De kop wordt met knoopjes van witte zijde ge-
vuld, waarmede ook de 3 omhoogstaande steken
op den kop zijn uitgevoerd, het oog wordt door eene zwarte kraal gevormd. Het geheele patroon wordt
op 4 à 5 duim afstand van onderen van den
rand af aan elk gedeelte uitgevoerd.
Afbeelding No. 5. het patroon van dezen rand
is niet alleen geschikt voor parasols, maar ook voor rokken en jaquetten bijzonder aan te
bevelen. Op het model is het op zwarte grijze
zijde met blaauwe koordzijde en zwart fluweel
lint uitgevoerd, waarvan het laatste door den
aangrenzenden kettingsteek en afzonderlijke voor-uitspringende steken eene getande streep vormt. Overigen is de wijze van borduren gemakkelijk
naar de afbeelding te bewerken.
Afbeelding No. 6. Dit prachtige patroon is volgens ons origineel, gedeeltelijk met zeer kleine kettingsteken, gedeeltelijk in point russe met witte zijde bewerkt. In plaats van kettingsteken kan men hiervoor ook den schuinen steelsteek be-
zigen. De bladfiguren in den vorm van fransche leliën die er hoog op schij-nen te liggen zijn digt met knoopjes gevuld. Overigen worden de afzon-derlijke witte moesjes door krijtwitte en de donkere moesjes in de dubbele
ringen door zwarte kralen gevormd.
Costuum voor knapen van 10 tot 12 jaar.
Afb. No. 10. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. I. Fig. 1―15.
De hiernevensgaande modellen voor een pantalon, vest en jaquette, een
volledig costuum voor knapen van 10―12 jaar uitmakende, kunnen wij
in alle opzigten, en wel voornamelijk, omdat zij zeer gemakkelijk te ver-
vaardigen zijn, bijzonder aanbevelen. Het een en ander is vervaardigd van licht grijs zomer bukskin, waarvan men 195 d. noodig heeft, de eenige
versiering bestaat uit eene rij stiksteken met zwarte zijde die langs
al de buitenranden heenloopt, en aan de zijnaden van den pantalon
uit een zwart zijden koord, in plaats van een boordseltje. Het vest
en de jaquette worden van voren door middel van zwarte steenen
knoopen gesloten.
Voor den pantalon moet men naar elk der Fig. 1, 2
en 5 twee gelijke stukken knippen, naar Fig. 3 een,
naar Fig. 4 wederom twee gedeelten; het regter gedeelte van het boord (Fig. 4) moet zoo veel korter zijn, als
wij dit door de afwijkende gladde lijn aangeven. Bij Fig.
1 en 2 heeft men op een omslag voor een zoom onge-
veer 5 d. breed te rekenen, Fig. 3―5 worden met wit
of grijs perkaal gevoerd. De twee bij elkaar behoo-
rende gedeelten van den pantalon worden nu van A tot
B, van C tot D en van E tot F aan elkaar verbonden;
bij den naad van A tot B wordt het voorste gedeelte
van den pantalon op het achterste gestikt; de afgeknipte rand naar binnen omgeslagen, vormt een soort van boord-seltje ongeveer ½ d. breed, waarover later een zijden koord wordt gelegd. Nadat de pantalon van onderen met een zoom is voorzien, wordt van boven de afgeknipte
rand aan den voorkant van het linker gedeelte naar bin-nen toe omgeslagen, waarna men er een reep der stof,
die naar Fig. 3 geknipt en met knoopsgaten is voorzien aan-
zet, en wel langs de gepunte lijn ster aan ster, punt aan punt
en H aan H; het regter gedeelte krijgt knoopen, waarna de
twee halve gedeelten van den pantalon van voren in het midden van
F tot H en van achteren van F tot G aan elkaar worden genaaid;
van G tot K laat men eene split open, waarvan de afgeknipte randen
smal naar
binnen toe worden om-geslagen en dan vast ge-zoomd. Aan deze split
wordt van B tot C het
naar binnen-hangende en 14 d. diepe zakje gezet; dit laatste neemt men van voering maar legt er
vlak
onder
de split
een
reepje
der
boven-
stof 5 d. breed op, en hecht het van de split tot aan
den rand van onderen op den zijnaad van den pantalon
vast. Als men aan de achterste gedeelten van den pan-
talon het gespboordje Fig. 5, met kruis op kruis en
punt op punt heeft genaaid, dan wordt het boord er
volgens de overeenstemmende letters op gezet, nadat het laatste alvorens met voering, een knoops- en een veter-
gaatje en ook met knoopen is voorzien.
Voor het vest moet men naar elk der figuren 6 en
7 twee gelijke gedeelten knippen, het shawlvormige kraagje naar Fig. 10 dubbel uit de bovenstof en aaneen,
de dunne gladde lijn geef het midden aan, Fig. 8 en
9 alleen maar uit voering, wit of grijs geglansd cassa,
ook dubbel, en wel Fig. 8 aaneen en van Fig. 9 twee
gelijke stukken. Nu worden de voorstukken met knoopen en knoopsgaten en ook met het kleine zakje 6―8 d. diep voorzien; dit wordt aan den verkeerden kant tegen de afgeknipte randen van de insnijding, dier er van kruis
tot punt in is gemaakt gezoomd, daarna zet men aan
den ondersten rand van deze laatste de patte, naar Fig.
7 geknipt en met eene rij stiksteken versierd, met kruis
op kruis en punt op punt; de patte moet omhoog staan,
en alzoo de insnijding bedekken. Nu worden de rug en voorstukken van L tot M en ook van N tot O aan
elkaar verbonden en daarna het kraagje op het vest ge-
zet waarbij P en Q op dezelfde letters van de twee dee-
len moeten sluiten, en het laatste langs de gepunte lijn, waarmede op Fig. 10 de vouw wordt aangegeven naar buiten toe omgeslagen. Het armsgat van het vest wordt
geboord, en men voert langs den buitenrand eene rij stiksteken uit,
waarmede dan tegelijker tijd dan naar binnen omgeslagen afgeknipten
rand wordt vastgehecht.
90 DE GRACIEUSE. [15 Mei 1865. 3e Jaargang.]
Voor de jaquette geeft Fig. 11 het voorstuk
Fig. 12 den revers voor het zakje, Fig. 15 de
mouw; naar Fig. 13 en 14 moet men den rug
en den kraag aaneensnijden en de dunne lijn, op
de dubbel toegevouwen stof leggen, het kraagje
en den revers daarenboven twee maal knippen. In de voorstukken legt men van boven in den hoek eene kleine plooi, zet tegen de voorkanten een reep der stof 6 d. breed en voorziet ze met knoopen, knoopsgaten en de zakjes; voor deze laatsten maakt men naar aanwijzing op Fig. 11
eene insnijding, naait tegen den bovensten afge-
knipten rand een reep der stof ongeveer 14 d.
lang, men boort den ondersten afgeknipten rand en bedekt de split met een revers die naar Fig.
12 geknipt en met eene rij stiksteken voorzien
is, door hem naar de overeenstemmende teekens
langs de gladde lijn op Fig. 11 op het voorstuk
te naaijen. Nu worden de rug- en voorstukken
van R tot S en van T tot U met elkaar ver-
bonden en het kraagje er volgens de gelijkluidende
letters opgezet, dit laatste wordt volgens de lijn die op het patroon de
vouw aangeeft, naar buiten omgeslagen. De mouw die eerst van X tot
Y aan elkaar is genaaid, wordt aan den rand van onderen ongeveer 4 d. breed naar binnen geslagen, op die plaats langs de voorgeteekende lijn
met een rij stiksteken voorzien, en met Z op dezelfde letter van het
voorstuk in het armsgat gezet. Rondom den buitenrand van de jaquette
loopt eveneens eene rij stiksteken.
Reuzenei, of eiermandje, om gekookte eieren
warm te houden.
Afbeelding No. 11 tot 13. Een vorm van ijzerdraad, 4 lood
witte castor wol, 4 lood zephirwol in 6―8 kleuren groen,
dik bordpapier, groen perkaal of merinos, kleine ge-
maakte bloemen, watten, witte taf of geglansd ba-
tist, 536 duim rose satin lint van 1½ d. breedte.
Wij bieden hiernevens onze lezeressen een handwerk aan, dat niet
alleen tot huiselijk gemakt dient, maar waarvan de vervaardiging
het werk dubbel loont, daar het een zeer fraai effect
maakt. Het in den vorm van een groot ei voorgesteld
mandje, maakt benevens het praktische doel, om de
eieren lang warm te houden, tevens een voor het oog
welgevallige tafelversiering uit. De bewerking is zeer een-
voudig, en het vervaardigen van den vorm zal zonder
de minste zwarigheid door een blikslager verrigt kunnen
worden. Afbeelding No. 12 en 13 stellen den vorm ver-
kleind voor. Hij heeft 38 draden, waarvan 28 voor de
schaal van onderen en 10 voor het deksel gerekend wor-
den. Het ijzerdraad moet de dikte van stalen breinaal-
den hebben, (die men bezigt om wol te breijen tusschen
beide van grofte); de lengte van 35 duim en wordt aan
het spitstoeloopende einde van de schaal op een rond
plat blikje van 4 duim, aan het andere, een weinig bree-
der afgerond einde op een van 5 duim in doorsnede, en
aan het deksel op een smal half rond gesoldeerd. De
lengte van den vorm bedraagt in doorsnede 26½ duim,
en in het midden, de wijdste omvang 63 duim. Beide gedeelten
van den vorm worden digt met witte wol omwoeld zooals wij tevens op de afbeelding van het deksel hebben voorgesteld. men
verbindt namelijk den draad vlak bij den blikken plaat aan een van
de buitenste ijzerdraden en omwoelt ze de rij volgende, zoodat de
rijen draden die de tusschenruimte moeten bedekken zich gedurig aan
de boven
zijde van den vorm bevin-den, en de draden bij het
heen en weder werken steeds
dezelfde richting behou-
den. Het is zeer noodig, hierbij in
acht te nemen,
dat bij de eene
rij de ingestoken
naald voor, in
de volgende rij
gedurig achter
den ge-
spannen
draad die
de tus-
schen
ruimte
vult moet
worden doorgehaald. De beide afzonderlijk voorgestelde
rijen op afb. No. 22 geven duidelijk de bewerking te
zien. na voltooijen van het vlechtwerk voert men zoo-
wel het deksel, als de schaal dik toch luchtig met wat-
ten en hierover witte taf of geglansd perkaal, dat ech-
ter niet strak gespannen, maar een weinig bulderen
moet, opdat de eieren de voering, zouden kunnen in-drukken. De voering van de schaal wordt, nadat men
laatstgenoemde van een ovale bordpapieren bodem, 33 d.
lang, 23½ d. breed heeft voorzien en er op heeft vastge-
hecht, er langs den buitenrand van binnen tegen ge-
naaid, doch zoo, dat de steken aan de buitenzijde niet
zigtbaar zijn. De bodem bedekt men vervolgens met
groen merinos of perkaal, dat men van onderen af over den
rand van den bordpapieren bodem slaat en van boven zoo digt mogelijk bij het ei met plooijen opnaait. Men garneert den uitstekende rand van den bodem met eene dubbele rij gebreide mos, waar men ter versiering kleine gemaakte bloemen of gekleurde immortellen tusschen
plaatst. Wij zullen nogmaals in het kort het breijen
van mos beschrijven. Hiervoor zet men 20 steken op,
breit over fijne houten of grove stalen naalden, even
als een kousenband heen en weder, doch gedurig met 4 dra-
den tegelijke, waarvoor men verschillende nuances groen zoo-
wel lichte als donkere bezigt. Heeft de gebreide reep de
genoegzame lengte voor den omvang van den bodem,
dan kant men hem af, legt hem in eene zeef over ko-
kend water tot hij goed doortrokken is en strijkt hem dan met een
heet strijkijzer droog. Daarna wordt hij in zijne lengte in twee gelijke
gedeelten doorgeknipt en elke toer steken tot aan den kantsteek uitge-
No. 6. Borduurpatroon voor een parasol.
No. 5. Borduurpatroon voor een parasol.
No. 7. Gedeelte van het garnituur van den parasol.
No. 9. Oorspronkelijke grootte.
No. 4. Borduurpatroon voor een parasol.
No. 3. Borduurpatroon voor een parasol.