hierbij echter
op te merken,
dat na de 5 eer-
ste toeren, vervol
gens na elke 6 toeren,
waarmede gedurig eene
rij ruiten voltooid is, de
korte en lange kralen in zulk
eene volgorde moeten worden
aangeregen, dat de ruiten van elke
afzonderlijke kleur schuinloopende
rijen vormen. Na voltooiing van het
mozaiekwerk wordt het geraamte
vervaardigd, waarvoor men eerst in
het boven- als ook in het oudereind
van 4 rieten stokjes elk 6½ d. lang
een gat boort. Deze gaten dienen
[16 April 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 87
om het ijzerdraad aan te naaien, dat den boven- en onderrand van het mandje vormt. Aan elke lange zijde aan den onderrand van het mandje
moet het ijzerdraad van het eene stokje tot het andere 15 d. lang, aan de korte zijden elk 8 d. lang zijn, terwijl aan den bovenrand elke lange zijde 17, elke korte zijde 9 d. moet bedragen;
men moet echter aan elk eind ijzer-
draad nog 4 d. om het te bevestigen, toevoegen. De einden draad worden
namelijk 2 d. ver over elkander gelegd
en door ze te omwoelen bevestigd. Aan
elk der onder-, als ook aan de boven-
einden van de stokjes wordt een ronde
stalen knoop genaaid, de onderste van
deze knoopen dienen tot pootjes, de
bovenste alleen ter garneering van het
mandje. Voor het hengsel bezigt men
een stuk riet of balein, 27 d. lang, on-
geveer 1 d. breed, aan beide einden met eene opening voorzien, dat in het midden van elke lange
zijde van het mandje (aan den bovenrand) wordt genaaid. Men omwoelt het hengsel en het ge-
heele geraamte (ook de rieten stokjes) nu dicht met zwarte wol of met smal lint, daarna stijf en
gelijkmatig met stalen kralen van middelmatige grootte, die men vooraf op zwarte zijde heeft
aangeregen. Daarna voegt men er de mozaiek geregen gedeelten in, met eenige steken tusschen
de stalen kralen verbonden; die gedeelten moeten volgens den vorm van het geraamte, zooda-
nig worden aangenaaid dat ze van boven, door het uit elkander schuiven der kralen, een weinig
uitgerekt, van onderen door de kralen een weinig ineen te dringen, worden ingekort. Tot meer-
dere stevigheid van het mandje naait men er een met zwart katoen overtrokken cartonnen bo-
dem onder.
Rand voor een zakdoek. Fransch borduurwerk.
Afbeelding No. 48.
Bij afb. No. 48 kan bijna geen twijfel bestaan op welke
wijze de rand van dezen zakdoek is uitgevoerd. de kleine
bouquetjes zijn met den platten- en den stiksteek, de ge-
punte lijnen met kleine moesjes in point de poste, de vetergaten op de bekende wijze uitgevoerd, of worden als
hoog liggende moezen geborduurd.
Vier patronen voor het doorstoppen
van schuin knoopwerk.
Afbeeldingen No. 49―52.
De genoemde afbeeldingen zijn zeer geschikt voor ran-
den van kleine kleedjes, antimacassers, gordijnen,
enz., waarbij men een klein figuur naar welgevallen
voor het doorstoppen van den grond bezigt. De uit-
voering hiervan op het schui-
ne knoopwerk is reeds alge-
meen bekend.
Acht verschillende vischgraatsteken. ― Afbeeldingen No. 53―60.
Hoe bekend en gebruikelijk de versieringen onder
den naam van vischgraatsteken ook zijn, hier en
daar hoort men nog vragen: hoe worden deze
vervaardigd? Dit willen wij thans met be-
hulp van de afbeeldingen verklaren, die
benevens den gewonen rechten en
schuinen vischgraatsteek (afb. No.
53 en 54) verschillende variatiën
hierin voorstellen, daar de
uitvoering van elke rij ste-
ken is aangewezen. De
naald moet ― zooals
zichtbaar is ― ge-
durig over den
draad liggen,
waardoor deze zich
tot een soort van fes-
tonneerstek vormt; een
klein kruisje toont aan,
waar men voor den volgenden
steek in, het punt die plaats,
waar men weder uit moet komen.
Wij willen nog doen opmerken, dat
men de steken vooral op regelmatige af-
standen van elkander werken moet; de dra-
den van de stof kunnen hierbij tot richtsnoer
genomen worden. Nadat men den draad waar-
mede men werken moet heeft aangelegd, dat wil
zeggen naar de rechterzijde van de stof heeft doorge-
de schuine zijden aaneen naait en de
schuine vlakte in de dwarste met eenige
naast elkander liggende rijen kralen ―
waarbij men afwisselend eene zwarte
en eene kristall. kr. neemt ― overspant.
Op gelijke wijze worden alle dwars-
stokjes van den schelleband aan beide
zijden met vierkante knoppen voor-zien en op dezelfde wijze ook de 3
groote knoppen uitgevoerd, die de on-
derste versiering vormen. Fig. 34
geeft de helft van den vorm van de
grootste van deze 3 knoppen, de beide
andere zijn elk 1 d. kleine. Afb. No. 41 stelt een van laatstgenoemde in oorspr. grootte voor. Deze afb. Toont tevens aan, dat de knoopen, die deze
3 vierkanten aan het kralen koord ver-
binden, van afloopende grootte en aan
beide zijden vlak gewelfd, overigens evenals de vierkante knoppen van de
dwarsstokjes versierd zijn. Om de dwarsstokjes meer stevigheid te geven, kan men het kra-
len koord vlak onder en boven de eersten met een dun goud koordje omwinden. De lengte
van den schelleband hangt natuurlijk van de hoogte van de kamer af.
Vier patronen om tulle door te stoppen. Afb. No. 42―45.
Ofschoon eenvoudig in de uitvoering, kan dit werk toch ter versiering van verschillende
voorwerpen, als voor mutsjes, bruidssluiers of doopkleeden enz. gebezigd worden. Het
doorstoppen van tulle geschiedt met fijn glimgaren, overeenkomstig het patroon van de af-
beeldingen, dat men eerst op papier moet overbrengen. De omtrekken van de doorloopende
figuren van het patroon moeten door dicht naast el-
kander liggende draden worden aangegeven. Aan de
afbeelding No. 42 en 43 worden de buitenranden
gefestonneerd.
Sleutelmandje van boheemsche kralen.
Afb. No. 46 en 47. Zwarte boheemsche kralen, zilve-
ren en groene lange kralen (in de lengte van 3 bo-
heemsche kralen), stalen kralen, dik ijzerdraad,
dun zwart innaaikoord, enz.
Geheel met eigen handen, gedeeltelijk met boheem-
sche kralen in mozaiek, gedeeltelijk met stalen kralen
en ijzerdraad uitgevoerd, is dit mandje echter stevig
genoeg, om de tamelijk groote sleutels der huishoud-
kasten te kunnen bewaren. Daar de vorm zeer een-
voudig is, kan het mandje met weinig moeite wor-
den nagemaakt. Men begint met den bodem, waarvoor men
een gedeelte 15 d. lang en 8 d.
breed vervaardigt, voor de
lange zijstukken twee gedeelten, elk 15 d. lang, 6 d. breed en voor elk der beide dwars-
zijden een gedeelte 8 d. lang en 6 d. breed, alle met rechte kanten afgesloten en in mo-
zaiek geregen. Afb. No. 47 stelt een gedeelte hiervan
in oorspr. grootte voor, het patr. vormt, zooals
zichtbaar is, afzonderlijke ruiten, die afwisse-
lend uit zwarte boheemsche kralen, lange
zilveren en groene kralen vervaardigd
worden. Drie lange kralen naast elkan-
der vormen eene ruit, telkens 3 bo-
heemsche kralen op elkander ne-
men de plaats van 1 lange kraal
in en moeten dus bij de uit-
voering als een zoodanige
beschouwd worden. De
1ste toer van een zij-
stuk (de breedte
hiervan): men rijgt
op fijn zwart innaai-
koord 1 lange groene, 3
zwarte, 1 lange witte, 3
zwarte kralen aan. ― De 2de
teruggaande toer: 3 zw.
kr., men steekt de naald door de
volgende lange kr., 3 zw. kr., men
steekt wederom de naald door de daar-
opvolgende lange kr. In den volgenden
3den toer is de uitvoering tegenovergesteld,
daar men gedurig 1 lange kr. aanrijgt en de
naald telkens door de 3 kr. steekt. Op deze zelfde
wijze voortgaande, werkt men den bodem en de zij-
stukken elk naar de opgegeven grootte, men heeft
No. 42. Patroon om tulle door te stoppen.
No. 47. Gedeelte van het kralenmozaiek
voor het sletelmandje. Bij afb. No. 46.
Oorspronkelijke grootte.
No. 43. Patroon om tulle door te stoppen.
stoken, men
neemt aan, dat
het op die plaats
is, waar de draad op
de afb. doorkomt; dan
steekt men de naald vol
gens aanwijzing van de afb.
in. ― Bij het uitvoeren van den
gewonen, rechten vischgraat
steek, afb. No. 53, werk de naald
gedurig in eene rechte, bij afb.
No. 54, den schuinen of koraal visch
graatsteek, gedurig in eene schui
ne richting. Bij het werken naar afb. No. 57, heeft men vooral in acht te nemen, dat de draad van het punt waar hij uitgaat eens om de naald
No. 44. Patroon om tulle door te stoppen.
No. 45. Patroon om tulle door te stoppen.
No. 46. Sleutelmandje van boheemsche kralen. Verkleind.
No. 48. Rand voor een zakdoek.
Fransch borduuwerk.
No. 49 en 50. Patroon om schuin knoopwerk
door te stoppen.
No. 49.
No. 51 en 52. Patroon om schuin knoopwerk
door te stoppen.
No. 51.