Wijde jaquette voor dames.
Afb. No. 58―60. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. II, fig. 3―6.
Het garnituur van ponceau zijden koord op deze jaquette van zwart persaan gelegd is zeer nieuw, en maakt het zeer ongemeen; het is er met lussen opgenaaid, bovendien is de jaquette met zwart zijden veterband met opgenaaide kralen versierd. de beide echar-pes van persaan van achteren in het midden van de jaquette, zijn op dezelfde wijze gegarneerd. Voor het fatsoen van dit laatste ge-
ven wij met fig. 3―6 de knippatronen, men knipt naar fig. 3
de beide voorstukken, naar fig. 4 de beide gedeelten van den rug, naar fig. 5 twee gedeelten voor den kraag, eindelijk naar fig. 6 twee gedeelten voor elke mouw. Als de voorrand van de voorstuk-
ken met een ingeregen koordje is geboord, aan de binnenzijde een reep lustrine ongeveer 5 d. breed er tegen gezet, en met knoopen en knoopsgaten voorzien, de rug van achteren in het midden met een achtersteeknaad aaneen genaaid, dan zet men de gedeelten aan elkaar, en naait er het kleine staande kraagje op. Dit laatste wordt met lustrine gevoerd, aan den gepunten buitenrand met ve-terband met opgenaaide kralen gegarneerd, waarmede tevens het aanzetten op de rechterzijde bedekt wordt. Afb. No. 58 stelt twee punten van den onderrand van de jaquette met het garnituur, in oorspronkelijke grootte voor; er wordt aldaar een lustrine voering tegen de jaquette gezet. Als de mouwen op dezelfde wijze gegar-
neerd, volgens de overeenstemmende cijfers in de jaquette zijn ge-
zet, dan hecht men er volgens afb. No. 60 de beide echarpes aan;
zij worden met lustrine voering voorzien, zijn elk 60 d. lang, aan den on-
derrand puntig bijgeknipt, van onderen 5 d., van boven 3 d. breed. Het aanzetten wordt bedekt met een ronden platten knoop van zwart en ponceau
zijden koord.
Pelerine met een capuchon.
Afb. No. 61. Knippatr. voorz. van het Suppl. No. I, fig. 1 en 2.
Deze pelerine met een capuchon, vervaardigd van blauw cachemir en een voering van wit lustrine, is volgens de afbeeld. met een ruche van cachemir en wit zijden soutache versierd. Lussen en einden van wit taffen lint 3 d. breed vormen het garnituur van de capuchon. Bij het vervaardigen van ons model knipt men van bovenstof en voering naar fig. 1 twee gedeelten, naar fig. 2 een gedeelte langs het midden aaneen, de stof schuin genomen. Eerst zet men de beide gedeelten bovenstof, dan de voering van fig. 1 van achte-
ren in het midden aan elkaar, en rijgt de bovenstof van fig. 1 en 2 op de voering die er bij behoort. Daarna naait men de dubbele laag stof van de beide gedeelten langs den buitenrand tegen elkaar en voert in de pelerine de schoudernaden uit. In den boven en onderrand van de capuchon worden verschillende plooien gelegd door elk kruis op punt te hechten. Eindelijk
zet men naar de overeenstemmende cijfers, de capuchon op de pelerine, beide volgens de afbeelding op de bovengenoemde wijze gegarneerd, en
bedekt de inslagen van de naden met een reepje lustrine.
Corset om in een kleedje te naaien.
Afb. No. 62. Knippatr. voorz. van het Supplem. No. VIII, fig. 27―29.
Dit corset
bestaat
slechts uit twee voor-
stukken,
die beiden
langs de
zijnaden
tegen de zij-naden van een kleedje of een né-
gligejas
worden ge-
naaid, van voren met
vetergaten en veterband worden dichtgemaakt en zoo een volledig corset vervangen. Bij het vervaardigen van dit corset knipt men van trieltje, en-
gelsch leder of iets dergelijks naar elk der fig. 27 tot 29 twee ge-
deelten en naait eerst in elk hoofd-
gedeelte fig. 27 twee plooien door de stof langs de gepunte lijn in te vouwen en deze langs de gladde lijn vaste te stikken, waarbij men na-
tuurlijk in de drievoudige stof steekt. Men zet de geeren fig. 28 en 29 waarvan de onderste punten worden afgestompt, volgens de overeenstemmende cijfers in het corset, de afgeknipte rand van dit laatste wordt smal naar binnen omgevouwen en op de rechterzijde op de geer gestikt, terwijl men de geer met zoomsteken tegen het corset naait. Alleen aan de onderste punt van de geer voert men zonder den rand om te vouwen op de rech-
ter zijde dicht festonneersteken
Gehaakte kant.
Afb. No. 55.
Deze kant wordt in de lengte gewerkt. Op een opzetsel van ver-
eischte lengte haakt men als volgt:
1. toer. In elken steek 1 stokje.
2. toer. * 1 v. st. in het 1. stokje van den vorigen toer, 15 kett. met deze 7 steken van den vorigen toer overslaan. Van * af herhal.
3. toer. 1 v. st. op den 1. v. st. van den vorigen toer, in elk van de 7 eerste steken van den eersten kettingsteekboog 1 v. st., * 3 v. st. in den middelsten steek van denzelfden kett.boog, in elk van de 6 volgende steken 1 v. st., dan van de 3 volgende steken telkens 1 lus opgenomen en alle lussen met eenmaal doorhalen van den draad afwerken; 6 v. st. op de 6 volgende steken. Van * af herhalen. Aan het einde van den toer 7 v. st. Daarna keert men het werk om en haakt op de rij steken terug en gedurig in de achterste lus van den
steek stekende den
4. toer. 1 kett., * 6 v. st. op de 6 eerste steken van den vorigen toer, 3 lussen van de 3 volgende steken opnemen en deze lussen met eenmaal omslaan van den draad te zamen afwerken; 6 v. st. op de 6 volgende steken, 3 v. st. in den volgenden steek. Van * af herhalen. Aan het einde van den toer 8 v. st. op de 8 laatste steken. Op dezen toer terug en gedurig in de achterste lus van elken steek
stekende, werkt men den
5. toer. 1 kett., 9 v. st. op de 9 eerste steken van den vorigen toer, * 3 v. st. in den volgenden steek (middelste steek van de punt) 7 v. st. op de 7 volgende steken, 1 moes. De moezen worden op de volgende wijze gewerkt: 3 drievoudige stokjes (3 maal omslaan) in den eersten v. st. van den 2. toer, het 1. van deze st. wordt echter slechts zoover afgewerkt, dat er nog 2 lussen op de naald blijven, het 2. st. zoover, dat er 3 lussen zijn, bij het 3. st., moeten er in het geheel nog 4 lussen op de naald blijven, die dan allen te gelijk met eenmaal omslaan van den draad worden afgewerkt; 1 v.
st. van den vorigen toer overslaan, 7 v. st. in de 7 volgende steken. Van *
af herhalen.
6. toer. De draad wordt op nieuw aangelegd, * 6 kett., 1 v. st. in de
spits van de volgende punt, 1 moes ― hier worden de drievoudige stokjes gedurig in den middelsten steek van den kett.boog van den 2. toer ge-
werkt ― dan op de 6 kett. hiervoor gewerkt, die het opzetsel van de kleine
ruit op de afbeelding zichtbaar vormt, werkt men heen en weder 6 toeren v. st., waarbij men gedurig in de achterste lus van elken steek steekt; ook haakt men bij de 4 eerste toeren telkens voor het omkeeren van het werk 1 kett., na den 5. toer 5 kett.; deze laatste 5 kett. vormen een picot
aan de spits van de ruit. Van * af wordt herhaald. Hiermede is de kant
voltooid.
Taschje voor schoenen.
Afb. No. 56 en 57. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XIII,
fig. 45.
Dit taschje voor schoenen kan inzonderheid op reis te pas ko-
men. Ons mo-
del is vervaar-
digd van onge-
bleekt linnen en met rood wol-
len band 2 d. br. geboord. Er zijn zooals afb. No. 56 aan-
toont, van bin-
nen verschei-
dene afdeelin-
gen ingemaakt om er de schoe-
nen in te ber-
gen. Bij het
vervaardigen
van dit taschje knipt men naar
fig. 45 een gedeelte langs het mid-
den aaneen en neemt de lengte naar verkiezing. Op deze gedeelten hecht men aan de beide lange zij-
den naar aanwijzing op het knip-
patroon twee reepen linnen, die eerst behalve aan de eene lange zijde worden geboord. Men naait de dubbele laag hierdoor verkre-
gen langs de voorgeteekende lijnen met een kruisnaad met roode zijde door. Eindelijk boort men het taschje tot dusverre voltooid in de rondte met wollen band. Twee ban-den aan de eene dwarszijde die is afgerond, gezet dienen om het taschje dicht te maken; het is zoo-
als men dit op de beide afbeeldin-
gen zier zeer eenvoudig, zonder eenig versiersel samengesteld, en kan dus in zeer korten tijd vervaar-
digd worden.
[11 Juni 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 115
No. 52. Borduurpatroon ter versiering van naalden-
boekjes, werkboekjes enz.
No. 58. Gedeelte van
het garnituur voor
de wijde jaquette.
Afb. No. 59 en 60.
Oorspr. grootte.
No. 50. Kleedje op een kaptafel. Toegevouwen. Knippatr. van eene
punt: keerz. van het Supplem. No. XIX, fig. 54.
No. 53. Borduurpatroon ter versiering van naaldenboekjes,
werkboekjes enz.
No. 51. Kleedje op een kaptafel. Uitgespreid.
No. 57. Taschje voor schoenen. In elkaar gerold.
No. 54. Tusschenzetsel van mignardise en haakwerk.
No. 55. Gehaakte kant.
No. 56. Taschje voor schoenen. Uitgespreid. Knippatr. keerz. van het Supplem. No. XIII, fig. 45.