die op dezelfde wijze als de hier-
boven beschrevene breede toer
wordt geknoopt. Daarna be-
gint de bodem, die in acht
puntvormige gedeelten bestaat,
en later aan elkander worden
genaaid. Over het smalle latje
werkt men eerst 3 toeren aan-
een, dan de acht gedeelten tel-
kens op 19 steken van den laat-
sten toer. Men knoopt hierbij gedurig in heen- en terug-gaande toeren en neemt in el-
ken toer de twee middelste
mazen als een maas te zamen,
totdat de punt geheel spits af-
gewerkt is. Zijn de punten aan
elkander genaaid, dan voor-
ziet men den bovenrand van den zak met een geknoopte kant
van roode wol, die uit 4 toeren
bestaat, geheel over het smal-
ste latje gewerkt. ― 1ste toer.
In elke maas 1 maas. ― 2de
toer. In elke maas 3 mazen. ― 3de toer. In elke maas 1 maas. 4de toer. Telkens 3 mazen als 1
maas te zamen knoopen.
Het platte rood wollen koord ter garneering van het gedeelte boven den rand kan zoodanig worden
doorgeregen, als de afb. van het model aantoont, evenwel laten wij het aan den goeden smaak van
onze abonnées over, hiervoor een ander patroon te kiezen. Het onderste gedeelte van den zak, van
den eenen rand tot den anderen, wordt door twee tegen elkander gekeerde rijen puntjes,
die wij reeds vermeld hebben, met roode wol
over eene dikke breinaald geknoopt, uitge-
voerd. Voor elke rij puntjes zet men 240
mazen op, sluit deze tot eene ron-
ding, werkt een toer in de rondte,
dan op elke 20 mazen de afzon-
derlijke punten in heen- en
teruggaande toeren, waar-
bij men telkens de laatste
maas overslaat, zoodat
de punten spits toeloo-
pen. De buitenrand
van de punten, den op-
zettoer mede gerekend,
omgeeft men met een
toer kleine gehaakte ket-
tingsteekbogen, die afwisse-
lend 5 kett. 1 v. st. gewerkt wor-
den. Voor de rij punten aan den on-
dersten stalen rand werkt men
langs den opzettoer twee rijen ket-
tingst.bogen. Nadat de stalen ran-
den er zijn doorgeregen en aan elk hiervan een rij puntjes is aangezet, verbindt men de spitsen van de punten volgens de afb. elk met een rood wollen bal-letje, omtrent de uitvoering waarvan wij onze lezeressen naar de beschrij-
ving van den rand met grelots bladz. 38 verwijzen. De kwasten aan den on-
derrand van den zak aangebracht, bestaan uit drie zoodanige balletjes,
waarvan er twee elk aan een rood wollen draad hangende, door een derden
gehaald en door dezen aan den onderrand bevestigd worden. De twee koor-
den waardoor de zak wordt dichtgehaald, bestaan uit een opzetsel van ket-
tingsteken, 170 d. lang, die aan de tegenover elkander liggende plaats kruis-
gewijze door den eersten geknoopten witten toer gesto-
ken worden. Zij eindigen in een grooten kwast van wit
katoen, de kop van den kwast wordt met een geknoopt
netje van roode wol overtrokken.
Etui voor brei- en haakwerk.
Afbeelding No. 7―9. Papierstramien, rood flanel, pon-
ceau taffen lint ½ en 1 d. breed, dikke, zwarte zijde.
Het etui, dat wij door de afbeelding voorstellen, dient,
om de brei- en haaknaalden voor roest te beveiligen. Het
bestaat vooreerst uit een stuk papierstramien 22 d. lang
en 18½ d. breed, dat zoodanig in de lengte wordt ingesne-
den, dat elke insnijding gedurig in de 5de rij gaatjes komt,
en slechts de beide buitenranden (dwarszijden), ongeveer
tot op 4 rij gaatjes aaneen blijven. Daarna wordt het stra-
mien, zoover de strepen zijn ingesneden, met ponceau
taffen lint ½ d. breed, zoodanig doorgevlochten als afb. No.
9 in oorspronkelijke grootte te zien geeft. De vrij geble-
ven ruiten van het papierstramien worden dan later nog
met kruissteken van zwarte zijde versierd, waarbij het
langs de verkeerde zijde loopende taffen lint wordt mede gevat. Daarna vervaardigt men de voering, die uit rood
flanel bestaat, en tot berging van de naalden moet dienen.
Ons model heeft aan elke zijde 3 stel breinaalden, in
het midden nog eene inrichting, om 3
haaknaalden te kun-
nen bewaren. De kap-
jes, van dezelfde stof als de voering, die de punten van de naalden bedekken,
worden gefeston-
neerd, hebben aan
eene zijde num-
mers met zwarte zijde met den kruissteek ge-
werkt, die de grofte van de breinaalden aanduiden en
worden volgens de afb. op de voering gezet. Boven-
dien worden er in het midden van elke twee tegenover elkander liggende kapjes, op ongeveer 1 d. afstand
van elkander, in de dwarste twee insnijdingen elk 1 d.
lang in de voering gemaakt, die men met zwarte zijde
festonneert en door deze de naalden steekt. De 3 haak-naalden in het midden van het etui, worden aan de
punten en einden elk door een smal bandje 4½ d. lang
vastgehouden, dat men op regelmatige afstanden be-
vestigt, en hierdoor tot 3 lusjes vormt. (Zie afb. No.
6). De tot dusverre voltooide voering wordt aan de zijde door dichte festonneersteken met het bovenge-deelte verbonden en dit, uitgenomen de eene lange zijde, met eene ruche van ponceau taffen lint 1 d.
breed gegarneerd. Twee roode elastieke lussen 6 d.
lang, elk door een porceleinen knoop, op de gegar-
neerde lange zijde bevestigd, dienen om het etui dicht
te kunnen maken, zooals de verkleinde afb. No. 7
voorstelt. Bovendien krijgt het etui ter versiering in
het midden, in eene rechte lijn met de beide reeds ver-
melde knoopen nog een knoop
zonder lus.
Gefestonneerde ket-
tingsteek.
Afbeelding No. 10.
De steek, die door afb. No.
10 duidelijk wordt voorge-
steld, kan voornamelijk bij la-
ken application, doch ook niet
minder fraai tot garneering van rokken, ter versiering van
lingerien enz. gebezigd wor-
den; het materiaal wordt af-
stekend van de kleur van de grondstof genomen. Om hem goed te doen voorkomen is re-
gelmatigheid in de uitvoering
eene hoofdvereischte. De afb.
geeft de wijze van bewerking zoo getrouw mogelijk weder, wij hebben slechts aan te mer-
ken, dat men bij het beginnen
van den gefestonneerden ket-tingsteek, den draad dicht
onder de te appliqueeren stof
doorhaalt, dan voor den eer-
sten steek de naald in eene schuine richting door beide lagen van de stof in, in eene loodrechte rich-
ting dicht onder de bovenste laag van de stof uit steekt en den tweeden steek terugwaarts werkt,
zoodanig, als de afb. het door de ligging van de naald aantoont; men steekt hierbij niet door de
stof, maar haalt slechts alleen onder den draad van den eersten steek door.
Kralen knoopen ter garnee-
ring voor japonnen enz.
Afbeelding No. 11 en 12.
Bij de garneering van japonnen
heerscht tegenwoordig een-
voudigheid, somwijlen ma-
ken de knoopen de eenige
versiering uit, eene
eenvoudigheid, die
evenwel bij de
meeste der moder-
ne knoopen door de
kunstige bewerking
dikwijls tamelijk kostbaar
wordt. Wij bieden dus onzen
lezeressen de afb. van twee verschil-
lende knoopen die de parelmoeren
nabootsen aan; zij zijn van gewone
glaskralen vervaardigd, en maken
op wollen of zijden kleederen in
eene kleur, een fraai effect.
Afb. No. 11. Kogelvormige knoop. Een kogelvormige holle hou-
ten knoop wordt met fijn gekleurd zijden koord zoodanig omwoeld, dat het
koord vier strepen elk ½ d. breed, kruisgewijze tegenover elkander liggende
op den kogel bedekt. De vier nog ledige tusschenruimten worden dan met
dwarsliggende rijen van glaskralen (parelmoer) gevuld, die op zijde van de kleur van het koord geregen, in rondloopende rijen worden aangebracht,
daar men gedurig slechts zooveel kralen aanrijgt, als de ruimte van de eene
streep koord tot de andere vereischt en men daarna den draad door de naast
elkander liggende koorden haalt, om aan de volgende tus-schenruimte te komen. De onderste opening wordt met
een groote geslepen glaskraal bedekt, in de bovenste ope-
ning van den knoop eene kleine lus van koord aangebracht,
in geval men de knoopen loshangende slechts ter garnee-ring wenscht te bezigen; doch met het doel van dicht
knoopen moeten zij daarentegen vlak aan de punt worden
aangenaaid.
Afb. No. 12. Vlak gewelfde knoop. Men over-
trekt een ronden houten vorm van onderen vlak, van bo-
ven gewelfd, ruim 3 d. in doorsnede met gekleurde zijden
stof en bedekt dan de van boven gewelfde zijde van dezen
knoop met glaskralen (parelmoer), die men op gekleurde zijde aanrijgt en in gesloten kringen opnaait, zooals de
afbeelding aantoont.
Het vervaardigen van een hoedeveder.
Afb. No. 27―30. Witte ganze vederen, eenige kleine
pauwe- of andere veelkleurige vederen.
Het kinderhoedje dat wij in een der laatste nummers
van de Gracieuse gaven, is met een veder versierd; heden
willen wij onze leze-
ressen bekend maken
met de wijze waar-
op soortgelijke vede-ren die ook in een krans geschikt, als
garnituur voor hoe-
den kunnen dienen,
vervaardigd worden.
De grondvorm is
zooals men dit op de afb. kan zien een ge-
wone ganzeveder 13 d. lang waarop in
dwarsloopende dich-
te rijen afzonderlijke korte vederen met
arabische gom zijn geplakt. Afb. No. 27 geeft den
voltooiden vedertak op de helft der oorspronkelijke
grootte, op de rechter- de bovenzijde te zien, afb. No.
28 de vlak uitgespreide achterzijde, No. 29 in oor-
spronkelijke grootte een der afzonderlijke vederen die
er op moeten worden geplakt, en door ze van onderen
af te snijden juist op de grootte van het onderste ge-
deelte van de veder moeten worden gebracht. Afb. No.
30 geeft eindelijk de wijze van bewerking te zien. Men
begint aan de punt van boven, door eerst eene veder,
in de volgende rij
drie, dan vier, vervolgens vijf naast elkaar op te plak-
ken, en de veder naar de onderzijde smaller en einde-lijk spits te laten uitloopen. Men omwoelt den steel met bloemen papier. Aan ons model zijn in het mid-den op regelmatige afstanden drie pauwevederen ge-plakt; heeft men deze niet voorhanden, dan kan men echter ook fraaie, gekleurde of zwarte vederen nemen, om het geheel wat op te luisteren. Op de hier beschre-
ven wijze kan men van witte en zwarte vederen of van
pauwevederen ook kransvormige garnituren vervaardigen.
108 DE GRACIEUSE. [1 Juni 1866. 4e Jaargang.]
No. 4. Gedeelte van een kraag in brei-
en haakwerk. Oorspronkelijke grootte.
No. 9. Gedeelte van het vlecht-
werk van lint en papierstramien.
Oorspronkelijke grootte.
Bij Afb. No. 7.
No. 3. Rand om aan een rok te knoopen. Helft van de oorspronkelijke grootte.
No. 6. Toilettasch. Verkleind. Knoop- en haakwerk.
No. 8. Etui voor brei- en haaknaalden. Van binnen gezien. Verkleind.
No. 7. Etui voor brei- en haaknaalden. Van buiten gezien. Verkleind.
No. 10. Gefestonneerde kettingsteek.
No. 5. Gedeelte v. een kraag van haak-
werk. Kanten entre-deux en fri-
volité. Oorspronkelijke grootte.
No. 11. Kralen knoop als garni-
tuur voor kleedjes enz.
No. 12. Kralen knoop als garni-
tuur voor kleedjes enz.