De Gracieuse 1 December 1866 | Page 2

204 DE GRACIEUSE. [1 December 1866. 4e Jaargang.]

patroon aange-zet. Naar fig. 10 en 11 knipt men uit bovenstof en shirting voor voering, het voor-ste en achterste gedeelte van het boord en wel elk in het midden aaneen. Hierop maakt men in elk der beide voor-ste helften langs de dubbele lijn op het knippatr. voorgeteekend de insnijding voor het zakje en zet aan de afgeknipte

randen een naar binnen hangend zakje van shirting. Nadat op elk der patten voor de zakjes, vol-

gens aanwijzing op het knippatroon, een lap cachemir naar den vereischten vorm geknipt, is gestikt, worden zij met inachtneming van de cijfers, op de voorste helft van den pantalon ge-

naaid. Daarna verbindt men elk der laatsten van 15 tot 16 en van 17 tot 18 met de beide ach-terste helften, legt in deze van 15 tot 15 een smal zoompje, en stikt op elken zijnaad volgens aanwijzing op het knippatr. van 15 tot 16 een reep cachemir 4½ d. breed. Als de zoom in den onderrand van de beide helften van den pantalon is gelegd, dan zet men ze van voren en van achteren volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar en zoomt de afgeknipte randen voor de split die van 19 tot 20 open blijft, smal om. In den bovenrand van den pantalon legt men plooien door elk kruis op punt te hechten, en zet hem dan volgens de overeenstemmende cijfers tusschen de dubbele stof van een boord. Het boord wordt met knoopen en knoopsgaten voorzien.

Voor het vest knipt men uit bovenstof en shirting voor voering, naar fig. 12 de beide voor-stukken, verder mar alleen van shirting, naar fig. 13 den rug, van achteren in het midden aaneen, en naar fig. 14 de beide gedeelten voor het gespboordje. Men maakt in elk der voor-stukken volgens aanwijzing op de knippatronen, langs de voorgeteekende dubbele lijn eene insnij-ding en zet aan de doorgeknipte randen een naar binnen hangend zakje; dit laatste moet echter vooraf aan den bovenrand op de onderste laag der stof met een lapje der bovenstof worden be-kleed, om de witte voeringstof te bedekken. Eindelijk boort men de afgeknipte randen van de insnijding, met het zakje verbonden, zooals dit is voorgeteekend met een reepje zwart cachemir ¾ d. breed. Als men de voorstukken op de voering geregen en bovendien tegen den voorkant en onderrand een reep der bovenstof 5 d. br. heeft gezet, dan wordt het linker voorstuk met de voorgeteekende knoopsgaten, het rechter met stalen knoopen versierd. men boort de afgeknipte randen van onderen, langs den voorkant en om het uitsnijdsel van den hals met cachemir, en verbindt daarna volgens de overeenstemmende cijfers de voorstukken met den rug; naar aanwij-zing op het knippatroon moet men bij het uitvoeren van den zijnaad tevens de gespboordjes, vooraf vervaardigd, meevatten. Zij worden nadat het linker met een kleinen stalen gesp is voor-zien, nogmaals zooals dit is voorgeteekend, op den rug vastgehecht. Langs den buitenrand wordt de dubbele stof van den rug tegen elkaar genaaid. ― Voor de jaquette knipt men naar elk der fig. 15 en 17 twee gedeelten voor de voorstukken en de mouwen, naar fig. 16 den rug, langs het midden aaneen, naar fig. 18 de lus. Men verbindt den rug met de voorstukken vol-gens de overeenstemmende cijfers en bedekt den afgeknipten rand der stof, naar de rechter zijde omgeslagen, met den reep garnituur, gedeeltelijk voorgeteekend. Men naait elke mouw van 35

tot 36 toe, legt er het garnituur op de hierboven vermelden wijze op, en voegt haar dan zooda-nig in het armsgat, dat zij met 37 op hetzelfde cijfer van het voorstuk sluit. Op de lus uit bo-venstof vervaardigd, wordt een lap cachemir naar den vereischten vorm geknipt, gestikt, waarna men er het knoopsgat in maakt. Eindelijk wordt de lus volgens aanwijzing op het knip-patroon met een knoop, aan den bovensten hoek op het linker voorstuk genaaid; op het rechter voorstuk zet men daarentegen op die plaats een knoop. Behalve de lus wordt de jaquette nog

met haken en oogen voorzien.

Gebreide kant met glansgaren doorgeregen.

Afbeelding No. 31.

Het patroon van deze kant vormt aan den onderrand 3 rijen verzet liggende gaatjes, die met

glansgaren zijn omgetrokken. Men breit deze kant in de dwarste in heen en teruggaande toeren en begint met een opzetsel van 15 steken. ― 1―4. toer. 1 steek afhalen, 14 recht. ― 5. toer. 6 r., 2 steken opzetten, mind., 1 r., 2 stek. opzet., mind., 1 r., 2 stek. opzet., mind., 1 r. ―

6. toer. 3 r., 1 aver., 3 r., 1 aver., 3 r., 1 aver., 6 r. ― 7. Toer. 1 afh., 17 r. ― 8. toer. De 3

eerste steken afkanten, zoodat er weder 15 steken op de naald zijn. ― Men herhaalt gedurig van den 3. tot den 8. toer, totdat de kant de gewenschte lengte verkregen heeft, en omrijgt daarna de gaatjes van de kant met glansgaren tusschen beide van grofte, zooals de afb. aantoont.

No. 5. Patroon (rand met een hoek) voor een tafelkleed. Wit borduurwerk en application.

Zie afbeelding No. 5―7 in het vorige nummer.

No. 4. Kant in geknoopte

guipure.