ren maar ze ook in huiskamer kweeken en verzorgen willen, zal het model van een mand of
bak die zeer gemakkelijk van de eene plaats naar de andere kan gedragen worden welkom zijn,
en wel zooveel te meer omdat men er tegelijkertijd de gelegenheid tot het vervaardigen van
een lief handwerkje door vindt. De jardinière is uit houten staven ― nagebootst bamboes ― tot
een ovaal bij elkaar gevoegd vervaardigd, die naar de afb. No. 49 op regelmatigen
afstand een aantel leêge tusschenruimten, een soort van traliewerk te zien geven.
Van onderen aan de kruispunten is een houten bodem in dit ovaal gezet terwijl de
rand van boven uit in een gevoegd hout of bordpapier met goud papier beplakt,
bestaat. Voor de stevigheid zet men er een zinken bak in. De jardinière is
aan de buitenzijde met rood laken lambrequins met application en
borduurwerk versierd die in diepe schelpen tot op 2 d. breed van
den bovenkant af zijn uitgesneden, aan de buitenranden uitgetand, en
van onderen aan de punt elk met een kleine laken kwast versierd
zijn. De staven die tusschen de insnijdingen van de punten van
het lambrequin tevoorschijn komen zijn met smal blauw zijden
veterband omwoeld, en hebben aan de bovenzijde een strik van blauw
taffen lint 2 d. breed die er met een kleinen ivoren knoop
in den vorm van een rozet op is vastgehecht. Fig. 40 op
het Supplement bij dit nummer geeft het knippatroon van
het lambrequin met borduurpatroon, onder Fig. 41 heb-
ben wij bovendien nog een borduurpatroon gegeven zoo-
dat men deze twee patronen met eene regelmatige afwisse-
ling beiden kan gebruiken. Naarmate der breedte van de
grondstof knipt men naar Fig. 40 elk der lambrequins
hetzij afzonderlijk, verbindt ze aan de korte zijkanten
met kleine overhansche steken of wel aaneen en voert er
het borduurwerk op uit. Nu wordt het medaillon in het
midden van elk lambrequin van wit laken geknipt en met
het gekozen borduurwerk met koordzijde in eene levendige
kleur, echter in overeenstemming met het geheel versierd,
daarna werkt men een rand of lijst om het medaillon naar
het een of ander model op de verschillende borduurpatro-nen, v. zwart fluweel vervaardigd, naait er volgens aanwij-
zing op het patroon stalen kralen op en plakt dan het me-
daillon zoowel als de rand met wit papier er tusschen op
de grondstof naar aanwijzing van de afbeelding. Om het
medaillon wordt een goudkoordje gelegd en dit met kleine
dwarssteken van zwarte zijde bevestigd, het fluweel wordt
in de rondte langs den buitenrand met bruine zijde op de
grondstof gefestonneerd en door een tweede rij festonneer-
steken van goudgele zijde afgesloten die in tegenoverge-
stelde richting van de eerste kan worden uitgevoerd. Om
den buitenrand van het lambrequin loopt op eenigen af-
stand een blauw zijden veterbandje dat er met wijde kruis-
steken van gele zijde op is genaaid. Voor elk der kwastjes
wordt een reep rood laken 12 d. breed aan eenen kant zoodanig in
franje een stroobalm breed geknipt dat er een randje ½ d. breed overblijft dat
men dicht ineen rolt en naar de afbeelding eenige malen zeer vast met blauwe
zijde omwoelt. Met het eind van den blauwzijden draad wordt tevens de kwast
vastgehecht. Deze sierlijke bloemenmand zal door iedere lezeres geprezen worden.
Gebor-
duurde bor-
stel van
zelfkant
van laken
voor zijden
stoffen.
Afb. No. 50 en 51. Zelfkant van laken; een lapje gekleurd laken; zwart fluweel;
goudkoord;
zwarte koordzijde; 120 d. rood
wollen band 2 duim breed.
Het zal aan onze lezeressen zeker overbekend wezen dat scherpe borstels nadeelig zijn voor zijden
stoffen. Om deze zwarigheid uit den weg te ruimen, bieden wij haar
heden een nieuw soort van borstel aan, die in de huishouding en bij
het damestoilet vele goede diensten zal kunnen bewijzen, daar hij de
stoffen in geenerlei opzicht beschadigt, deze van stof reinigt en bo-
vendien zonder de hulp van vreemden, zeer gemakkelijk door de
vrouwenhand kan vervaardigd worden. Ons model bestaat uit zelfkant; de afb. No. 51 geeft een gedeelte van den borstel te zien.
Men begint het werk in het midden waarbij men eerst van twee ein-
den zelfkant elk 30 d. lang twee stijve rollen elk 2½ d. in doorsnede
maakt en de einden vasthecht. Aan een der einden maakt men dan
op nieuw een reep zelfkant vast, en windt die regelmatig, zie de
afbeelding om beide rollen, die omstreeks 3 d. van elkaar verwij-
derd moeten zijn. De verschillende lagen van het zelfkant worden hier en daar met een steekje vastgehecht. Bij het begin moet het
werk den vorm van No. 51 hebben, aan de eene helft hebben wij om
de duidelijkheid de eene rol wat lichter van kleur geteekend en laten hem bij de andere helft geheel ontbreken. Door er het zelfkant aan-
houdend om heen te wikkelen verkrijgt het de grootte van de afb. No. 50 behalve natuurlijk het garnituur van de ruche. Naar deze
afb. knipt men dan het overtrek of het ge-deelte voor het borduurwerk van rood laken waarbij men echter op een omslag rekent en alzoo de stof 1 d. grooter knipt.
Het borduurwerk bestaat uit zwart
fluweelen bladeren waaromheen
goudkoord loopt, hier-mede en met gouden kralen worden de aderen
van de bladeren nagebootst
en het smalle met goud-
koord omboorde fluweelen lint versierd, dat den rand van den borstel omgeeft. Als het borduurwerk is uitgevoerd dan bekleedt men, na er alvorens een
stuk carton naar denzelf-
den vorm geknipt, tusschen gevoegd te hebben, den
borstel mede door den over-
slaanden rand van het la-
ken in de rondte op de bo-
venste laag van het zelf-kant te naaien. Deze naad wordt met een ruche van rood wollen band bedekt.
In plaats van dit gebor-
duurde overtrek kan men
ook gekleurd pluche nemen.
Voor het gemakt bij het gebruik zou men dwars over den borstel een lus
van dik koord en aan de eene zijde een
taschje kunnen aanbrengen. Een koordlus aan een der ronde zijden van den borstel
dient om hem te kunnen ophangen.
Patroon in application voor ronde stoelen, kussens enz.
Afb. No. 43. Helft v. h. borduurpatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVI. Fig. 39. Laken, zwart,
wit en rood, bruinzijden veterband in eene lichte en eene donkere nuance, koordzijde, zwart
en twee nuancen rood, geel en bruin, vloszijde paars en groen.
Getrouw aan onze belofte, geven wij met de hiernevensgaande afb. een zeer fraai patr.
dat om de oorspr. teekening bijzonder geschikt is tot het overtrek van de goth. stoe-
len, op bl. 118 van dezen jaarg. Voorgesteld. Daar de omtrekken van de arabes-
ken op het patr. evenwel door den ronden vorm van de stoelen eene kleine
wijziging ondergaan, zoo hebben wij onder Fig. 39 eene helft van het over-
trek op het Suppl. afgeteekend, dat men alzoo gemakkelijk tot een geheel zal
kunnen vormen. Het borduurwerk dat op een zwarten grond wordt uitge-
voerd, geeft hoofdzakelijk arabesken te zien. De drie bladeren waaruit elke
arabeske bestaat, worden afzonderlijk, het middelste uit wit de beide andere
aan de zijkanten uit hoogrood laken geknipt, en met een stuk papier er on-
der op de grondstof vastgeplakt. Elk blad is er met festonneersteken nog-
maals op bevestigd en wel het middelste met kerseroode en elk der beide
andere bladeren met goudgele zijde. De afb. toont duidelijk aan
hoe de festonneerst. zich daar waar de omtrekken der bladeren in
elkander loopen, in eene rij vereenigen. Aan de festonneerst.
sluit zich eene rij steelst. in eene eenigszins lichtere nuance
aan. De bladeren aan de zijkanten zijn in het midden met
moesjes van zwarte zijde, het middelste echter met den
vischgraatst. in twee verschillende kleuren, namelijk roo-
de en zwarte zijde versierd. de vederachtige takken tus-
schen de bladeren en naar het midden van het borduur-
werk worden met groene, de bessen met paarse zijde uit-
gevoerd, de eersten met den vischgraat- de laatsten met
den platten steelst. Met deze rijke kleurenpracht van het
middelstuk vormen de omtrekken der schelpen aan den
buitenkant van het patr. van donker- en lichtbruin zijden
veterband die er met festonneerst. van dezelfde kleur en een
kruisnaad van zwarte zijde op zijn bevestigd, een schoon
geheel. De vischgraatsteken tusschen de lijnen der schel-
pen in zijn er met twee nuancen ― licht en donker ― van
bruine zijde in gewerkt.
Heeren reismuts met etui.
Afb. No. 44―47. Knippatr. keerz. v. h. Supplem.
No. XIII en XIV, Fig. 35―37.
Wij geven deze ligte en luchtige muts aan de heeren
mede op reis en bevelen haar der dames als een eenvoudig
en gemakkelijk uit te voeren handwerkje aan. Ons model
dat zeer klein toegevouwen en in een koker kan gestoken
worden is uit zwarte taf vervaardigd, de rand is met een reep
van wit en zwart geruit foulard en doorgaande met eene dunne lederen
voering voorzien. Dit belegsel kan met borduurwerk worden versierd dat als
men daarvoor de bovengen. stof gebruikt uit sterretjes van gekleurde zijde met
den point russe bestaat die op de zwarte of witte ruiten worden gewerkt.
Daarenboven geven wij met de afb. 46 en 47 twee borduurpatr., die beiden met gekl.
zijde op een niet al te zwaar taffen lint van de een of andere kleur worden uitge-
voerd, en wel met den point rus-se of met den pallen steek. Dit kan men dan in plaats van het be-legsel van geruite zijde nemen. Fig.
35 en 36 geven het knippatr. van de muts. De bo-
dem Fig. 35 wordt uit bovenstof en
uit voering aaneen
geknipt, de dunne lijn geeft het midden
aan; Fig. 36 de omhoogstaande rand in twee helften. De stukken van dit laatste gedeelte die bijeen
behooren worden eerst van J tot K en van L tot M aan elkaar gezet. Van M af tot aan den rand
van onderen blijft een kleine split open. Daarna naait men de dubbele gedeelten van
de stof van den bodem met de bovenstof van den rand aaneen, zoodat van
voren J op J en van achteren L op L valt. De voering van den rand
wordt er later aan den binnenkant tegen gezet, zoodat de inslagen
der naden er mede bedekt worden.
Voor het vasthechten van den reep van het belegsel is op het knip-
patroon eene dunne gladde lijn aangegeven, daar langs naait men
het geborduurde lint of de stof vast, en bedekt den naad met een dun
zijden koordje. Om den rand van onderen van de muts wordt het
belegsel omgeslagen en dan vastgezoomd of men legt er een zijden
koord om. Een taffen lint dat aan beide zijden van de split naar aan-
wijzing op het knippatr. wordt vastgehecht dient om de muts min of
meer te kunnen toehalen, men legt er een kleinen strik in, waarmede
te gelijkertijd het garnituur voltooid wordt. Het etui van de muts is
uit leder vervaardigd, met den platten steek versierd, en met een
elastiek bandje gesloten. Men kan er ook laken of eene zijden stof
voor nemen met een voering van gewaste taf, leder enz. Een ge-
deelte wordt naar Fig. 37 aaneen geknipt, de dunne lijn geeft het
midden aan waarna men er naar de teekening op het knippatroon
en naar de afb. No. 56 het borduur-
werk met den platten steek met ge-
kleurde koordzijde op uitvoert; het
woord “travelling cap” dat de bestemming aangeeft wordt er met
gouddraad en met gele zijde op ge-
borduurd. Daarna boort men de
bovenstof en de voering met
smal zwart taffen lint en zet Fig. 37 van N aan N tot )
met een dichten overhand-
schen naad aan elkaar; om
het etui te kunnen sluiten
naait men er aan de binnen-
zijde juist in het midden een elastiek bandje 14 d. lang,
waarvan de einden aan el-kaar worden genaaid aan.
152 DE GRACIEUSE. [16 Augustus 1865. 3e Jaargang.]
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende borduur- en knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 46. Borduurpatr. v. d. rand van de reismuts voor heeren.
(Bij afb. No. 44).
No. 50. Geborduurde borstel van zelfkant van laken voor zijden stoffen. Bovenop gezien. Oorspr. grootte.
No. 47. Borduurpatroon voor den rand van de heeren
reismuts. Bij Afb. No. 44.
No. 49. Houten geraamte v. d. Jadinière. Verkleind.
Jardinière.
Afb. No. 48 en 49. Knip-
en borduurpatr., keerz. v. h. Suppl. No. XVII,
Fig. 40 en 41.
Een geraamte van bam-
boes naar de verkleinde afb. No.
49 met een zinken bak. Rood la-
ken, zwart fluweel, blauw taffen lint
2 d. breed, smal blauw zijden veter-
band, fijn goudkoord, koordzijde in
verschillende levendige kleuren, ver-
schillende nuancen groen en zwart,
kleine gewerkte ivoren knoopjes.
Aan alle dames welke de bloemen
niet alleen in de open natuur bewonde-
No. 48. Jadinière. Verkleind. Knippatr. v. een lambrequin en borduurpatr.
keerz. v. h. Suppl. No. XVII. Fig. 40 en 41.
No. 51. Gedeelte v. d. borstel van reepen zelfkant. Van onderen gezien. Oorspr. grootte.