zoo groot als de omtrek van een gulden. In de ceintuur
naait men dunne baleintjes, zij wordt mede gevoerd en op de
bestemde plaats op het lijf gezet. De kleine strik van het dasje,
zal men wel zonder nadere beschrijving even als de boordjes der mouw kunnen uitvoeren.
Glazen of flesschenbak.
Afbeelding No. 61―63. Opaal witte, blaauwe en gouden
galvanische schellebands-kralen.
Wij geven met dit kleine werkje de dames gelegenheid, om het
sierlijke van eene welingerigte tafel nog door flesschen of glaznen bakjes te verhoogen. Het volgens de afbeelding gegeven bakje, van bohemer kralen in mozaïek geregen, kan zoowel in kleur als in
grootte naar welgevallen genomen worden. Rand en bodem zijn
elk afzonderlijk en daarna aan elkander geregen. Eerst wordt de
bodem, volgens het patroon onder Afbeelding No. 62 gege-
ven, gewerkt, en met de middelste rij begonnen, zoodat men van
hier af eerst de eene en daarna de andere helft van den bodem
rijgt. Er worden voor de eerste rij de volgende kralen aangeregen:
2 opaalwitte; 1 blaauwe, 1 gouden, 3 bl., 1 goud., (deze is de
middelste kraal van het patroon) 3 bl.,
1 goud., 1 bl., 2 opw.
2de rij. Men rijgt 1 opw. Aan, haalt
den draad door de voorlaatste opw.
Kraal van de vorige rij, dus door de
naast de blaauwe liggende kraal, rijgt
1 bl. aan, haalt den draad door de gouden, rijgt 1 bl. aan, haalt door
de middelste van de 3 bl., rijgt 1 bl. aan, haalt door de gouden, zijnde
de middelste kraal, rijgt 1 bl., haalt door de middelste van de 3 bl., rijgt 1 bl. aan, haalt
door de gouden, rijgt 1 bl. aan, haalt door de voorlaatste opw., rijgt dan 1 opw. Aan en knoopt dan den draad digt naast de eerste aangeregen opw. Kraal van de vorige rij aan. het werk
wordt nu volgens het patroon voortgezet.
Voor een eenigzins grooter flesschenbakje neme men het patroon vol-
gens Afbeelding No. 63 gegeven. Na voltooijing van den bodem, werkt
men op dezelfde wijze, de 6 rijen kralen breeden rand volgens Afbeelding
No. 61, waarvan de figuur van blaauwe met een gouden kraal in
het midden geregen is. De lengte van den rand bepaalt zich naar den omvang van den bodem van het bakje, waaraan men later den rand stevig aanrijgt. In een onzer volgende nommers zullen wij
een grooter bakje, uitsluitend voor flesschen be-stemd geven.
Gehaakte karwatshouder.
Afbeelding No. 64.
Ten genoege van sommige dames welke nu en
dan als koene amazonen een toertje te paard ma-
ken en dan gaarne het fiere ros even aansporen
tot versnelden draf, geven wij hiernevens afbeel-ding en beschrijving van een gehaakten houder
voor eene rijzweep. Dit lieve kleine handwerkje
in vereeniging met de karwats afgeteekend, is ge-
haakt van donker groene zijde, bestaat uit een
band die het gewricht van de hand omgeeft en
is met twee koorden aan een klein ringetje van boven aan de rijzweep bevestigd. Voor den arm-
band haakt men, maar niet te stijf over een elastiek bandje
13 toeren vaste steken. De wijdte hangt af van den omtrek
van den pols, hiernaar regelt men natuurlijk den opzettoer.
Om de rij puntjes te verkrijgen werkt men als volgt:
1ste toer. 2 vaste st., * 9 kettingst., in den 5den steek
2 v. st. Men herhaalt van * tot aan het einde van den
toer.
2de toer. Bij dezen toer slaat men steeds de twee steken
over die de diepte van elk puntje vormen en haakt in de middelste steek van elken kettingsteekboog van den vorigen
toer 3 v. st., in elk der overige vaste st., 1 v. st.
Even als de tweede toer haakt men nu nog 4 toeren,
werkt met dezen laatsten toer vaste steken ook langs de zij-
kanten, en vat daarbij de draden mede die zijn blijven han-
gen. Deze zijkanten worden met knoopen en lussen voorzien.
Men kan het randje puntjes ook om dit dwarsrandje waar
de lussen worden aangezet laten doorloopen. Voor den ring
om de zweep haakt men ―
en zet zoo veel steken op als voor den om-trek van de zweep noodig zijn ― mede over een elas-tiek bandje 7 toeren v. steken in de rondte, werkt boven op den rand eene rij kleine punt-jes uit twee toeren bestaande. De 1ste toer be-staat uit 2 v. st.,
5 kettingst. in den derden st. gestoken. De tweede
toer wordt met vaste st. gehaakt en in den middelsten
steek van elk puntje 3 v. st. waar-
bij men telkens 1 v. st. van den vo-
rigen toer overslaat. De ring wordt met den armband verbonden door middel van twee koorden 15 d. lang. Voor elk koordje zet men
3 of 4 st. op, haakt met
vaste steken, steeds de ach-terste lus opnemende in de rondte van binnen naar bui-ten zoodat de verkeerde zijde van de steken naar boven komt. Men versiert den ring eindelijk met twee kwasten 4 d. lang van groene zijde, de knop kan met goud-draad overtrokken worden en schuift daarna den ring over het handvatsel van den zweep heen.
Brieven-band.
Afbeelding No. 65. 1 reep papier-stramien, 60 d. gekleurd
taffen lint, rijkelijk 3 d. breed; een weinig gekleurde
koordzijde.
Aan onze lezeressen welke bij het voeren eener drukke brief-wisseling tevens op orde gesteld zijn ― zal deze band die de let-
teren naar volgorde bijeen houdt, niet ondoelmatig voorkomen.
Aan de eene zijde kan de band het naamcijfer der eigenares, aan
de andere het jaartal bevatten.
Wil men dit kleine handwerkje vervaardigen dan beginne men
met uit een reep papier-stramien 3½ d. breed, 3 stukken te
knippen, waarvan het eene rijkelijk 7, de twee andere 4 duim lang
moeten zijn. om het grootste en om een der twee kleinste ge-
deelten wordt rondom een randje met den kruissteek geborduurd, de kleur der zijde neemt men naar verkiezing en werkt in het
midden van den langen reep de naamletters en in den kleinen het jaartal. Het tweede kleine strookje stramien-papier wordt aan de beide zijden in de lengte met den stiksteek en met dezelfde zijde, die men voor
het borduurwerk heeft gebruikt achter het andere kleine strookje vast-
gehecht. De langste reep wordt in het midden op een eind taffen lint
3 duim breed en 60 duim lang, van dezelfde kleur als het geborduurde gedeelte met den stiksteek genaaid en de einden van het lint tusschen de twee kleinere strookjes die eene soort van schuif vormen, heen gehaald. Om het eene eind lint dat aan de binnenzijde komt naar
buiten te doen vallen maakt men aan de eene zijde van het lint eene insnijding welke in de rondte als een knoopsgat wordt gefestonneerd. Men ziet het
een en ander duidelijk op de afbeelding voorgesteld; het eene kleine gedeelte met het jaartel voorzien, nu zigtbaar moet men zich echter voorstellen
dat even als de grootere strook in het origineel aan de buitenzijde gewerkt
wordt.
Gehaakt kantje.
Een zeer eenvoudig puntje is het hiernevens gaande, dat tot afsluiting voor capuchons etc. zeer geschikt is.
1ste toer. 1 vaste steek, * 2 kettingsteken
in den tweeden steek gestoken, 1 vaste steek. Van * af wordt herhaald.
2de toer. In elke opening door de ketting-steken van den vorigen toer ontstaan, 1 vaste
steek, 5 stokjes en 1 vaste steek.
Voor eenvoudige manchetten staat dit kantje ook zeer goed; men haakt namelijk eerst de manchette geheel van witte wol, met 1 ket-
tingsteek, in den tweeden steek 1 stokje; de breedte neme -men naar verkiezing en de wijdte naar de pols waarvoor zij bestemd is.
Dit verrigt zijnde haakt men op elken rij stokjes de beide toeren van het puntje, waarvoor men eene nuance havannah wol in 5 kleuren bezigt, en die bij elken rij van kleur veranderd, zoodat het gedurig van de donkerste tot de lichtste kleur moet afloopen.
Twee fantasie-stoelen met borduurwerk.
Afbeelding 66 en 67.
Fantasie-stoelen in de meest verschillende vormen ― met
kussens voor-zien ― worden als behoorende tot een volledig
ameublement
van een wel
ingerigt salon als een onmis-
baar artikel van
weelde beschouwd en daarom zal het onze lezeressen zeker aangenaam zijn als wij haar
hiernevens de
afbeelding bene-vens beschrij-ving geven van twee stoelen naar
den laatsten
smaak vervaar-digd. Het over-
trek van deze fauteuils bestaat ― natuurlijk in over-eenstemming met het overige ameublement en de stof-
fering van het vertrek ― uit cachemir met groote bloemen
er in gewerkt, wollen-reps, damast enz. als ook pluche, van eene kleur. In dit
laatste geval worden de stoe-len met borduurwerk ver-sierd, hetzij met een bree-den rand, of met verschei-dene smalle randen zooals men dit op de hiernevens gaande afbeeldingen zien kan. Zulke soort van stoelen worden ver-der gegarneerd met wollen of chenille koord, met franje, kwasten, rozetten, of passe-ment. In een der volgende afl. van de Gracieuse zullen wij ta-pisserie-patronen geven, bij-zonder geschikt om tot versie-ring van fauteuils te dienen.
12 DE GRACIEUSE. [1 Januarij 1865. 3e Jaargang.]
Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.
UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.
No. 61. Glazen of flesschen bakje. Oorspronkelijke grootte.
Mozaïk kralenwerk.
Verklaring der teekens:
melkwitte, blaauwe,
gouden gegalvaniseerde
kralen.
No. 62. Patroon voor het
bakje. In mozaïek, bij
Afb. No. 61.
Verklaring der teekens:
melkwitte, blaauwe,
gouden gegalvaniseerde
kralen.
No. 63. Patroon voor het fles-
schenbakje onder No. 61.
No. 64. Gehaakte handvatsel
voor eene karwats.
No. 65. Brieven-band.
No. 66. Fantasie-stoel met borduurwerk.
No. 67. Fantasie-stoel met borduurwerk.