De Gracieuse 13 June 1865 | Page 3

[13 Junij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 107

schoot gevormd wordt. Het spreekt van zelf dat men voor dezen pa-

letot ook eene andere, minder kostbare, en in dat geval den schoot

van dezelfde stof nemen, en dezen dan door een belegsel kan aange-

ven. Voor het vervaardigen van dit model heeft men 220 Ned. d.

poult de soie, gros grain of persaan 60 d. breed noodig. Van

de gekozen stof moet men naar elk der Fig. 33―36 twee gedeelten

snijden en daarbij de schelpen die wij gedeeltelijk op de knippatronen

hebben voorgeteekend op dezelfde wijze langs al de buitenranden voort-

zetten. Naar Fig. 37 knipt men ook twee stukken van zwarte stijve

tulle en voor elke mouw naar Fig. 38 uit de bovenstof twee stukken, waarvan het onderste, door de lijn voor het uitsnijden te volgen, den

vereischten vorm verkrijgt. Nu zet men de Fig. 33 tot 36 volgens de

overeenstemmende letters op de knippatronen met een achtersteeknaad

aan elkaar, en legt aan de binnenzijde tegen de inslagen van de naden

een smal taffen lintje. Voor de stevigheid kan men langs de buiten-

randen, aan de binnenzijde van den paletot op de plaats voor het be-

legsel bestemd, een breeden reep voering van zwart lus-trine leggen, die behalve om het uitsnijdsel van den hals even als de rand van de bo-venstof met schelpen moet

zijn uitgeknipt. Nadat de twee

halve gedeelten van de mouw van L tot M en van N tot

O aan elkaar zijn genaaid,

bedekt men eveneens de in-

slagen van de naden, legt tegen den rand van onderen aan de binnenzijde ene reep

lustrine met schelpen uitgesneden en zet haar met O op A van den voorsten zijnaad in het armsgat dat eerst met een ingeregen koordje is voorzien. Nu wordt het garnituur op den paletot gelegd; dit bestaat ge-

heel in de rondte tot aan het uit-snijdsel van den hals uit eene zwarte kant 4 d. breed, die bij het opnaai-

jen rondom de schelpen een weinig moet worden ingerimpeld. Aan deze

kant sluit zich een rand passement

aan, die het aanzetten van de eerste

bedekt en ook om het uitsnijdsel van den hals heenloopt. Op dezelfde wijze wordt ook de mouw die van onderen

insgelijks met schelpen is uitgesne-

den, gegarneerd, op den naad van boven namelijk die waarmede de mouw in het armsgat wordt gezet

moet men er het belegsel zóó dat

het schelpen vormt, opleg-gen, waarme-de dan te ge-lijker tijd de naad wordt bedekt. Het

gedeelte van

den schoot

wordt met

kant ge-

garneerd

en wel

zoo als men

dit op ons mo-

del kan zien, met twee bree-

de kanten vo-

lants die een

weinig zijn

ingerim-

peld of

anders

met verscheidene rijen smalle kant, zoodanig vlak tegen elkaar

aan op tulle genaaid, dat dit volstrekt niet zigtbaar is. Als

men dit gedeelte aldus vervaardigd heeft, dan zet men het

met G, D en punt aan dezelfde teekens van den rug en met

H aan H aan het voorstuk sluitende, langs de gladde lijn die

het aanzetten van de kant aangeeft, van achteren tegen den pa-

letot, waarbij de tulle aan den rand van boven een

weinig moet worden in-

gerimpeld.

Als wij bij het beschrij-

ven van paletots, mantels in een woord van allerlei

kleedingstukken uit de een of andere wollen stof ver-vaardigd, nu en dan aanra-

den om de naden van de in-

slagen goed plat te strijken, dan bedoelen wij dit steeds in den eigenlijken zin, en wel door van een tamelijk heet strijkijzer gebruik te maken, dat ook altijd in de

werkplaats van den kleêr-

maker wordt aangetroffen. De inslagen van de naden worden dan natuurlijk eerst

plat uit elkaar gelegd. Men moet echter zorgen dat

de warmtegraad niet al

te overvloedig zij, waar-

door de plek die in aan-

raking is geweest met

het ijzer, dadelijk eene

andere tint aannemen, en dat gedeelte van de stof schroeijen zou. Dit laat-

ste heeft veel spoediger

bij gekleurde wollen stoffen als bij die uit katoen of

gazen vervaardigd plaats, en

bederft het geheele stuk.

Eerst moet men, den omtrek van den palm volgende, een eind licht

geel soutache naauwelijks ½ d. breed op de stof voor de das bestemd naaijen, en deze ruimte invullen met schuine steken met roode zijde, waarbij men dan tevens den rand van de soutache aan den binnenkant mede vat. Deze laatste wordt in het midden met kleine moesjes en om den rand van buiten met schuinloopende steken van dikke zwarte zijde ½ d. lang versierd. De moezen onder den palm worden er met roode

zijde in fransch borduursel ingewerkt, de einden van de slippen krij-

gen een zoom 1 d. breed, terwijl de lange zijden met een voorsteekje

tegen elkaar worden genaaid. De franje 6 d. lang die van onderen in

den rand van de das wordt geknoopt, bestaat aan de kanten uit witte

en in het midden uit roode zijde. Met twee lichtgele kwasten waarvan de een aan de punt van de das, de twee andere tusschen de witte en

roode franje worden gezet, is het garnituur voltooid.

Neteldoeksch dasje met application van taf en kant.

Afb. No. 11.

Deze das

wordt eveneens uit neteldoek

vervaardigd.

Het garnituur

van elk eind be-staat zooals de afbeelding dit voorstelt, uit

eene gladde ro-zet van blaauwe

taf 8 d. in door-

snede, die aan den buitenkant in schelpen is uitgesneden en uit eene dergelijke van witte

kant eveneens met schelpen

voorzien, die de taffen ro-zet bedekt. In het midden

vertoont zij een rondje van een digter geweven stof,

waarop met dunne zwarte chenille een ster

is geborduurd, terwijl zich in het midden van deze nogmaals eene kleine ster met een draad stroo uitgevoerd, bevindt. Elk der straalvormige bogen van de rozet is nadat de kant er binnen in is uitgeknipt

met 3 zwarte geslepen kralen van verschil-lende grootte versierd. De aldus voltooide rozet, wordt nu op de vooraf vervaardigde das genaaid. In de holte tusschen elken boog van de rozet zijn op het neteldoek

punten van een draad stroo, waarvoor men

ook lichtgele zijde kan nemen, aangebragt,

aan de einden die gezoomd zijn, wordt

eene franje van witte en lichtgele zijde in-

geknoopt, het daarover heenliggende gar-

nituur bestaat uit kwastjes van blaauwe ge-

krulde zijde, waarom van boven een draad

zwarte zijde is gewonden.

Twee taffen dasjes.

Afbeelding No.

12 en 13.

Door de af-beelding No. 12 geven wij het ondereinde van

een dasje te

zien, waar-

van het mo-

del uit pon-

ceau taf

bestaat,

en de slippen met

kleine stalen pailletten

versierd zijn, die een

met kralen opgenaai-

de ster omgeven. De

das is in het ge-

heel 84 d. lang,

de breedte neemt

naar het mid-

den toer, tot

op 1 d. af. De stof moet rijkelijk eens zoo breed als het

model genomen en met een lap stijf gaas er tusschen tegen

elkaar worden genaaid, de naad moet aan den binnenkant

van de das en juist in het midden komen.

De afbeelding No. 13 geeft het einde van eene das te zien,

waarvan het model uit blaauwe taf bestaat. Het patroon

stelt twee figuren voor met zwart fluweel geappliqueerd

welke door kleine zwarte ge-slepen kralen omgeven en in

het midden met eene grootere geslepen kraal, waar omheen

zich weder kleine kralen be-

vinden, versierd zijn. de ste-

len die om de figuren heen-loopen benevens de bessen zijn ook door kralen van

verschillende grootte weerge-geven. In plaats van zwarte kan men ook stalen kralen nemen. Voor het overige

wordt de das op dezelfde wij-

ze als de reeds beschrevene

dasjes vervaardigd.

Paletot “Duchesse.”

Afbeelding No. 14. Knip-

patr. keerz. v. h. Sup-

plement No. VI.

Fig. 33―38.

Reeds alleen door de snede

zou de naam van dezen pa-

letot genoeg gerechtvaardigd zijn, want bovengenoemd

kleedingstuk is ontegenzegge-

lijk zeer gedistingeerd en ui-terst élégant. Ons model uit

zwart persaan vervaardigd is rijk met randen passement en zwarte kant versierd, door welke laatste aan de voor- en zijpanden een

No. 8. Patroon voor een tullen dasje

met gehaakt garnituur.

No. 9. Patroon voor een neteldoeksch dasje met

een garnituur van chenille.

No. 10. Patroon voor een dasje van zijde (grenadine) met ge-

kleurde zijde geborduurd.

No. 12. Patroon voor een taffen

dasje met stalen pailletten

en kralen

No. 13. Patroon voor een taffen dasje

met fluweel geappliqueerd.

No. 11. Patroon voor een dasje van neteldoek en taf met kant geappliqueerd.