De Gracieuse 1 January 1865 | Page 11

grootte en de vorm hangen af van het binnenwerk. Het spreekt van zelf dat men wat het haakwerk aangaat vrij is in de keus der kleuren, met het

oog op het praktische zouden donkere kleuren zooals paars met zwart, of blaauw met zwart zeer doel-matig zijn.

Twee heeren-chemisetten.

Afb. 55 en 56.

Het model van deze voorhemdjes waarvan wij hiernevens de afbeelding geven is vervaar-digd uit wit fijn linnen of batist en voorzien

van eene soort van lussen om het opschorten te verhinderen; dat als een zeer eenvoudig

en doelmatig middel kan worden aange-merkt. Zoo als men dit op afb. 55 kan zien worden deze lussen van voren aan beide zijden in de dwarste op de chemiset gehecht en die-

nen om er de bretels doorheen te

steken, waardoor het hemdje steeds dezelfde plaats behoudt. Aan de achterzijde zet men aan

elk der zijkanten een reep der stof ― de lengte hangt af van

den omtrek van de figuur ― deze worden met het zelfde doel

als de lussen op de voorzijde, van achteren toegeknoopt. De wijze waarop het voorhemdje moet worden vervaardigd durven wij als al-gemeen bekend vooronderstellen.

Russisch kieltje voor

knaapjes van 5―7 jaar.

Knippatroon voorzijde van

het Supplement No. III,

Fig. 9―11.

Wij houden ons ver-zekerd dat dit eenvoudige kieltje dat uit elke stof kan vervaardigd worden en zeer lief kleedt, met

graagte door alle moeders zal worden ontvangen. Ons model

is vervaardigd uit zijden popeline ― tusschenkleur blaauw ― ofschoon deze stof bijzonder fraai is, wordt zij daaren-boven nog met een goud-lintje ¾ d. breed gegarneerd. Het uitsnijdsel van de hals en de onderzijde der mouwen zijn met een geborduurd strookje voorzien. In plaats van goud-lint kan men ook zeer goed fluweel lint of soutache, zwart wollen of zijden band, nemen.

Voor dit kieltje heeft men noodig: 140 d. stof, 60 d.

breed.

Zoowel

het voor-

als het

achterstuk

worden

naar fig.

9 elk afzon-

derlijk en wel

aaneen geknipt,

van boven op den

schouder rekent men op een goeden inslag,

die mede van onderen

aan den rand 3―4 duim

moet bedragen, voor den zoom van het kieltje. Met eene dubbele lijn heb-ben wij in het voor-

stuk aan de linkerzijde de plaats voor de split aan-gegeven. Het kieltje wordt

eerst met shirting gevoerd, daarna zet men aan beide zijden van de split een belegsel van de

bovenstof dat aan de regte

zijde over de split heen komt

en van onderen in de dwars-

te, over het andere deel der opening heen

met een steekje wordt

vastgehecht.

Het voor- en achter-stuk wordt nu op zijde

van N tot P aaneen-

genaaid,

drie ge-deelten op

elkaar, ter-wijl men met het

vierde (de voering) den naad overnaait, waardoor de inslagen die naar binnen vallen bedekt zijn; daarna wordt het kieltje van onderen gezoomd. Nu knipt men naar Fig. 10 de mouw aaneen, van onderen

2 duim langer voor den omslag en naar Fig. 11 het ruitje; dit wordt

er van ster tot het dubbele punt even als aan een hemdsmouw aan-

genaaid; men zet haar daarna O op O, P op P in het armsgat. Het uitsnijdsel van den hals boort men met een schuinen reep 2 duim

breed, en garneert het kieltje vervolgens met het een of ander beleg-

sel, wij hebben hiervoor zoowel van onderen aan den rand als op

de mouw en aan de zijde van de split op de knippatronen de plaats

aangeduid. De belegsel loopt ook om den hals over het boord-seltje heen.

Beschrijving van een eenvoudig kapsel.

Afb. No. 58 en 59.

Van deze Coiffure geven wij eene zeer naauwkeu-rige en volledige afbeelding hoofdzakelijk met het doel om onze abonnées te doen zien hoe de op kam-metjes gemonteerde “crêpés” worden vastgemaakt, alsmede om haar eene handleiding te geven om de ineengedraaide haarstreng te vervaardigen, die, gewoonlijk in den nek aangebragt, dient om er de ver-schillende tressen of vlechten van voor- en achterhaar in vast te steken. Voor dit knotje kan men een streng haar, stijf in elkander draaijen of ook wel vlechten en dan vast ineen om een haarspeld heen

in de rondte winden. Afbeelding 58 toont dit duidelijk aan. boven dit knotje wordt nu het achterhaar, voor den chignon bestemd, in de

hoogte gekamd en de punten, hetzij het

haar glad of wel gegolfd is, stijf in elkaar ge-

vlochten. Voor het overige gedeelte van de coif-

fure waarvoor men twee crêpés noodig heeft, wordt het haar in tweeën gedeeld. De crêpé die

bestemd is om de bovenste banden op te hou-

den, wordt in eene horizontale rigting zoo digt

mogelijk bij het voorhoofd bevestigd, waartoe

men met de eene hand het naar boven gekamde

haar strak aanhaalt en met de andere de crêpé

er in steekt, deze naar achteren ombuigt en er

het haar over heen kamt. De tweede crêpé

wordt loodregt in het haar gestoken, waarvoor

men het achterhaar strak naar voren trekt en daarachter de crêpé vastmaakt. Men hecht de

einden van de bovenste banden met het haar

dat over de onder-ste crê-

pé naar achteren wordt ge-kamd vast. Eindelijk vindt men op Afb. 59 aangewe-

zen hoe men verder te handelen hebbe. Om den chignon te voltooijen moet men het gevlochten gedeelte van onderen

naar binnen omslaan en aan het knotje haar vasthechten.

Glad hoog lijf.

Afb. No. 60. Knippatroon keer-

zijde van het Supplement No.

XIII. Fig. 33―43.

Dit kleedje met hoog slui-tend lijf, Afbeelding No. 60

is vervaardigd uit grijs zij-

den popeline; het heeft van voren en van ach-teren in het midden van den rok een breeden zoom met groote zwart

fluweelen knoopen bezet. Dit garnituur is tegenwoordig weder zeer in de mode. De breede ceintuur die naar den vorm

der taille rond gesneden, van voren met een stalen gesp wordt gesloten, bestaat almede uit zwart fluweel; ook de boordje

van onderen en het belegsel van boven op de mouw, mede door stalen gespen vastgehouden, het kleine opstaande kraagje en de strik van het dasje zijn van dezelfde stof vervaardigd. Al deze gedeelten zijn met witte zijde met den kettingsteek geborduurd en met stalen kralen versierd. Op de keerzijde

van het Supplement hebben wij

in oorspronkelijke grootte een punt

van het boordje van de mouw

met het borduurpatroon afgetee-kend. Het lijf uit vijf gedeelten,

fig. 33―37,

bestaande, wordt ge-

voerd met witte

shirting; dezen wor-

den volgens de over-

eenstemmende let-

ters aan elkander

gezet. Voor de ste-

vigheid kan men te-gen de beide buiten-zijden der voorstuk-

ken waar knoopen en

knoopsgaten wor-

den aangebragt

een belegsel van

een reep der bo-

venstof 4 duim breed naaijen. Tot op de helft van onderen af, wordt aan

den binnenkant tegen de borstplooijen een balein-tje gehecht. De mouw in

twee gedeelten naar Fig. 39 te knippen

wordt van N tot O,

en van P tot Q

aaneengenaaid,

van buiten met het boordje ―

naar Fig. 40

te snijden ―

en van bin-

nen met een ruche van

wit taffen

lint ge-garneerd.

Dit

boordje

wordt met zwart gaas en de punt die los blijft hangen met zwarte taf gevoerd en verder zoo wel van boven als van onderen, naar aanwijzing

der teekens en der letters op en aan de mouw vastgehecht. De

plaats waar de gesp op het boordje komt, en waar het alzoo ge-sloten wordt is door O tot ster aangeduid. Bij het inzetten van de

mouw moet Q op A in het lijf sluiten. Voor het gar-

nituur aan de bovenzijde der mouw knipt men het eene gedeelte naar Fig. 41 en het andere naar Fig. 42,

voert eerst het borduurwerk uit, legt er dan een ga-

zen taffen voering achter en naait vervolgens van Fig.

42 R op R, N op N, ster op ster en van Fig. 41 R

op R, Q op Q, punt op punt van boven op de mouw

langs den omtrek van den naad, steekt het schuin toe-

geknipte eind van No. 41 door eene gesp en hecht het

dan met kruis op de plaats op Fig. 42 eveneens door

kruis aangeduid daarop vast. Het kleine kraagje Fig.

38 wordt ook met borduurwerk versierd, dan ge-voerd en vervolgens L op L, M op M rondom het uitsnijdsel van den hals gezet, dat alvorens met een

reepje zijde geboord is. Het lijf is van onderen ook ge-

boord doch met de stof van het kleedje, de rok is

met plooijen die naar voren tot elkander loopen, aan-

gezet, van achteren heeft hij eene rij dubbele plooijen die te zamen eene breedte van 15 duim beslaan, in

het midden bevindt zich de breede zoom, met knoopsga-ten voorzien, de daaronder liggende zoom bevat knoopen,

No. 60. Glad hoog lijf. Knippatroon, keerzijde van

het Supplement No. XIII, Fig. 33―43.

[1 Januarij 1866. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 11

No. 59. Een eenvoudig kapsel, voorgesteld onder

Afbeelding B.

No. 58. Een eenvoudig kapsel, voorgesteld onder

Afbeelding A.

No. 57. Russisch kieltje voor knaapjes

van 5―7 jaar.

Knippatroon: voorzijde van het Supple-

ment No. III, Fig. 2―11.

No. 55. Heeren-Chemisette met bretels.

Voorzijde.

No. 56. Heeren-Chemisette van achteren.

Achterzijde.

No. 54. Voetbank in den vorm van een vastgegespten plaid.