Laag uitgesneden hemd voor dames.
Afb. No. 57. Knippatroon, keerzijde van het Supplement No. XII, fig. 33―39.
Het dameshemd waarvan wij hiernevens eene afbeelding geven, kan in alle opzig-
ten door de smaakvolle wijze waarop het is zamengesteld aan de eischen van sier-
lijkheid en élégance voldoen. Het is vervaardigd uit fijn linnen of batist, en
met een “revers” gegarneerd, die over het corset kan worden heengeslagen.
Ons model heeft van het armsgat
af gemeten, eene lengte van 105
d., van onderen waar het een 1½ d. breeden zoom krijgt is het 200 d. wijd en aan beide zijden met twee kleine geeren voorzien, die tot op eene hoogte van 53 d. oploopen. Naar fig.
33 moet men den voorromp, naar fig. 34 den achterromp knippen; beide stukken in het midden aaneen en zooveel lan-ger totdat het hemd de ver-eischte lengte heeft, waarvoor men slechts de rigting van de pijlen behoeft te volgen. De twee gedeelten van den romp worden aan de zijden van R tot van onderen aan den rand, aan el-kaar gestikt en overgenaaid. Voor elke mouw knipt men naar fig. 37 en 38 twee stukken, borduurt er het voorgeteekende randje op, naait de twee ge-deelten van Y tot Z aaneen en
verbindt dan fig. 37 van T tot Z met den voorromp, fig. 38
van U tot Z met den achterromp, waarbij men de mouw op
den romp stikt en met een smal zoompje overnaait. De mouw
die van onderen eene smalle “valencienne” krijgt, wordt nu
met de schuin toegeknipte einden zoover over elkaar gelegd,
het achterste gedeelte bovenop, dat X op X sluit. Nu knipt
men naar fig. 35 het voorstuk (het stuk), en naar fig. 36 het
achterstuk, van beiden de stof dubbel genomen en aaneen, naait
de stukken op de schouders van
W tot U aan elkaar, en zet het
stuk op den romp die van voren van kruis tot het dubbele punt,
van achteren van ster tot het dub-
bele punt wordt ingerimpeld, zoo-
dat de romp zoowel in het mid-
den van voren en van achteren
als ook ter zijde van de armen
glad blijft. Het voorstuk moet S
op S, T op T, kruis op kruis,
het dubbele punt op het dub-
bele punt sluiten, het ge-
deelte van het achterstuk
U op U, V op V enz.;
met punt en X sluit
het stuk aan de
mouw; op al
de gedeelten die gerim-peld zijn, wordt het er op gestikt en verder er aangenaaid.
Boven om
het stuk en onder om de mouw loopt een geborduurd tusschenzetsel,
dat verder door een zoom en een smal kantje wordt afgesloten. De los-hangende omslag wordt naar fig. 39 aaneengeknipt, van onderen aan den rand even als de mouw gegarneerd en aan de dwarszijden gezoomd, om welken zoom de kant ook heenloopt. Men zet de revers met een dub-
belen stiknaad van voren ster op ster op den schouder, W op W en U op U op het voorstuk.
Gebreid onderlijfje.
Afbeelding No. 58. 5½ lood witte zephirwol; gekleurd taffen lint van 2½ duim breedte, en grove
stalen breinaalden.
Volgens ons origineel dat voor
een middelmatige grootte berekend is, zet men van onderen aan den rand beginnende 226 steken op. Het
onderlijfje wordt geheel heen en we-der gebreid, eerst 2 toeren regt, dan 1 toer averegts, daarna 1 toer
regt, waarna het patroon begon-nen wordt.
1ste toer. 1 afhalen, 1 regt, 2 averegts, 1 r., 1 aver., 1 r., 1
aver., 1 r., 1 aver., 1 r., 2 aver.
(Deze 13 steken vormen den aan de regter zijde overslaande rand,
die tot aan den hals wordt voortgezet). Verder wordt de geheele toer 1 regt, 1 ave-
regts gebreid. In dezen toer wordt het eerste knoopsgat gemaakt, door aan het begin
van den toer van den 6den tot den 10den steek (dus 4 steken) af te kanten, en bij den volgenden toer op dezelfde plaats weder 4 steken op te zetten.
2de toer. Verkeerde zijde van het breiwerk. Men breit nu de op de regte zijde regt
gebreide steken averegts, en de averegtsche, regt.
3de toer. Als de 1ste toer, echter begint bij dezen aan beide zijden de minde-
ring voor de heupen, daar men den 70sten en 71sten steek aan het
begin voor de eerste mindering te zamen breit, en voor de tweede
mindering aan het einde van
den toer dezelfde steken bere-kent. Bij de minderingen in de volgende toeren heeft men
daarop te letten, dat men af-
wisselend den eenen keer een steek van het voorstuk, en den
anderen keer een steek van den rug mindert. Het patroon uit
1 steek regt en 1 averegts be-
staande wordt om den derden
toer verzet; wat den rand van voren betreft, moeten de 3de
en 4de, als ook de 12de en
13de steek aan de regte zijde averegts, de 1ste en 2de gedurig regt wezen, de over-ige steken van den rand laat men steeds verspringen. De mindering aan beide zijden
geschiedt 7 maal om den der-den toer; na de 7de mindering wordt nog 6 maal om den
anderen toer geminderd en daarna nog 14 maal in elken toer.
Het patroon wordt 15 maal, dus 45 toeren hoog gebreid.
De knoopsgaten herhalen zich van voren aan den rand om
de 12 toeren.
Na den 45sten toer houden de minderingen op, en er vol-
gen zonder verandering in den rand: eerst 1 toer, die aan
de regte zijde regt, 2 toeren, die aan de regte zijde ave-
regts voorkomen; daarna begint het naar voren puntig op-
loopende gestreepte patroon voor de taille, waarvoor men afwisselend 2 steken regt, 2 averegts breit. Na 32 toeren
in dit gestreepte patroon ge-
breid te hebben, breit men over de geheele breedte van den rug tot aan de zijde we-
der het versprongen patroon,
het gestreepte patroon voor-
loopig nog aan elk voor-
stuk over 32 steken
voortbreijende, dus
over 16 strepen.
Telkens wan-
neer het
kleine pa-troon ver-
zet wordt, dus na el-ken 3den toer, breit men eeni-ge steken
van het gestreepte patroon mede, en wel den eersten keer 4 steken,
dus 2 strepen. Er wordt echter op deze plaats voor de ruimte voor
de borst 3 maal één steek gemeerderd. (Het meerderen geschiedt door in eenen steek 2 steken te breijen). Bij het ten 2den, 3den en 4den
maal verzetten van het patroon, breit men telkens 4 steken van het gestreepte patroon mede, en meerdert daarbij in de laatste 6 toeren
onder den arm 3 steken. Dan worden er in het midden 74 steken
voor den rug afgeteld en de overige steken aan beide zijden voor de voorstukken op eene afzonderlijke
naald genomen. Men breit eerst het regter voorstuk, daar men van nu af bij het verzetten van
het patroon slechts 2 steken van het ge-streepte patroon mede breit, totdat het ver-sprongen patroon we-der over de geheele breedte tot aan den rand van het voorstuk ge-komen is. Nadat van
het armsgat af 14 patronen (dus 14 maal 3 toeren) aan het voorstuk gewerkt zijn, breit men van voren van den rand af 38 steken regt, laat deze 38 steken op eene naald staan
No. 56. Rand voor een tafelkleed. Met den platten borduursteek.
[15 Januarij 1866. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 23
No. 55. Rand voor een tafelkleed.
Met den platten borduursteek.
No. 54. Gebreid kindersokje.
No. 52. Vlechtwerk voor voetkussens en kleedjes. Verkleind
voorgesteld aan de regte zijde.
No. 53. Gebreide slopkous voor kinderen van 3―5 jaar.
No. 51. Vlechtwerk voor voetkussens en kleedjes. Wijze van
bewerking. Oorspronkelijke grootte.