De Gracieuse 1 June 1866 | Page 2

die op dezelfde wijze als de hier-

boven beschrevene breede toer

wordt geknoopt. Daarna be-

gint de bodem, die in acht

puntvormige gedeelten bestaat,

en later aan elkander worden

genaaid. Over het smalle latje

werkt men eerst 3 toeren aan-

een, dan de acht gedeelten tel-

kens op 19 steken van den laat-

sten toer. Men knoopt hierbij gedurig in heen- en terug-gaande toeren en neemt in el-

ken toer de twee middelste

mazen als een maas te zamen,

totdat de punt geheel spits af-

gewerkt is. Zijn de punten aan

elkander genaaid, dan voor-

ziet men den bovenrand van den zak met een geknoopte kant

van roode wol, die uit 4 toeren

bestaat, geheel over het smal-

ste latje gewerkt. ― 1ste toer.

In elke maas 1 maas. ― 2de

toer. In elke maas 3 mazen. ― 3de toer. In elke maas 1 maas. 4de toer. Telkens 3 mazen als 1

maas te zamen knoopen.

Het platte rood wollen koord ter garneering van het gedeelte boven den rand kan zoodanig worden

doorgeregen, als de afb. van het model aantoont, evenwel laten wij het aan den goeden smaak van

onze abonnées over, hiervoor een ander patroon te kiezen. Het onderste gedeelte van den zak, van

den eenen rand tot den anderen, wordt door twee tegen elkander gekeerde rijen puntjes,

die wij reeds vermeld hebben, met roode wol

over eene dikke breinaald geknoopt, uitge-

voerd. Voor elke rij puntjes zet men 240

mazen op, sluit deze tot eene ron-

ding, werkt een toer in de rondte,

dan op elke 20 mazen de afzon-

derlijke punten in heen- en

teruggaande toeren, waar-

bij men telkens de laatste

maas overslaat, zoodat

de punten spits toeloo-

pen. De buitenrand

van de punten, den op-

zettoer mede gerekend,

omgeeft men met een

toer kleine gehaakte ket-

tingsteekbogen, die afwisse-

lend 5 kett. 1 v. st. gewerkt wor-

den. Voor de rij punten aan den on-

dersten stalen rand werkt men

langs den opzettoer twee rijen ket-

tingst.bogen. Nadat de stalen ran-

den er zijn doorgeregen en aan elk hiervan een rij puntjes is aangezet, verbindt men de spitsen van de punten volgens de afb. elk met een rood wollen bal-letje, omtrent de uitvoering waarvan wij onze lezeressen naar de beschrij-

ving van den rand met grelots bladz. 38 verwijzen. De kwasten aan den on-

derrand van den zak aangebracht, bestaan uit drie zoodanige balletjes,

waarvan er twee elk aan een rood wollen draad hangende, door een derden

gehaald en door dezen aan den onderrand bevestigd worden. De twee koor-

den waardoor de zak wordt dichtgehaald, bestaan uit een opzetsel van ket-

tingsteken, 170 d. lang, die aan de tegenover elkander liggende plaats kruis-

gewijze door den eersten geknoopten witten toer gesto-

ken worden. Zij eindigen in een grooten kwast van wit

katoen, de kop van den kwast wordt met een geknoopt

netje van roode wol overtrokken.

Etui voor brei- en haakwerk.

Afbeelding No. 7―9. Papierstramien, rood flanel, pon-

ceau taffen lint ½ en 1 d. breed, dikke, zwarte zijde.

Het etui, dat wij door de afbeelding voorstellen, dient,

om de brei- en haaknaalden voor roest te beveiligen. Het

bestaat vooreerst uit een stuk papierstramien 22 d. lang

en 18½ d. breed, dat zoodanig in de lengte wordt ingesne-

den, dat elke insnijding gedurig in de 5de rij gaatjes komt,

en slechts de beide buitenranden (dwarszijden), ongeveer

tot op 4 rij gaatjes aaneen blijven. Daarna wordt het stra-

mien, zoover de strepen zijn ingesneden, met ponceau

taffen lint ½ d. breed, zoodanig doorgevlochten als afb. No.

9 in oorspronkelijke grootte te zien geeft. De vrij geble-

ven ruiten van het papierstramien worden dan later nog

met kruissteken van zwarte zijde versierd, waarbij het

langs de verkeerde zijde loopende taffen lint wordt mede gevat. Daarna vervaardigt men de voering, die uit rood

flanel bestaat, en tot berging van de naalden moet dienen.

Ons model heeft aan elke zijde 3 stel breinaalden, in

het midden nog eene inrichting, om 3

haaknaalden te kun-

nen bewaren. De kap-

jes, van dezelfde stof als de voering, die de punten van de naalden bedekken,

worden gefeston-

neerd, hebben aan

eene zijde num-

mers met zwarte zijde met den kruissteek ge-

werkt, die de grofte van de breinaalden aanduiden en

worden volgens de afb. op de voering gezet. Boven-

dien worden er in het midden van elke twee tegenover elkander liggende kapjes, op ongeveer 1 d. afstand

van elkander, in de dwarste twee insnijdingen elk 1 d.

lang in de voering gemaakt, die men met zwarte zijde

festonneert en door deze de naalden steekt. De 3 haak-naalden in het midden van het etui, worden aan de

punten en einden elk door een smal bandje 4½ d. lang

vastgehouden, dat men op regelmatige afstanden be-

vestigt, en hierdoor tot 3 lusjes vormt. (Zie afb. No.

6). De tot dusverre voltooide voering wordt aan de zijde door dichte festonneersteken met het bovenge-deelte verbonden en dit, uitgenomen de eene lange zijde, met eene ruche van ponceau taffen lint 1 d.

breed gegarneerd. Twee roode elastieke lussen 6 d.

lang, elk door een porceleinen knoop, op de gegar-

neerde lange zijde bevestigd, dienen om het etui dicht

te kunnen maken, zooals de verkleinde afb. No. 7

voorstelt. Bovendien krijgt het etui ter versiering in

het midden, in eene rechte lijn met de beide reeds ver-

melde knoopen nog een knoop

zonder lus.

Gefestonneerde ket-

tingsteek.

Afbeelding No. 10.

De steek, die door afb. No.

10 duidelijk wordt voorge-

steld, kan voornamelijk bij la-

ken application, doch ook niet

minder fraai tot garneering van rokken, ter versiering van

lingerien enz. gebezigd wor-

den; het materiaal wordt af-

stekend van de kleur van de grondstof genomen. Om hem goed te doen voorkomen is re-

gelmatigheid in de uitvoering

eene hoofdvereischte. De afb.

geeft de wijze van bewerking zoo getrouw mogelijk weder, wij hebben slechts aan te mer-

ken, dat men bij het beginnen

van den gefestonneerden ket-tingsteek, den draad dicht

onder de te appliqueeren stof

doorhaalt, dan voor den eer-

sten steek de naald in eene schuine richting door beide lagen van de stof in, in eene loodrechte rich-

ting dicht onder de bovenste laag van de stof uit steekt en den tweeden steek terugwaarts werkt,

zoodanig, als de afb. het door de ligging van de naald aantoont; men steekt hierbij niet door de

stof, maar haalt slechts alleen onder den draad van den eersten steek door.

Kralen knoopen ter garnee-

ring voor japonnen enz.

Afbeelding No. 11 en 12.

Bij de garneering van japonnen

heerscht tegenwoordig een-

voudigheid, somwijlen ma-

ken de knoopen de eenige

versiering uit, eene

eenvoudigheid, die

evenwel bij de

meeste der moder-

ne knoopen door de

kunstige bewerking

dikwijls tamelijk kostbaar

wordt. Wij bieden dus onzen

lezeressen de afb. van twee verschil-

lende knoopen die de parelmoeren

nabootsen aan; zij zijn van gewone

glaskralen vervaardigd, en maken

op wollen of zijden kleederen in

eene kleur, een fraai effect.

Afb. No. 11. Kogelvormige knoop. Een kogelvormige holle hou-

ten knoop wordt met fijn gekleurd zijden koord zoodanig omwoeld, dat het

koord vier strepen elk ½ d. breed, kruisgewijze tegenover elkander liggende

op den kogel bedekt. De vier nog ledige tusschenruimten worden dan met

dwarsliggende rijen van glaskralen (parelmoer) gevuld, die op zijde van de kleur van het koord geregen, in rondloopende rijen worden aangebracht,

daar men gedurig slechts zooveel kralen aanrijgt, als de ruimte van de eene

streep koord tot de andere vereischt en men daarna den draad door de naast

elkander liggende koorden haalt, om aan de volgende tus-schenruimte te komen. De onderste opening wordt met

een groote geslepen glaskraal bedekt, in de bovenste ope-

ning van den knoop eene kleine lus van koord aangebracht,

in geval men de knoopen loshangende slechts ter garnee-ring wenscht te bezigen; doch met het doel van dicht

knoopen moeten zij daarentegen vlak aan de punt worden

aangenaaid.

Afb. No. 12. Vlak gewelfde knoop. Men over-

trekt een ronden houten vorm van onderen vlak, van bo-

ven gewelfd, ruim 3 d. in doorsnede met gekleurde zijden

stof en bedekt dan de van boven gewelfde zijde van dezen

knoop met glaskralen (parelmoer), die men op gekleurde zijde aanrijgt en in gesloten kringen opnaait, zooals de

afbeelding aantoont.

Het vervaardigen van een hoedeveder.

Afb. No. 27―30. Witte ganze vederen, eenige kleine

pauwe- of andere veelkleurige vederen.

Het kinderhoedje dat wij in een der laatste nummers

van de Gracieuse gaven, is met een veder versierd; heden

willen wij onze leze-

ressen bekend maken

met de wijze waar-

op soortgelijke vede-ren die ook in een krans geschikt, als

garnituur voor hoe-

den kunnen dienen,

vervaardigd worden.

De grondvorm is

zooals men dit op de afb. kan zien een ge-

wone ganzeveder 13 d. lang waarop in

dwarsloopende dich-

te rijen afzonderlijke korte vederen met

arabische gom zijn geplakt. Afb. No. 27 geeft den

voltooiden vedertak op de helft der oorspronkelijke

grootte, op de rechter- de bovenzijde te zien, afb. No.

28 de vlak uitgespreide achterzijde, No. 29 in oor-

spronkelijke grootte een der afzonderlijke vederen die

er op moeten worden geplakt, en door ze van onderen

af te snijden juist op de grootte van het onderste ge-

deelte van de veder moeten worden gebracht. Afb. No.

30 geeft eindelijk de wijze van bewerking te zien. Men

begint aan de punt van boven, door eerst eene veder,

in de volgende rij

drie, dan vier, vervolgens vijf naast elkaar op te plak-

ken, en de veder naar de onderzijde smaller en einde-lijk spits te laten uitloopen. Men omwoelt den steel met bloemen papier. Aan ons model zijn in het mid-den op regelmatige afstanden drie pauwevederen ge-plakt; heeft men deze niet voorhanden, dan kan men echter ook fraaie, gekleurde of zwarte vederen nemen, om het geheel wat op te luisteren. Op de hier beschre-

ven wijze kan men van witte en zwarte vederen of van

pauwevederen ook kransvormige garnituren vervaardigen.

108 DE GRACIEUSE. [1 Juni 1866. 4e Jaargang.]

No. 4. Gedeelte van een kraag in brei-

en haakwerk. Oorspronkelijke grootte.

No. 9. Gedeelte van het vlecht-

werk van lint en papierstramien.

Oorspronkelijke grootte.

Bij Afb. No. 7.

No. 3. Rand om aan een rok te knoopen. Helft van de oorspronkelijke grootte.

No. 6. Toilettasch. Verkleind. Knoop- en haakwerk.

No. 8. Etui voor brei- en haaknaalden. Van binnen gezien. Verkleind.

No. 7. Etui voor brei- en haaknaalden. Van buiten gezien. Verkleind.

No. 10. Gefestonneerde kettingsteek.

No. 5. Gedeelte v. een kraag van haak-

werk. Kanten entre-deux en fri-

volité. Oorspronkelijke grootte.

No. 11. Kralen knoop als garni-

tuur voor kleedjes enz.

No. 12. Kralen knoop als garni-

tuur voor kleedjes enz.