bruine zijde in gewerkt.

Heeren reismuts met etui.

Afb. No. 44―47. Knippatr. keerz. v. h. Supplem.

No. XIII en XIV, Fig. 35―37.

Wij geven deze ligte en luchtige muts aan de heeren

mede op reis en bevelen haar der dames als een eenvoudig

en gemakkelijk uit te voeren handwerkje aan. Ons model

dat zeer klein toegevouwen en in een koker kan gestoken

worden is uit zwarte taf vervaardigd, de rand is met een reep

van wit en zwart geruit foulard en doorgaande met eene dunne lederen

voering voorzien. Dit belegsel kan met borduurwerk worden versierd dat als

men daarvoor de bovengen. stof gebruikt uit sterretjes van gekleurde zijde met

den point russe bestaat die op de zwarte of witte ruiten worden gewerkt.

Daarenboven geven wij met de afb. 46 en 47 twee borduurpatr., die beiden met gekl.

zijde op een niet al te zwaar taffen lint van de een of andere kleur worden uitge-

voerd, en wel met den point rus-se of met den pallen steek. Dit kan men dan in plaats van het be-legsel van geruite zijde nemen. Fig.

35 en 36 geven het knippatr. van de muts. De bo-

dem Fig. 35 wordt uit bovenstof en

uit voering aaneen

geknipt, de dunne lijn geeft het midden

aan; Fig. 36 de omhoogstaande rand in twee helften. De stukken van dit laatste gedeelte die bijeen

behooren worden eerst van J tot K en van L tot M aan elkaar gezet. Van M af tot aan den rand

van onderen blijft een kleine split open. Daarna naait men de dubbele gedeelten van

de stof van den bodem met de bovenstof van den rand aaneen, zoodat van

voren J op J en van achteren L op L valt. De voering van den rand

wordt er later aan den binnenkant tegen gezet, zoodat de inslagen

der naden er mede bedekt worden.

Voor het vasthechten van den reep van het belegsel is op het knip-

patroon eene dunne gladde lijn aangegeven, daar langs naait men

het geborduurde lint of de stof vast, en bedekt den naad met een dun

zijden koordje. Om den rand van onderen van de muts wordt het

belegsel omgeslagen en dan vastgezoomd of men legt er een zijden

koord om. Een taffen lint dat aan beide zijden van de split naar aan-

wijzing op het knippatr. wordt vastgehecht dient om de muts min of

meer te kunnen toehalen, men legt er een kleinen strik in, waarmede

te gelijkertijd het garnituur voltooid wordt. Het etui van de muts is

uit leder vervaardigd, met den platten steek versierd, en met een

elastiek bandje gesloten. Men kan er ook laken of eene zijden stof

voor nemen met een voering van gewaste taf, leder enz. Een ge-

deelte wordt naar Fig. 37 aaneen geknipt, de dunne lijn geeft het

midden aan waarna men er naar de teekening op het knippatroon

en naar de afb. No. 56 het borduur-

werk met den platten steek met ge-

kleurde koordzijde op uitvoert; het

woord “travelling cap” dat de bestemming aangeeft wordt er met

gouddraad en met gele zijde op ge-

borduurd. Daarna boort men de

bovenstof en de voering met

smal zwart taffen lint en zet Fig. 37 van N aan N tot )

met een dichten overhand-

schen naad aan elkaar; om

het etui te kunnen sluiten

naait men er aan de binnen-

zijde juist in het midden een elastiek bandje 14 d. lang,

waarvan de einden aan el-kaar worden genaaid aan.

152 DE GRACIEUSE. [16 Augustus 1865. 3e Jaargang.]

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende borduur- en knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 46. Borduurpatr. v. d. rand van de reismuts voor heeren.

(Bij afb. No. 44).

No. 50. Geborduurde borstel van zelfkant van laken voor zijden stoffen. Bovenop gezien. Oorspr. grootte.

No. 47. Borduurpatroon voor den rand van de heeren

reismuts. Bij Afb. No. 44.

No. 49. Houten geraamte v. d. Jadinière. Verkleind.

Jardinière.

Afb. No. 48 en 49. Knip-

en borduurpatr., keerz. v. h. Suppl. No. XVII,

Fig. 40 en 41.

Een geraamte van bam-

boes naar de verkleinde afb. No.

49 met een zinken bak. Rood la-

ken, zwart fluweel, blauw taffen lint

2 d. breed, smal blauw zijden veter-

band, fijn goudkoord, koordzijde in

verschillende levendige kleuren, ver-

schillende nuancen groen en zwart,

kleine gewerkte ivoren knoopjes.

Aan alle dames welke de bloemen

niet alleen in de open natuur bewonde-

No. 48. Jadinière. Verkleind. Knippatr. v. een lambrequin en borduurpatr.

keerz. v. h. Suppl. No. XVII. Fig. 40 en 41.

No. 51. Gedeelte v. d. borstel van reepen zelfkant. Van onderen gezien. Oorspr. grootte.