86 DE GRACIEUSE. [1 Mei 1867. 5e Jaargang.]
Gebreid kleed.
Afb. No. 10 en 11. Estramadura No. 4, stalen breinaalden overeenkomende
van grofte.
Dit kleed van wit breikatoen vervaardigd, kan als antimacasser of als kleed op kleine of grootere ronde tafels dienen, daar het patroon naarmate van de grootte van het kleed kan worden voortgezet. Ter vervaardiging hiervan zet men 4 steken op, sluit deze tot eene ronding en breit nu viermaal afwisselend omslaan, 1 steek recht. Daarna een toer geheel recht. 1. toer. * Omsl., 1 r. Van * af nog 7 maal her-
halen. Deze gedurige herhaling van * af tot aan het einde van den toer vermelden wij in deze beschrijving niet meer, insgelijks tot aan den 23. toer de geheel recht ge-breide toeren tusschen elken patroontoer. ― 3. toer. * omsl., 2 r. Van den 5.―13. toer wordt het recht gebreide figuur in elken tweeden toer telkens met 1 steek ver-breed, zoodat in den 14. toer tusschen elken omslagdraad 7 steken voorhanden zijn. ― 15. toer. * omsl., minderen, 4 r., mind. ― 17. toer. * Omsl., 1 r., omsl.,
mind., 2 r., mind. ― 19. toer. * Omsl., 3 r., omsl., mind., mind. ―21. toer. * Om-
slaan, 5 r., omsl., mind. ― 23. toer. * 1 r., omsl., 5 r., omsl., 2 r. ― 24. toer. * 2
r., mind., 5 r., mind. ― 25. toer. * 2 r., omsl., 3 r., omsl., 3 r. ― 26. toer.
* 3 r., mind., 1 r., mind., 4 r. ― 27. toer. * 3 r., omsl., mind., omsl., 4 r. ―
28. toer. Recht. ― 29. toer. * Omsl., 9 r., omsl., 1 r. ― 30. toer. Recht. ―
31. toer. * 1 r., omsl., 9 r., omsl., 2 r. ― 32. toer. Recht. ― 33. toer. * 2 r.,
omsl., 9 r., omsl., 3 r. ― 34. toer. Recht. ― 35. toer. * 3 r., omsl., 9 r.,
omsl., 4 r. ― 36. toer. * 4 r., mind., 5 r., mind., 5 r. ― 37. toer. * 4 r.,
omsl., 7 r., omsl., 5 r. ― 38. toer. * 5 r., mind., 3 r., mind., 6 r. ― 39. toer.
* Omsl., 5 r., omsl., 5 r., omsl., 5 r., omsl., 1 r. ― 40. toer. * 7 r., mind.,
1 r., mind., 8 r. ― 41. toer. * 1 r., omsl., 6 r., omsl., 3 r., omsl., 6 r., omsl.,
2 r. ― 42. toer. * 9 r., 3 steken te zamen breien, 10 r. ― 43. toer. * 2 r.,
omsl., 15 r., omsl., 3 r. ― 44. toer. * 3 r., mind., 11 r., mind., 4 r. ―
45. toer. * 3 r., omsl., 13 r. omsl., 4 r. ― 46. toer. * 4 r., mind., 9 r.,
mind., 5 r. ― De verdere voortzetting van het patroon blijkt uit het tot
dusverre verkregen werk en de afbeelding; de patronen van de figuur loopen
spits toe, zooals uit het reeds vervaardigde te zien is, terwijl voor het afslui-
ten van elk figuur zich gedurig weder een nieuw figuur van het patroon vormt.
Het model heeft 8 zoodanige figuren, elk door een open streep gescheiden. Bij het
begin van de achtste figuur werkt men het kleed niet meer in de rondte voort, maar
elk gedeelte wordt op zich zelf gebreid, zoodat het in den vorm van eene punt afloopt.
Het kleed wordt met eene kant omgeven, die in de dwarste op de volgende wijze gewerkt
wordt. Men zet 5 steken op en
breit den 1. toer. Afh., omsl.,
mind., omsl., 2 r. ― 2. toer. Afh., overigen recht. Deze toer volgt na elken patroontoer. ― 3. toer. Afh., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r. ― 5. toer. Afh., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 2 r. ― 7. toer. Afh., omsl., mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r. ― 9.
toer. Afh., omsl., mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 2 r. ― 11. toer. Afh., omsl., mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r. ― 13. toer. Afh., om-
slaan, mind., omsl., mind., omsl., mind., omsl.,
mind., omsl., 2 r. ― 15. toer. 8 steken afkanten, dan omsl., mind., omsl., 1 r. ―16. toer. Recht. Men be-
gint nu weder met den eersten toer, breit dan de kant tot de vereischte lengte en zet haar langs den buitenrand
van het kleed aan. Afbeelding No. 11 stelt een gedeelte van de kant in oorspronkelijke grootte voor.
Taschje voor breiwerk.
Afbeelding No. 12. Carton, wit geglansd katoen, blauwe koordzijde, blauw taffen lint
van 2 duim breedte.
Dit breiwerktaschje, dat met weinig moeite vervaardigd kan worden, bestaat uit twee
gedeelten wit carton elk 15 d. lang, waarvan het eene 24, het andere 23 d. breed
is, en die elk aan beide zijden met geglansd katoen overtrokken zijn. Deze beide
gedeelten worden elk aan de lange zijden, ongeveer 1 d. over elkander komende, hetzij door middel van arabische gom, of door voor-steken met elkander verbonden en verkrijgen hierdoor den vorm van een rol of cilinder. Daar het nauwste gedeelte voor het bergen van het breiwerk bestemd, in het wijdere cartonnen gedeelte geschoven en door dit wordt bedekt, zoo verkrijgt alleen het laatst-genoemde buitenste gedeelte een geknoopt overtrek. Hiervoor zet men met blauw koordzijde over een houtje dat ¾ d. in om-
vang heeft 57 mazen op, en op deze knoopt men steeds in de rondte in een onveranderd getal mazen 71 toeren. Het hiermede vol-
tooide overtrek bevestigt men zoodanig aan
het cartonnen gedeelte, dat aan de eene
zijde van den geknoopten fond een
gedeelte van 9 toeren breed voor
de bekleeding van de eene ope-
ning op zijde overblijft. De
kantsteken van dit ge-
deelte worden door een smal taffen lintje tot op ongeveer een cirkel-
ronde opening van 2 d. in doorsnede te zamen gehaald. Voor het ge-
knoopte gedeelte, dat de
andere opening aan de zijde
van het taschje in gelijke wijze
bedekt, doch aan de eene zijde van
het nauwste cartonnen gedeelte wordt
aangebracht, werkt men op een opzetsel
van 55 mazen 9 toeren in de rondte. Ein-
delijk worden er om het breiwerktaschje te voltooien volgende de afbeelding de ruches, de strikken en het handvatsel van blauw taffen
lint 2 d. breed en 41 d. lang aangebracht.
Verschillende garnituren voor
paletots, jaquetten enz.
Afb. No. 44―52.
Afb. No. 44 stelt een rozet van grosgrain voor, waarvan elk der zeven bladvormige ge-
deelten met stijf gaas is gevoerd, met een smal reepje satijn geboord, terwijl er twee tegen elkaar gekeerde plooien in zijn gelegd. Het middelpunt van de rozet wordt gevuld
met een vlakken knoop met grosgrain overtrokken en met opgenaaide kralen versierd.
Afb. No. 45. Rozet van zwart wollen soutache, zwarte kralen en koordfranje 6 d. lang, met kralen versierd. Men naait volgens de afbeelding het soutache voor elk blad op zwarte taf, begint in het midden en knipt de taf, als de rozet is voltooid, langs den buitensten omtrek weg. ― Afb. No. 46. Deze rozet met einden van zwart grosgrain kan als epaulette op paletots, jaquetten, robes enz. gebruikt worden. Om dit model te vervaardigen, heeft men een reep bovenstof 3½ d. breed en 38 d. lang noodig, deze wordt met zwart gaas gevoerd, en aan de eene lange zijde met een reepje satijn ½ d. br.
Paletot voor meisjes van 3 tot 5 jaar.
Afb. No. 5. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 19―24.
Dit model is van bruin en wit gewerkte wollen stof vervaardigd, al de gepunte randen zijn met bruine taf ½ d. br. geboord en met sierlijke bruin glazen knoopen gegarneerd; deze laatsten zijn in de diepte van elke insnijding aangebracht. De pa-letot wordt dichtgemaakt met groote bruin taffen knoopen en met knoopsgaten. Om dit model na te maken heeft men 82 d. stof 133 d. breed noodig, hieruit knipt men naar elk der fig. 19 en 22 twee gedeelten, naar elk der fig. 20 en 21 een gedeelte langs het midden aaneen, naar fig. 23 en 24 de mouwen. De voorstukken worden langs den voorrand met het bovengenoemde boordsel en aan de binnenzijde met een reep bruine taf 6 d. breed, met gaas er tusschen voorzien. Bovendien maakt men in de voorstukken, volgens aanwijzing op het knippatr., de insnijding voor de zakjes, zet er op de bekende wijze aan de binnenzijde een lap voor het zakje tegen en boven-op de patte met boorsel en knoopen voorzien. Als de rug volgens aanwijzing op het knippatroon met schuine reepen van de stof van den paletot is versierd, en men er de écharpes, van dezelfde stof geknipt en eveneens geboord, op heeft gehecht,
dan voegt men al de gedeelten van den paletot op de bekende wijze aan elkaar. Wij merken nog aan dat op den schouder het voorstuk over den rug heenvalt, en dat de beide gedeelten langs de gepunte lijn op fig. 20 voorgeteekend ver-bonden worden. Men zet de gedeelten van de mouw eerst van 53 tot 54 en van 55 tot 56 aan elkaar, en maakt dan de mouw dicht, door den gepunten rand met boordsel en knoopen versierd op den tweeden langen rand, en wel met 51 en 52 op dezelfde cijfers te bevestigen. De mouw is aan den onderrand in de rondte met boordsel en een taffen reep, aan de binnenzijde er tegen gezet voor-
zien; daarna wordt zij volgens de overeenst. cijfers in het armsgat gezet.
Paletot voor meisjes van 10 tot 12 jaar.
Afb. No. 6. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 57―63.
Het garnituur van scharlakenrood laken maakt op dezen paletot van licht
grijs coating een zeer fraai effect. Uit dit laken bestaat de kraag in den
vorm van een shawltje, de onderrand van de zijpanden, verder de revers op de
mouwen, terwijl een fijn uitgetand reepje even als een biesje de naden en den bui-
tenrand versiert. De paletot wordt dichtgemaakt met ronde knoopen met laken over-
trokken; rood zijden kwasten voltooien het garnituur. Om dit model te vervaardigen
heeft men 89 d. stof 133 d. breed noodig. Hieruit knipt men naar elk der fig. 57 en 58
twee gelijke gedeelten, naar fig.
60 den rug langs het midden aan-
een, naar fig. 62 voor elke mouw twee stukken, bovendien moet men naar elk der fig. 59, 61 en 63 tevens twee gelijke gedeelten van rood laken knippen. Al de gedeel-
ten laken moeten echter ½ kleiner worden geknipt, als het gedeelte van den paletot waar zij voor be-
stemd zijn, zij worden langs den buitenrand fijn uitgetand en een stroohalm breed er van af met roode zijde op de bovengenoemde gedeelte gestikt, zoodat de grond-
stof er even als een ingeregen koordje onderuit
komt. Nu garneert men den rug en de voorstukken aan de lange zijden en den onderrand, door er eerst een
reepje rood laken ½ d. breed en aan de eene zijde uitgetand tegen te zetten, namelijk zóó dat het er een stroo-
halm breed onderuit komt, dan van de bovenzijde uit met stiksteken met roode zijde te bevestigen en er
verder een breederen dubbelen reep van de stof van den paletot aan de binnenzijde tegen te naaien, deze
moet insgelijks als een ingeregen koordje een stroohalm breed er onder uitkomen. In het rechter
voorstuk maakt men knoopsgaten, en zet op het linker knoopen. Daarna zet men tegen de zijpan-
den met stiksteken de gedeelten met rood laken bekleed, en bevestigt hierbij tevens een reepje
uitgetand laken, insgelijks op den paletot den kraag, en voegt er eindelijk de mouwen, naar
aanwijzing op het knippatroon met de revers versierd in, waarbij men in de onderste helft
twee plooien moet leggen. De boven vermelde kwasten worden er volgens de afbeelding
aangehecht.
Gebreide beurs.
Afbeelding No. 7―9. 2 strengen ponceau
koordzijde, eenige rijen stalen kralen.
Deze beurs is met ponceau zijde en stalen kralen met het gewone à jour-patroon ge-
werkt. Om haar te vervaardigen zet men op breinaalden overeenkomende met de grofte van de zijde, waar men evenwel vooraf eenige rijen kralen aanrijgt, 48 steken op en breit heen en weder als volgt: 1. toer: 1 steek af-
halen, * omslaan, minderen, omslaan; tel-
kens bij het tweede omslaan schuift men te-
vens 6 kralen dicht aan den geminderden steek aan, daarna minderen. Van * af tot aan het
einde van den toer herhalen. 2. toer. Zon-
der kralen. 1 afh., dan afwisselend
minderen, omslaan. (In dezen toer
wordt gedurig de steek met den
daarachter liggenden omge-
slagen draad te zamen ge-
breid.) Deze beide toe-
ren worden nog twee-
maal herhaald, dan wordt het kralen pa-
troon volgens afb. No. 8, dat een gedeelte van
het breiwerk uitgespreid
voorstelt, verzet. Als het kra-
len patroon nog 10 maal is her-
haald, dan naait men het gebreide
gedeelte aan de beide lange zijden te za-
men, rijgt daarna alle steken op een drie-
voudigen draad, schuift ze dicht te zamen en knoopt den draad aan de verkeerde zijde ste-
vig vast. De bovenrand van de beurs wordt aan een knipje met een kettingje voorzien
genaaid; van onderen waar de beurs is inge-
haald wordt er een grelotkwast van stalen
kralen aangezet.
No. 10. Gebreide antimacasser.
Verkleind.
Door afb. No. 9 geven wij nog een patr. in knoopwerk, ter vervaardiging van eene zoodanige beurs. Volgens ons model wordt dit met dikke roode naaizijde en kleine glas-kralen over een houtje, dat een draad van 1½ d. lengte omspant, uitgevoerd. Om dit te werken bedient men zich niet van eene knoopnaald, maar men voert het knoopwerk
met een naald overeenkomende met de grootte
van de kralen, waarin men een niet al te langen zijden draad steekt, uit. Voor elken
steek van het knoopwerk rijgt men 12 kralen op den draad en haalt dan den knoop aan. De knoop van den volgenden toer wordt dan in het midden van de kralen lus gewerkt, zoodat hierdoor elke 6 kralen worden afgescheiden. De loodrechte stokjes van kralen, die door eene rij ruiten gescheiden, in eene schuine richting elke tweede ruit doorsnij-den, worden, nadat het knoopwerk voltooid is, er afzonderlijk ingeregen; voor elk stokje kralen rijgt men 5 kralen aan. Het beginnen van een nieuwen draad geschiedt door aanknoopen, waarvan de knoop evenwel zoo weinig mogelijk zichtbaar wezen moet.
No. 11. Kant voor den gebreiden antimacasser.
Oorspronkelijke grootte.
No. 7. Gebreide beurs.
Oorspronkelijke grootte.
No. 9. Gedeelte van een ge-
knoopten fond met kralen, voor
een beurs of iets dergelijks.
No. 8. Gedeelte van het brei-
werk voor de beurs.